In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2025 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1994, die lijdt aan een psychotische stoornis en stemmingsproblematiek. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 25 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, na een eerdere machtiging die op 23 september 2024 was verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2025 zijn verschillende betrokkenen verschenen, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, mr. J. Broijl. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis bij betrokkene, die sinds 2019 in behandeling is. Er zijn zorgen over zijn medicatie-inname en het risico op psychotische decompensatie, vooral na het staken van medicatie en in combinatie met middelengebruik. De rechtbank heeft de wens van betrokkene om medicatie pas in te nemen bij symptomen van psychische decompensatie genoteerd, maar benadrukt de noodzaak van professionele begeleiding. De rechtbank concludeert dat er dreigend ernstig nadeel is, wat een zorgmachtiging rechtvaardigt.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging voor een afwijkende duur van zes maanden verleend, in plaats van de door de officier verzochte twaalf maanden, om betrokkene voldoende perspectief te bieden. De beschikking is mondeling gegeven door rechter K.Th. van Barneveld en schriftelijk uitgewerkt op 31 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.