Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1993, die lijdt aan een bipolaire I-stoornis en een stoornis in cannabisgebruik. De rechtbank heeft op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, aansluitend op een eerder verleende zorgmachtiging die op 27 maart 2024 was verleend.
De procedure begon met een verzoekschrift van de officier van justitie, ingediend op 25 februari 2025, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2025 was de betrokkene aanwezig, samen met zijn advocaat, maar de officier van justitie was niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang.
De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling te accepteren. De rechtbank heeft de noodzakelijkheid van verplichte zorg onderbouwd en de toegewezen vormen van zorg als evenredig en effectief beoordeeld. De zorgmachtiging is verleend tot en met 17 maart 2026, met de mogelijkheid tot het treffen van specifieke maatregelen ter bescherming van de betrokkene en de maatschappij.