ECLI:NL:RBROT:2025:5082

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
10-710240-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot afpersing met geweld en bedreiging, met slachtoffers in de woning

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing. De verdachte werd veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. De feiten vonden plaats tussen 28 oktober 2019 en 31 oktober 2019, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de slachtoffers in hun woning heeft bedreigd en mishandeld. De slachtoffers werden vastgebonden, gewaterboard en onder druk gezet om geld af te geven, terwijl hun kinderen zich in de woning bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een sturende rol had gespeeld in de afpersing, ondanks dat hij niet fysiek aanwezig was tijdens de feitelijke handelingen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een strafkorting van zes maanden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-710240-19
Datum uitspraak: 28 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteland] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
bijgestaan door raadsman mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2021 en 14 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Er is sprake van medeplichtigheid, omdat de verdachte door het zenden van de berichten, het met elkaar in contact brengen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en het delen van het adres van de familie [achternaam] daadwerkelijk hulp heeft verleend aan een poging tot afpersing. De verdachte heeft hierbij dubbel opzet gehad, zowel opzet op het verlenen van die hulp als opzet op de afpersing zelf.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Medeplichtigheid aan een strafbaar feit is kort gezegd het opzettelijk behulpzaam zijn bij of gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het misdrijf. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af over de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde.
Tussen de medeverdachte [medeverdachte 1] en de slachtoffers bestond een langlopend financieel conflict, waarbij [medeverdachte 1] van mening was dat de slachtoffers hem een zeer groot geldbedrag schuldig waren. Met als doel dit geld terug te krijgen, reisde [medeverdachte 1] naar Nederland. Tijdens zijn zoektocht ontmoette hij voor het eerst de verdachte, door hem ‘de professor’ genoemd, die – na het horen van [medeverdachte 1] ’s motief – hem in contact bracht met [medeverdachte 2] . Via WhatsApp en de Koreaanse chatapp Kakao Talk vonden vervolgens gesprekken plaats tussen [medeverdachte 1] en de verdachte, waarin de verdachte aangaf dat hij een man kende, [voornaam medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ), die ervaring had met het bedreigen en intimideren van mensen en die zich voordeed als CIA-agent en een
license to killzou hebben. De verdachte heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dus met elkaar in contact gebracht. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] begaven zich vervolgens naar de woning van de slachtoffers. Tijdens deze autorit heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] telefonisch bedreigd, onder meer door te stellen dat als het slachtoffer niet zou betalen, hij met zijn gezin naar Afrika zou worden gebracht waar zij dan gemarteld en gevild zouden worden.
In de woning werden de slachtoffers verhoord en steeds verder onder druk gezet door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De verdachte had hierbij continu telefonisch contact met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte zei dat hij het slachtoffer hard aan moest pakken en moest bedreigen. Volgens het slachtoffer [slachtoffer 1] leek het erop dat de verdachte steeds vertelde wat [medeverdachte 1] moest doen. Hij heeft daarbij ook de opdracht gegeven om de paspoorten van de slachtoffers mee te nemen. De verdachte heeft [medeverdachte 2] bovendien geadviseerd om uit Nederland te vertrekken toen [medeverdachte 1] was aangehouden.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Het is de verdachte geweest die [medeverdachte 1] heeft aangezet tot een harde aanpak van de slachtoffers. Zonder het in contact brengen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door de verdachte, had de poging tot afpersing niet op deze wijze plaatsgevonden. Het was namelijk vooral [medeverdachte 2] die daarin een grote rol speelde. Weliswaar was de verdachte bij de feitelijke handelingen niet fysiek aanwezig, maar dat neemt niet weg dat hij op afstand een sturende en dreigende rol heeft gehad. Ook achteraf heeft hij een bepalende rol gehad, door [medeverdachte 2] te adviseren het land te verlaten. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen. Ook de handelingen die feitelijk zijn verricht door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kunnen daarom aan de verdachte worden toegerekend.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing. Het primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 28 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Barendrecht en Den Haag meermalen telkens tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat geheel aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde,
- in de woning van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft verbleven en
die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en/of de kinderen [achternaam] heeft opgewacht en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] of zijn mededader heeft
gezegd en gevraagd dat
 hij de kinderen naar bed moest brengen dat hij dan niet agressief tegen die kinderen zou worden en
 dit pas de eerste fase was en dat de tweede fase pijn zou doen en
 waar het geld was en hoeveel geld die [slachtoffer 2] had en
 hij de benen van die [slachtoffer 2] zou breken en
 hij genoeg tijd had om dit te doen en hij door zou gaan
tot fase 6 en
 hij de kinderen van de [slachtoffer 2] zou gaan neuken en
 hij die [slachtoffer 2] in een tas zou stoppen en dat dit wel zou passen
en
 hij die [slachtoffer 1] zou vermoorden als hij weg zou lopen en
 die [slachtoffer 1] geld over moest maken en 1,7 miljoen bij elkaar moest
krijgen en
 die [slachtoffer 1] hoe dan ook dood zou gaan, maar als hij het geld bij elkaar
zou krijgen zijn familie het zou overleven en
 hij een persoon in Afrika kent en een aangifte kan opstellen en
dit naar de school van de kinderen kan sturen, zodat de kids van school af
moeten en hij naar Afrika zou laten komen om hem te villen,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en
  • die [slachtoffer 2] heeft mishandeld en
  • een handdoek en/of oogmasker over de ogen van die [slachtoffer 2] heeft
gebracht en
  • de handen van die [slachtoffer 2] met tie-rips bij elkaar heeft gebonden en
  • het ondergoed van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en
  • een mes tegen het lichaam en in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft
  • geplaatst endie [slachtoffer 2] met tie-rips aan een bed vast heeft gebonden en
  • het zogenaamde waterboarding bij die [slachtoffer 2] heeft toegepast en
  • in de buik van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en getrapt en
  • de benen van die [slachtoffer 2] in een tas heeft geplaatst en
  • die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar/zijn/hun
bankgegevens en wachtwoorden te geven/tonen en
- de paspoorten van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de kinderen van die
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft afgepakt en
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen om in de auto van verdachte en/of zijn
mededader(s) te stappen en
  • de woning van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft doorzocht ende handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug heeft gebonden en
  • een mes aan die [slachtoffer 1] heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij op grond van de richtlijnen aanvankelijk een gevangenisstraf van 30 maanden wilde eisen. Volgens haar moet de strafeis echter worden bijgesteld, allereerst vanwege vormverzuimen in het vooronderzoek. Deze vormverzuimen moeten op dezelfde manier in de strafmaat worden verdisconteerd als de rechtbank heeft gedaan in de zaak [medeverdachte 1] . Daarnaast acht zij het noodzakelijk de strafeis bij te stellen vanwege het tijdsverloop sinds de pleegdatum.
7.2.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing. Alhoewel de verdachte slechts op afstand heeft gehandeld, heeft hij [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] in contact gebracht en heeft hij aangestuurd op het gebruiken van geweld. Dit alles met het oogmerk om de slachtoffers te dwingen geld te geven aan [medeverdachte 1] . Het handelen van de verdachte heeft geleid tot het toepassen van buitensporig geweld. Zo is het slachtoffer [slachtoffer 2] vastgebonden, geslagen en bedreigd, en heeft zij urenlang in doodsangst moeten verkeren, terwijl haar jonge kinderen in een andere kamer waren. In de kamer daarnaast is haar man, [slachtoffer 1] , eveneens bedreigd en gedwongen inloggegevens af te geven. Al deze gebeurtenissen vonden plaats in de woning van de slachtoffers.
Deze daden hebben grote gevolgen gehad voor de twee slachtoffers en hun kinderen, zo blijkt uit hun slachtofferverklaringen. De verdachte heeft tijdens de verhoren bij de politie op geen enkele manier verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn gedragingen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank komt tot de volgende conclusies.
Algemeen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Deze straf is hoger dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen verklaart.
Aan de medeverdachte [medeverdachte 1] is een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met een aantal strafverlagende omstandigheden, waaronder vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek en de detentieomstandigheden.
De rechtbank vindt in beginsel in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend, gelet op de sturende rol van de verdachte voorafgaand, tijdens en na de poging tot afpersing.
Vormverzuim
In het vooronderzoek is sprake geweest van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. De medeverdachte [medeverdachte 1] is immers bij de politie verhoord met behulp van een niet-beëdigde tolk, zonder dat sprake was van spoed, zoals de Wet beëdigde tolken en vertalers voorschrijft. Daarnaast zijn de verhoren van de aangevers en verdachten in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten, niet auditief en visueel opgenomen. Ook zijn de aangever en getuige [slachtoffer 1] niet met de juiste tolk verhoord. Het is echter niet gebleken dat de verdachte door deze vormverzuimen in zijn belangen is geschaad. Er zijn geen verweren gevoerd met de strekking dat de inhoud van de verhoren wordt betwist. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat bij het bepalen van de hoogte van de straf hiermee geen rekening hoeft te worden gehouden. De rechtbank volstaat met alleen de constatering van de vormverzuimen.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 16 november 2019, toen de verdachte in verzekering werd gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van 5,5 jaar verstreken.
Er is in deze zaak sprake van bijzondere omstandigheden. De raadsman van de verdachte heeft in maart 2021, nadat hij lange tijd geen contact kon krijgen met de verdachte, het verzoek gedaan om medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige te horen. Dat verzoek is door de rechtbank toegewezen en de zaak is verwezen naar de rechter-commissaris. Op dat moment was niet duidelijk waar de getuige zich bevond, zijn laatst bekende verblijfplaats was Singapore. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 15 maart 2023 blijkt dat de getuige zich in Zuid-Korea bevond en dat er ten behoeve van een rechtshulpverzoek bij e-mailbericht van 14 februari 2023 vragen voor de getuige zijn opgevraagd bij de verdediging en de officier van justitie. Hierop heeft de raadsman van de verdachte te kennen gegeven dat hij geen contact heeft met de verdachte en dan ook geen vragen heeft voor de getuige. Omdat de rechter-commissaris ook rechtstreeks geen contact kon krijgen met de verdachte en ook de officier van justitie geen vragen voor de getuige heeft ingediend, is de getuige uiteindelijk niet gehoord en heeft de rechter-commissaris zijn onderzoek afgesloten. De zaak is vervolgens, ruim twee jaar later, op de terechtzitting van 14 april 2025 behandeld.
Hoewel er sprake is van bijzondere omstandigheden, die overigens deels voor rekening van de verdachte komen door het gebrek aan contact met zijn raadsman, is ook na het afsluiten van het onderzoek door de rechter-commissaris de zaak lang blijven liggen. De redelijke termijn in deze zaak is daarom geschonden. Daarom zal als compensatie een korting van zes maanden worden gegeven.
Conclusies
Alles afwegend acht de rechtbank de een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat zij hebben bedoeld de door hen in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] ingediende (onderbouwing van de) vorderingen ook in dit geding in te dienen.
8.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 1.309,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 20.000,- aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte, gelet op zijn aandeel, aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die voortvloeit uit het toegepaste geweld tegen de benadeelde partij. De vordering dient te worden toegewezen overeenkomstig het bedrag dat is toegekend in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] , vermeerderd met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, wordt de vordering toegewezen.
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 3.000,- aan materiële schade en een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte, gelet op zijn aandeel, aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die voortvloeit uit het toegepaste geweld tegen de benadeelde partij. De vordering dient te worden toegewezen overeenkomstig het bedrag dat is toegekend in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] , vermeerderd met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019.
Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de diefstal van het geldbedrag van € 3.000,- in deze zaak geen onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging.
Nu de vordering van de benadeelde partij slechts gedeeltelijk zal worden toegewezen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
8.3.
Conclusies
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van € 6.309,10 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over het overige deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 6.309,10 (zegge: zesduizend drie honderdnegen euro en tien cent), bestaande uit € 1.309,10 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag voor immateriële schade van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen
€ 6.309,10(hoofdsom,
zegge: zesduizend drie honderdnegen euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door 66 (zesenzestig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door 20 (twintig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I.M. Sinon en H.A. Wolterink, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
28 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Barendrecht en/of Den Haag en/of
Leiden, in elk geval in Nederland,
(meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot
de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde,
  • zich heeft/hebben voorgedaan als een agent/rechercheur uit Amerika en/of
  • in de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben verbleven en/of
  • die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of de kinderen [achternaam] heeft/hebben opgezocht
en/of achtervolgd en/of opgewacht en/of geobserveerd en/of
- tegen/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of zijn mededader heeft/hebben
gezegd en/of gevraagd dat
 hij/zij de kinderen naar bed moest brengen dat hij/zij dan niet agressief tegen die kinderen zou(den) worden en/of
 dit pas de eerste fase was en dat de tweede fase pijn zou doen en/of
 waar het geld was en/of en hoeveel geld die [slachtoffer 2] had en/of
 hij maar moest doen wat hij moest doen en/of
 hij/zij de benen van die [slachtoffer 2] zouden breken en/of
 hij/zij genoeg tijd had(den) om dit te doen en hij/ze door zou(den) gaan
tot fase 6 en/of
 hij/zij de kinderen van de [slachtoffer 2] zou gaan neuken en/of
 hij/zij die [slachtoffer 2] in een tas zouden stoppen en dat dit wel zou passen
en/of
 hij/zij die [slachtoffer 1] zou(den) vermoorden als hij weg zou lopen en/of
 die [slachtoffer 1] geld over moest maken en/of 1,7 miljoen bij elkaar moest
krijgen en/of
 die [slachtoffer 1] hoe dan ook dood zou gaan, maar als hij het geld bij elkaar
zou krijgen zijn familie het zou overleven en/of
 hij/zij een persoon in Afrika kent/kennen en een aangifte kan opstellen en
dit naar de school van de kinderen kan sturen, zodat de kids van school af
moeten en/of hij/zij aang naar Afrika zou laten komen om hem te villen,
althans woorden van gelijke (dreigende aard/strekking en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft/hebben mishandeld en/of
  • (een) handdoek(en) en/of oogmasker over de ogen van die [slachtoffer 2] heeft/hebben
gebracht en/of
  • de handen van die [slachtoffer 2] met tie-rips bij elkaar heeft/hebben gebonden en/of
  • het ondergoed van die [slachtoffer 2] heeft/hebben uitgetrokken en/of
  • een mes tegen het lichaam en/of in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft/hebben
geplaatst en/of aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
  • met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
  • die [slachtoffer 2] met tie-rips aan een bed vast heeft gebonden en/of
  • (het zogenaamde) waterboarding bij die [slachtoffer 2] heeft toegepast en/of
  • in de buik van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
  • de benen van die [slachtoffer 2] in een tas heeft/hebben geplaatst en/of
  • die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen haar/zijn/hun
bankgegevens en/of wachtwoorden te geven/tonen en/of
- de paspoorten van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en of de kinderen van die
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen om in de auto van verdachte en/of zijn
mededader(s) te stappen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij/ze detectives had(den)
gehuurd en/of de maffia had(den) ontmoet en/of
  • de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben doorzocht en/of
  • de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug heeft/hebben gebonden en/of
  • een mes aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van
28 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Barendrecht en/of Den Haag, in
elk geval in Nederland,
(meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot
de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde,
  • zich heeft/hebben voorgedaan als een agent/rechercheur uit Amerika en/of
  • in de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben verbleven en/of
  • die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of de kinderen [achternaam] heeft/hebben opgezocht
en/of achtervolgd en/of opgewacht en/of geobserveerd en/of
- tegen/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of zijn mededader heeft/hebben
gezegd en/of gevraagd dat
 hij/zij de kinderen naar bed moest brengen dat hij/zij dan niet agressief tegen die kinderen zou(den) worden en/of
 dit pas de eerste fase was en dat de tweede fase pijn zou doen en/of
 waar het geld was en/of en hoeveel geld die [slachtoffer 2] had en/of
 hij maar moest doen wat hij moest doen en/of
 hij/zij de benen van die [slachtoffer 2] zouden breken en/of
 hij/zij genoeg tijd had(den) om dit te doen en hij/ze door zou(den) gaan
tot fase 6 en/of
 hij/zij de kinderen van de [slachtoffer 2] zou gaan neuken en/of
 hij/zij die [slachtoffer 2] in een tas zouden stoppen en dat dit wel zou passen
en/of
 hij/zij die [slachtoffer 1] zou(den) vermoorden als hij weg zou lopen en/of
 die [slachtoffer 1] geld over moest maken en/of 1,7 miljoen bij elkaar moest
krijgen en/of
 die [slachtoffer 1] hoe dan ook dood zou gaan, maar als hij het geld bij elkaar
zou krijgen zijn familie het zou overleven en/of
 hij/zij een persoon in Afrika kent/kennen en een aangifte kan opstellen en
dit naar de school van de kinderen kan sturen, zodat de kids van school af
moeten en/of hij/zij aang naar Afrika zou laten komen om hem te villen,
althans woorden van gelijke (dreigende aard/strekking en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft/hebben mishandeld en/of
  • (een) handdoek(en) en/of oogmasker over de ogen van die [slachtoffer 2] heeft/hebben
gebracht en/of
  • de handen van die [slachtoffer 2] met tie-rips bij elkaar heeft/hebben gebonden en/of
  • het ondergoed van die [slachtoffer 2] heeft/hebben uitgetrokken en/of
  • een mes tegen het lichaam en/of in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft/hebben
geplaatst en/of aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
  • met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
  • die [slachtoffer 2] met tie-rips aan een bed vast heeft gebonden en/of
  • (het zogenaamde) waterboarding bij die [slachtoffer 2] heeft toegepast en/of
  • in de buik van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
  • de benen van die [slachtoffer 2] in een tas heeft/hebben geplaatst en/of
  • die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen haar/zijn/hun
bankgegevens en/of wachtwoorden te geven/tonen en/of
- de paspoorten van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en of de kinderen van die
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen om in de auto van verdachte en/of zijn
mededader(s) te stappen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij/ze detectives had(den)
gehuurd en/of de maffia had(den) ontmoet en/of
  • de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben doorzocht en/of
  • de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug heeft/hebben gebonden en/of
  • een mes aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meerdere
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met
31 oktober 2019 te Barendrecht en/of Den Haag en/of Leiden, in elk geval in
Nederland,
(meermalen) (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] informatie te verschaffen over de familie [achternaam] en/of
  • die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in contact te brengen met de familie [achternaam] en/of
  • die [medeverdachte 1] in contact te brengen met [medeverdachte 2] en/of
  • die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te adviseren over hoe te handelen (onder andere over het afnemen van paspoorten van de familie [achternaam] en/of de mate/ernst van
geweldpleging).