ECLI:NL:RBROT:2025:5091

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
C/10/696461 / JE RK 25-587
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met zorgwekkend gedrag

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 4 april 2025, wordt een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, geboren in 2010, die zorgwekkend gedrag vertoont, waaronder agressie en drugsgebruik. De kinderrechter oordeelt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die sinds 27 maart 2025 gedetineerd is. De minderjarige heeft eerder in een kleinschalige woonvoorziening verbleven, maar is teruggekeerd naar zijn ouders, wat heeft geleid tot onveilige situaties in de thuissituatie. De ouders zijn overbelast en de minderjarige vertoont sterk zelfbepalend gedrag. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft een verzoek ingediend voor een machtiging tot opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De kinderrechter concludeert dat deze maatregel noodzakelijk is om de minderjarige te stabiliseren en hem de benodigde structuur en begeleiding te bieden. De machtiging wordt verleend van 4 april 2025 tot 4 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/696461 / JE RK 25-587
Datum uitspraak: 4 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd in Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M. Mook, kantoorhoudende in Dordrecht.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
wonende in [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder,
[naam vader],
wonende in [woonplaats] , hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verzoekschrift (met bijlagen) van de GI van 20 maart 2025 is binnengekomen bij de rechtbank op 21 maart 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord door de kinderrechter, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam] .

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Op 21 december 2023 is [minderjarige] door de kinderrechter in deze rechtbank onder toezicht gesteld van de GI. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Bij beschikking van 6 december 2024 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot 21 december 2025.
2.3.
[minderjarige] verblijft sinds 27 maart 2025 gedetineerd bij [naam inrichting] .

3.Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er zijn zorgen over [minderjarige] op alle leefgebieden. Tot en met december 2024 verbleef hij bij Het Alternatief. Omdat hij daar niet langer wilde blijven, is hij teruggekeerd naar de ouders. [minderjarige] gaf aan behoefte te hebben aan meer vrijheid en was nog niet bereid om zijn straatactiviteiten en het contact met zijn netwerk te verbreken. De thuissituatie verloopt echter problematisch. [minderjarige] vertoont sterk zelfbepalend gedrag, loopt regelmatig weg en er vinden veel conflicten en escalaties plaats. Er is sprake van acute onveiligheid binnen het gezin en de ouders zijn overbelast geraakt. Op dit moment verblijft [minderjarige] in detentie in verband met een verdenking van een strafbaar feit. Hij geeft zelf aan behoefte te hebben aan duidelijke kaders en de structuur van een gesloten plaatsing. Het vinden van een geschikte verblijfsplek blijkt een uitdaging. Om dit proces te versnellen, is een machtiging noodzakelijk. Ook het Expertiseteam Complexe Zorg is betrokken bij deze zoektocht. In de komende periode is het van belang dat [minderjarige] tot rust komt en stabiliseert, zodat hij kan worden doorgeplaatst naar een passende vervolgplek.

5.Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het gaat steeds slechter met [minderjarige] . Hoewel hij baat heeft bij duidelijke kaders, leidt het stellen van grenzen door de ouders regelmatig tot problemen. Om escalaties te voorkomen en de rust in huis te bewaren, hebben de ouders de afgelopen drie maanden ervoor gekozen om de touwtjes enigszins te laten vieren. De moeder wil het beste voor [minderjarige] en hoopt dat een gesloten plaatsing hem de structuur en ondersteuning biedt die hij nodig heeft.

6.Het standpunt van de vader

De vader stemt ter zitting in met gesloten plaatsing van [minderjarige] . Hij ziet op dit moment geen andere oplossing. De huidige situatie is zorgelijk en onprettig. Hopelijk komt [minderjarige] tot inkeer en staat hij open voor begeleiding, zodat hij de nodige stappen vooruit kan zetten.

7.Het standpunt van [minderjarige]

Door en namens [minderjarige] wordt ter zitting ingestemd met gesloten plaatsing. [minderjarige] (h)erkent de zorgen en is gemotiveerd om te werken aan een betere situatie. [minderjarige] erkent de noodzaak van hulp, begrenzing en structuur en ziet het nut van een gesloten plaatsing. Dat is nodig om te kunnen stabiliseren. Tegelijkertijd geeft [minderjarige] aan dat hij al veel heeft geleerd en dat hij alleen is gestopt met het toepassen van deze inzichten. Daardoor is een gesloten plaatsing van zes maanden niet nodig. Hij vindt een termijn van drie maanden meer passend. Ook de betrokken gedragswetenschapper heeft in haar instemmingsverklaring aangegeven dat, hoewel zij instemt met een machtiging voor zes maanden, het mogelijk is dat [minderjarige] eerder kan doorstromen naar een open setting.

8.De beoordeling

8.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1] De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
8.2.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de net 15-jarige [minderjarige] . Hij vertoont zorgwekkend gedrag, waaronder agressie en drugsgebruik, en zelfbepalend gedrag in de vorm van het structureel niet accepteren van de grenzen die volwassenen stellen. Vanaf november 2024 verbleef [minderjarige] , in het kader van de eerder door de kinderrechter verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , bij Het Alternatief, een kleinschalige woonvoorziening. Na enkele weken heeft hij dat verblijf beëindigd en is hij teruggekeerd naar huis. Hij weigerde mee te werken aan terugkeer naar Het Alternatief. Sinds [minderjarige] weer bij zijn ouders verblijft, zijn er in de thuissituatie onveilige en zorgelijke situaties ontstaan, met name door zijn verbaal en fysiek agressieve gedrag. De spanningen en escalaties zijn zowel in ernst als in frequentie toegenomen, waardoor de ouders zich niet langer veilig voelen in hun eigen woning. De politie heeft er meerdere malen aan te pas moeten komen. Inmiddels is [minderjarige] ook buitenshuis met de politie in aanraking gekomen: hij is pas geleden opgepakt op verdenking van het plegen van een straatroof. De zorgen over [minderjarige] zijn daarmee nog groter geworden. Daarnaast loopt [minderjarige] veelvuldig weg. Onduidelijk is waar hij dan verblijft.
8.3.
Deze situatie heeft geleid tot een overbelasting van de ouders. De GI heeft samen met de ouders en [minderjarige] geprobeerd om een andere plek voor [minderjarige] te vinden, maar dat is niet gelukt. Meerdere jeugdhulpaanbieders hebben te kennen gegeven [minderjarige] niet te kunnen plaatsen vanwege zijn problematiek, of [minderjarige] gaf zelf aan weg te zullen lopen als hij op de betreffende plek zou worden geplaatst.
8.4.
[minderjarige] verblijft op dit moment in detentie bij [naam inrichting] in verband met de verdenking van het plegen van een straatroof. Ter zitting heeft de advocaat van [minderjarige] aangegeven dat [minderjarige] geschorst is, zodra er een plek beschikbaar is binnen een gesloten setting waar hij kan verblijven.
8.5.
Positief is dat [minderjarige] enig zelfinzicht toont en beschikt over probleembesef. Hij (h)erkent de zorgen die er zijn en geeft aan gemotiveerd te zijn voor een gesloten plaatsing. Hij erkent dat hij de begrenzing en structuur van een gesloten setting nodig heeft om tot stabilisatie te kunnen komen en om stappen vooruit te kunnen zetten.
8.6.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat verblijf van [minderjarige] binnen een gesloten setting op dit moment het meest passend voor hem is. Een gesloten plaatsing is noodzakelijk en in het belang van [minderjarige] . De gedragswetenschapper die [minderjarige] kort geleden heeft onderzocht, komt ook tot deze conclusie.
8.7.
Belangrijk is dat er zo snel mogelijk een geschikte plek voor [minderjarige] wordt gevonden die hem de nodige kaders, begrenzing, structuur en veiligheid biedt, zodat hij kan stabiliseren en tot rust kan komen en van daaruit stappen vooruit kan zetten.
8.8.
Voor wat betreft de duur van de machtiging overweegt de kinderrechter dat een periode van drie maanden, naar verwachting van de gedragswetenschapper, te kort is om tot verandering te kunnen komen. De machtiging wordt daarom verleend voor de duur van de verzochte zes maanden. Als blijkt dat [minderjarige] eerder kan doorstromen naar een open setting, staat deze machtiging daar niet aan in de weg.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 4 april 2025 tot 4 oktober 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025 door
mr. drs. H. Biemond, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 11 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).