Op 16 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelde dat de thuissituatie van de kinderen onvoldoende is verbeterd, waardoor een terugkeer naar huis op dit moment niet mogelijk is. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor drie maanden, om de situatie nauwlettend in de gaten te houden. De kinderrechter benadrukt het belang van stappen richting verbetering van de opvoedsituatie en de noodzaak voor de moeder om open te staan voor hulpverlening.
De procedure begon met een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar wilde verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2025 waren de moeder, de stiefvader, de gezinshuisouder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de mening van de minderjarigen gevraagd en vastgesteld dat er een taalbarrière was, waarvoor een beëdigde tolk is ingeschakeld.
De kinderrechter concludeert dat de zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen nog steeds ernstig zijn. De moeder biedt onvoldoende toezicht en structuur, en er zijn zorgen over haar beschikbaarheid en hygiëne in de woning. De kinderrechter verzoekt de GI om voor de pro forma datum van 1 juni 2025 een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.