ECLI:NL:RBROT:2025:5074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
83.109273.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen, valsheid in geschrift en in een authentieke akte een valse opgave doen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van gewoontewitwassen, valsheid in geschrift en het doen opnemen van een valse opgave in een authentieke akte. De verdachte, geboren in 1986, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.P. van Rhijn. De officier van justitie, mr. I. Hoek, eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende tegenwicht had gegeven tegen het gerechtvaardigd vermoeden van een criminele herkomst van de vermogensbestanddelen die hij had ingebracht in de aanschaf van woningen en luxe goederen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte gebruik hadden gemaakt van valselijk opgemaakte documenten om een hypotheek te verkrijgen en dat de herkomst van de gebruikte gelden niet kon worden verklaard aan de hand van legale inkomsten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 210 dagen, met een voorwaardelijk deel van 180 dagen en een taakstraf van 240 uur. Tevens werd de verbeurdverklaring van de niet in beslag genomen woning in Dubai uitgesproken, evenals de verbeurdverklaring van de woning in Almere.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.109273.22
Datum uitspraak: 16 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. P.P. van Rhijn, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde alsmede van het onder 2 ten laste gelegde met uitzondering van de geldleningsovereenkomsten met betrekking tot [persoon A] (DOC-032-03 en DOC-032-04), [persoon B] (DOC-019-11 en DOC-019-12) en [persoon C] (DOC-032-05);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering en partiële vrijspraak
Het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift is door de verdachte bekend voor zover het ziet op de documenten zoals ook de officier van justitie bewezen geacht (zie hiervoor onder 3). Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard ten aanzien van die documenten. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onderdelen van feit 2 die zien op de overige documenten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat daarvan zonder nadere motivering partiële vrijspraak volgt.
Ook het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van het doen opnemen van een valse opgave in een authentieke akte is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen (feit 1 primair). Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de woning aan de [adres 1] te [plaats] , de in aanbouw zijnde woning in Dubai en een geldbedrag van € 185.693,80 dat terug te leiden is tot voldane facturen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. De verklaringen die de verdachte heeft afgelegd met betrekking tot de geldstromen voor de financiering van de onroerende goederen en de in de woning in [plaats] aangetroffen voldane facturen, bieden voldoende tegenwicht om het vermoeden van witwassen te ontzenuwen en het Openbaar Ministerie heeft nagelaten daar nader onderzoek naar te doen. Voor zover er sprake is van een bekend brondelict, kan slechts voor het hypotheekbedrag voor de woning in [plaats] bewezenverklaring volgen.
4.2.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van gewoontewitwassen is vereist dat de verdachte één of meer van de ten laste gelegde witwashandelingen heeft verricht ten aanzien van de woning in [plaats] , de woning in Dubai en het geldbedrag. Verder moet komen vast te staan dat de woningen en het geldbedrag middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig waren en dat de verdachte dat wist. Tot slot moet hij een gewoonte van het witwassen hebben gemaakt.
Afkomstig uit misdrijf
Witwassen met brondelict
Uit het bewezenverklaarde onder feiten 2 en 3 volgt dat de verdachte samen met zijn echtgenote gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte schenkingsovereenkomsten en valse opgaven in een akte van verdeling om een hypotheek (met bouwdepot) verstrekt te krijgen ter hoogte van € 159.000,-. Daarmee is dit geldbedrag afkomstig uit misdrijf (valsheid in geschrifte). Het geldbedrag is aangewend voor de bouw van de woning in [plaats] , zodat deze woning (middellijk) deels van misdrijf afkomstig is.
Witwassen zonder brondelict
Voor de overige bekostiging van de woning in [plaats] , de woning in Dubai en het geldbedrag is geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig, zodat beoordeeld moet worden of het vermoeden gerechtvaardigd is dat ook (de overige vermogensbestanddelen van) deze voorwerpen en het geldbedrag uit misdrijf afkomstig zijn.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf
", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat een voorwerp
"afkomstig is uit enig misdrijf
", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die een vermoeden van een criminele herkomst rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit volgt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte met zo’n verklaring tegenwicht heeft gegeven, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, herkomst van het voorwerp. Wanneer na dit onderzoek een legale herkomst met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten, kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden.
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
Uit het dossier volgt dat de verdachte en de medeverdachte voor de aanschaf van de kavel in [plaats] en de bouw van de woning daarop in totaal ruim zes ton hebben betaald in de periode 2013 tot en met 2016. Naast de hiervoor genoemde valsheid in geschrifte waarmee (ten onrechte) de hypotheeklening is verkregen, is het overige deel van dit bedrag terug te voeren tot een (mede via de bankrekeningen van de verdachte [1] en zijn medeverdachte [2] ) contante herkomst. De verdachte heeft ook een deel contant betaald aan de aannemer. [3]
Ten aanzien van de aanschaf van de woning in Dubai in 2021 komt uit het dossier naar voren dat ook hiervoor grote contante geldbedragen van in elk geval ruim 2 ton zijn gebruikt door de verdachte en zijn medeverdachte. De facturen voor een bedrag van in elk geval € 185.693,80 die in de woning in [plaats] zijn aangetroffen betreffen de aankoop van onder meer luxegoederen, interieurgoederen en tuinmaterialen. Voor de betalingen van deze facturen zijn geen bankmutaties aangetroffen. [4]
Dat de verdachte en zijn medeverdachte de bouwgrond en de woning in [plaats] , de woning in Dubai en de bedragen op de in de woning in [plaats] aangetroffen facturen konden betalen, is niet te verklaren aan de hand van de (beperkte) legale inkomsten van de verdachte en zijn medeverdachte waarnaar onderzoek is gedaan. Die uitgaven zijn groter dan het bij de belastingdienst bekende gezinsinkomen. [5] Daar komt bij dat in de woning in [plaats] – verspreid over verschillende plekken – een groot contant geldbedrag is aangetroffen. [6] Ook hiervoor geldt dat voor die contanten geen economische verklaring is die terug te voeren is tot het legale gezamenlijke inkomen van de verdachte en zijn medeverdachte. Afgezien van het gegeven dat Nederland geen ‘cash-cultuur’ kent, is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld. Ook is gebleken dat de medeverdachte in 2016 en in 2017 grote contante bedragen heeft opgenomen van de zakelijke bankrekening van haar eenmanszaak [naam eenmanszaak 1] , terwijl hiervoor uit hoofde van bedrijf of beroep geen noodzaak bestond en het voor een eigenaar van een zorgbedrijf hoogst ongebruikelijk is om grote contante bedragen op te nemen.
Verder zijn op de bankrekeningen van de verdachte en zijn medeverdachte grote geldstromen – zowel contante stortingen als contante opnames en bij- en afschrijvingen – zichtbaar. [7] De ING-bank heeft met betrekking tot deze geldstromen witwasrisico’s geconstateerd. Omdat de verdachte hierover desgevraagd geen afdoende verklaring kon geven, heeft de ING-bank haar klantrelatie met hem beëindigd. [8]
Tot slot is de medeverdachte een aantal keer naar Dubai gereisd om termijnbetalingen voor de woning in Dubai contant te voldoen. Hiervan zijn bonnetjes aangetroffen in de woning in [plaats] . [9] De herkomst van deze contante gelden is onbekend. Vanaf 2021 zijn er geen contante opnames te zien ter hoogte van die termijnbetalingen. [10] Verder is tenminste eenmaal een betaling gedaan van € 62.650,- via Hawalabankieren. [11] Het gebruik van dit informeel betaalsysteem in combinatie met het fysiek vervoeren van grote bedragen contant geld in (hand)bagage is hoogst ongebruikelijk en duidt op uitvoerhandelingen van geld dat door misdrijf is verkregen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat zonder meer sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat (de financiering van) de woningen en het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig zijn. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de niet-criminele herkomst van het geld waarmee de ten laste gelegde goederen zijn aangeschaft.
Verklaring van de (mede)verdachte en eventueel onderzoek naar en beoordeling daarvan
Aankoop bouwgrond en woning [plaats]
De verdachte heeft verklaard dat de betalingen voor (de aankoop van de grond van) de woning en aan de aannemer spaargeld, waaronder deels bruidsschat, van hemzelf en zijn medeverdachte betrof en daarnaast kwam van leningen van onder andere familie uit Duitsland. Die verklaring is (deels) concreet en verifieerbaar. Echter, uit de bankmutaties van de verdachte en de medeverdachte valt niet één op één op te maken uit welke bron dit geld zou zijn gespaard, afgezien van de gestelde bruidsschat die niet verifieerbaar is. Volgens de aanslag inkomstenbelasting over 2014 kon dat spaargeld in ieder geval niet worden verklaard uit het arbeidsinkomen van de medeverdachte. Uit nader onderzoek van het Openbaar Ministerie volgt verder dat de (spaar)rekening van de verdachte en de medeverdachte is gevoed door leningen door de in de valse schenkingsovereenkomsten genoemde personen, waarna een deel van de grond is betaald, dan wel dat dit gevoed zou zijn door leningen waarvan de leningsovereenkomsten dateren van jaren nadat de geldbedragen aan de verdachte en de medeverdachte zouden zijn verstrekt. Van de betrokken personen is op basis van gegevens van de belastingdienst gebleken dat zij gelet op hun inkomen en bezit niet over dergelijke geldbedragen hebben kunnen beschikken. Ook is gebleken dat de betrokken personen contante geldbedragen op hun rekening hebben gestort en vervolgens binnen een kort tijdsbestek – vaak op dezelfde dag – naar de verdachte en de medeverdachte hebben overgemaakt. [12] Na het horen van deze personen is de herkomst van de gelden onbekend, dan wel onverifieerbaar gebleven. Daarmee is dus niet een niet criminele herkomst van de gelden aangetoond.
Daarnaast is het aan de aannemer betaalde contante geldbedrag niet als inkomen uit hoofde van leningen opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. [13] Over de leningen van familie in Duitsland die voor de bouw van de woning zouden zijn aangewend, is verder door de verdachte niet nader verklaard welke familieleden in Duitsland welke bedragen zouden hebben geleend. Deze verklaring is dan ook onvoldoende concreet gebleven en evenmin verifieerbaar. Over de overige geldbedragen die op de rekening van de verdachte en de medeverdachte zijn gestort met een contante oorsprong door de leningverstrekker is de herkomst verder ook onbekend gebleven.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van de verdachte niets zeggen over de uiteindelijke herkomst van de geldbedragen, waaronder de geldbedragen uit de gestelde leningen, en bovendien grotendeels zijn weerlegd door het (nader) onderzoek door het Openbaar Ministerie dan wel niet te verifiëren zijn.
Aankoop woning in Dubai
De verklaring van de verdachte dat de woning in Dubai is aangekocht met geld dat hij contant heeft verdiend met zwarte werkzaamheden in de eenmanszaak [naam eenmanszaak 2] , waarvan de medeverdachte eigenaar is, en dat dit dus een legale herkomst had, is onvoldoende concreet en verifieerbaar. Immers, op basis van de bij de rechter-commissaris overgelegde stukken – overzichten van bestellingen en van werkzaamheden van de verdachte – is niet inzichtelijk gemaakt dat daarmee binnen of buiten [naam eenmanszaak 2] een winst van bijna drie ton euro is gerealiseerd. Andere (onderliggende) administratie zoals verkoopfacturen dan wel kwitanties en een kasboek betreffende (contante) inkomsten en uitgaven ontbreekt in het dossier. Ook uit het nader onderzoek door het horen van de boekhouder van de (mede)verdachte is niet gebleken dat sprake is geweest van het door de verdachte gestelde (zwarte) inkomen. De verklaring is dan ook onvoldoende verifieerbaar gebleven.
Ten overvloede stelt de rechtbank vast dat indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling dat de verdachte een bedrag van ruim € 200.000,- heeft verdiend, hij daarover zoals volgt uit de verklaring van de boekhouder bij de rechter-commissaris, geen omzet- en/of inkomstenbelasting heeft betaald, zodat ook langs die weg niet gesproken van worden van een volledige legale herkomst. [14] In zoverre zou sprake zijn van een aanwijsbaar brondelict (belastingfraude), waarbij het vermogensbestanddeel met een criminele herkomst zich niet meer zou laten individualiseren (lees: er is sprake van vermenging met legale gelden) nu bij gebreke aan enige administratie niet vastgesteld zou kunnen worden hoeveel belasting er ontdoken is.
Facturen voor een bedrag van bijna € 186.000,-
De verdachte heeft met betrekking tot de wijze waarop de in de woning aangetroffen facturen zijn voldaan, geen verklaring gegeven en heeft naar zijn medeverdachte verwezen omdat zij de administratie bijhield. Zij heeft op haar beurt verklaard dat de facturen zijn betaald met contante opnamen van de zakelijke rekening van [naam eenmanszaak 1] waarvan de verdachte en zijn medeverdachte eigenaren waren. [15] Dit zou gaan om winst uit die onderneming. Financiële administratie of andere onderbouwing waaruit blijkt dat [naam eenmanszaak 1] kon beschikken over dergelijke hoeveelheden geld met een legale herkomst heeft de verdachte noch de medeverdachte overgelegd. Verder is uit onderzoek gebleken dat slechts een klein gedeelte van de inkomsten wordt uitgegeven aan personeel, hetgeen in de zorgbranche ongebruikelijk is. [16] Daar komt bij dat de medeverdachte op vragen van de ING-bank heeft verklaard dat diezelfde opnamen juist zijn besteed aan activiteiten voor zorgcliënten. Omdat zij daarvan geen stukken kon overleggen, heeft de ING-bank haar klantrelatie met de medeverdachte beëindigd. [17] Daargelaten dat deze verklaring bij de ING uitsluit dat de opnamen zouden zijn besteed aan betalingen van de facturen, volgt uit de verklaring niet dat de facturen zijn voldaan met gelden uit [naam eenmanszaak 1] .
Gelet op de wisselende verklaringen van de medeverdachte op dit punt, waar de verdachte naar verwijst als zijn verklaring, het gebrek aan administratie ter onderbouwing en in aanmerking nemende dat de verklaringen niets zeggen over de uiteindelijke niet-criminele herkomst van het geldbedrag is ook deze verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar gebleven.
4.2.3.
Conclusie
De verdachte heeft onvoldoende tegenwicht gegeven tegen het gerechtvaardigd vermoeden van een criminele herkomst van de ten laste gelegde woningen en het geldbedrag. Het vermoeden van witwassen is niet ontzenuwd door die verklaringen en het onderzoek naar die verklaringen. Daarom is geen andere conclusie mogelijk dan dat deze voorwerpen en dit geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit (enig) misdrijf en dat de verdachte dit wist.
In aanmerking nemende dat de verdachte en zijn medeverdachte ook legale inkomsten hebben genoten en de verdachte daarom een gedeelte van zijn vermogen legaal zou hebben verkregen, kan vermenging tussen legale inkomsten en inkomsten afkomstig uit misdrijf evenwel niet worden uitgesloten. Het vermogensbestanddeel met een criminele herkomst laat zich daardoor en doordat de verdachte er geen deugdelijke administratie op heeft nagehouden, echter niet meer individualiseren. Omdat de inkomsten uit misdrijf – mede gelet op het beperkte inkomen – zo substantieel zijn gebleken en omdat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, doet dit geen afbreuk aan een bewezenverklaring ter zake van witwassen. Het vermogen zal als gevolg van de vermenging in zijn geheel middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig worden geacht. Ten aanzien van de bedragen hebben verbergings- en verhullingshandelingen plaatsgevonden aangaande de (deels) criminele herkomst van dit geld doordat dit geld grotendeels is ingebracht in de aanschaf van de woningen en (luxe) goederen.
Gelet op het structurele karakter van het handelen van de verdachte over een langere periode, de frequentie van het witwassen en de omvang van de witgewassen geldbedragen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen. De verdachte heeft bij dit alles, zoals uit de bewijsmiddelen genoegzaam blijkt, nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachte, zodat sprake is van medeplegen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De bewezenverklaring van feit 1 primair is gegrond op de overwegingen hiervoor onder 4.2 en de feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De rechtbank stelt voorop dat wanneer is verwezen naar voetnoten, dat die verwijzen, tenzij anders vermeld, naar een proces-verbaal van de Nederlandse Arbeidsinspectie opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. primair
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari
2013 tot en met
30 mei 2022, te Almere en/Amsterdam
en de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met een ander, telkens van voorwerpen, te weten,
- een woning aan de [adres 1] te [plaats] en
- een woning (in aanbouw) in Dubai, de Verenigde Arabische Emiraten en
- een contant geldbedrag van EUR 185.693,80 de werkelijke aard ende herkomst heeft verborgen en heeft verhuld, en genoemde voorwerpen en genoemde contante geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft/ overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat geldbedrag en
dievoorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader, van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt;
2
hij
in de periode van 1 januari 2013 tot en 31 december
2015, te Almere tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte schenkingsovereenkomsten, tussen verdachte en [persoon D] (DOC-022-05) en [persoon E] (DOC-021-02) en [medeverdachte] (DOC-022-02) , als ware deze echt en onvervalst, door deze te laten/doen toekomen aan de ING Bank en/ [persoon F] , zulks terwijl, hij, verdachte en zijn mededader wisten dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
3
hij
op 23 april 2015, te Almere
tezamen en in vereniging met een ander in een authentieke akte (DOC-015-09), te weten een akte van verdeling, opgemaakt op 23 april 2015, een valse opgave heeft doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, te weten dat hij, verdachte, en zijn mededader in die (notariële) akte
hebbenop laten nemen dat:
- de affectieve relatie tussen hem, verdachte, en [medeverdachte] is beëindigd en- het registergoed, te weten bouwgrond in Almere , in zijn geheel dan wel grotendeels is aangekocht met gelden afkomstig van hem, verdachte,
terwijl in werkelijkheid,
- de affectieve relatie tussen hem, verdachte, en [medeverdachte] niet was beëindigd en
- het registergoed, te weten bouwgrond in Almere , grotendeels is aangekocht met gelden afkomstig van verdachte, [medeverdachte] en slechts voor een klein gedeelte met gelden van hem, verdachte,
met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. (primair)
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
2.
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst en gevolgen van de feiten
De verdachte heeft samen met zijn echtgenote in een periode van bijna 10 jaar ruim € 600.000,- uitgegeven voor bouwgrond in Almere en om daarop een woning te laten bouwen, voor een bedrag van ruim € 200.000,- aanbetalingen gedaan voor een woning in Dubai en ruim € 186.000,- uitgegeven aan luxegoederen, terwijl de hiervoor gebruikte gelden grotendeels van misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft daarmee van het witwassen een gewoonte gemaakt. Het dossier bevat aanwijzingen die erop duiden dat deze geldstromen kwamen uit zorgfraude met het eenmansbedrijf van zijn vrouw en/of grootschalige belastingontduiking door structureel over zijn werkzaamheden vanuit [naam eenmanszaak 2] en de daarmee gerealiseerde omzet respectievelijk geen aangifte inkomstenbelasting en omzetbelasting te doen. In ieder geval is niet, ook niet na daartoe afgelegde verklaringen van de verdachte gebleken van een legale herkomst voor het grootste deel van deze gelden. Daarnaast heeft de verdachte samen met zijn echtgenote gebruik gemaakt van valselijk opgemaakte stukken en valse informatie laten opnemen in een document dat opgesteld is door een notaris, zodat er een hypotheeklening aan hen verstrekt zou worden.
Met dit handelen heeft de verdachte opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de fiscus onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Ook heeft hij het vertrouwen dat instanties in de correctheid van (officiële) documenten moeten kunnen hebben, ernstig geschaad. Dit vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt hierdoor ondermijnd. Verder wordt door witwassen het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. De verdachte heeft daar geen oog voor gehad; hij was kennelijk slechts uit op zijn eigen financiële gewin en heeft een langere periode hiervan geprofiteerd. Slechts door ingrijpen door opsporingsdiensten en justitie is een einde gekomen aan dit handelen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 februari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het rapport van 13 juni 2022 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. Hieruit en uit de toelichting van de verdachte op de zitting volgt onder andere dat de verdachte samen met zijn medeverdachte de zorg voor drie jonge kinderen heeft en er een vierde kind op komst is. Verder heeft de verdachte toegelicht dat hij en zijn vrouw meerdere uitdagingen hebben bij de bedrijfsvoering van hun onderneming [naam eenmanszaak 2] doordat zij te kampen hebben met ernstige bedreigingen uit de buurt. Deze winkel zal ophouden te bestaan als de verdachte en de medeverdachte vast komen te zitten waardoor er geen enkele inkomensbron meer is voor het gezin.
Passende straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet aanleiding af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest. Hierbij houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd dient dit te worden gecompenseerd in de op te leggen straf. Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met de hieronder besproken verbeurdverklaringen (een bijkomende straf) waardoor de verdachte en zijn medeverdachte hun woningen in [plaats] en Dubai zullen verliezen. Met name de verbeurdverklaring van de privéwoning in [plaats] zal de verdachte ook zwaar raken.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande in afwijking van de eis van de officier van justitie een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en een forse taakstraf voor de maximale duur. Het voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht die straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de voorwerpen 1 tot en met 75 in beslag genomen. De beslaglijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen onder 1 tot en met 74 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Het in beslag genomen voorwerp onder 75 (de woning in [plaats] ) zal worden verbeurd verklaard, zoals gevorderd door de officier van justitie en waartegen geen verweer is gevoerd. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. De verdachte kan het voorwerp geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en het voorwerp is door middel van de strafbare feiten verkregen.
Met betrekking tot de niet in beslag genomen woning in Dubai gelegen in de [naam locatie] :
- [adres 2] ;
- ( plot)Nummer [nummer] ;
- Plot Area: 180 sq.m en 1,937.50 sq.ft.
- Koopprijs 1.889.000 AED (omgerekend 543.494,- euro),
heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd.
In artikel 34 Sr is bepaald dat ook niet inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd kunnen worden verklaard. Wel moet daarbij voldaan worden aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring, zoals gesteld in artikel 33a Sr. Op grond van het eerste lid van dit artikel moet een verband bestaan tussen het bewezen feit en het voorwerp. Het tweede lid vereist dat de voorwerpen aan de verdachte toebehoren (uitzonderingen daargelaten). De verbeurdverklaring strekt er immers toe de verdachte in zijn vermogen te treffen. Voor het geval een voorwerp niet meer aan een verdachte toebehoort, bijvoorbeeld omdat het is vervreemd, heeft de wetgever de ontnemingsprocedure in het leven geroepen. Die vordering is door het Openbaar Ministerie reeds ingediend.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij bewezen acht dat de verdachte de woning in Dubai heeft witgewassen. Het bewezen feit is daarom met betrekking tot dit voorwerp begaan. Ten tijde van het vooronderzoek behoorde de woning mede de verdachte toe. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat de woning hierna uit het vermogen van de verdachte is vervreemd. De rechtbank concludeert op grond hiervan en het onderzoek op de zitting dat deze woning nog steeds mede aan de verdachte toebehoort. Deze woning zal daarom worden verbeurd verklaard en de verdachte zal worden verplicht om dit voorwerp aan het Openbaar Ministerie uit te leveren of de door de rechtbank geschatte waarde van dit voorwerp te betalen, bij niet of onvolledige betaling te vervangen door maximaal een jaar hechtenis. De rechtbank schat de waarde van de woning op de koopprijs (omgerekend naar euro’s: € 543.494,-).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 34, 47, 57, 225, 227, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van tweehonderd en tien (210) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
honderd en tachtig (180) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tweehonderd en veertig (240) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderd en twintig (120) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen 1 tot en met 74;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 primair, 2 en 3:
1. STK onroerend registergoed: het recht van eigendom [adres 1] ( [postcode] ) [plaats] , kadastraal bekend gemeente [plaats] , Sectie [naam sectie] ;
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 primair:
de woning in Dubai, gelegen in de [naam locatie] :
- [adres 2] ;
- ( plot)Nummer [nummer] ;
- Plot Area: 180 sq.m en 1,937.50 sq.ft.
- Koopprijs 1.889.000 AED (omgerekend 543.494,- euro)
verplicht de verdachte om het voorwerp aan het Openbaar Ministerie uit te leveren of de waarde hiervan te betalen. Ook de medeverdachte wordt hiertoe veroordeeld zodat nakoming van het voorgaande door de één er tevens voor zorgt dat de verplichting daartoe vervalt voor de ander;
beveelt dat indien de veroordeelde en of de medeverdachte de uitlevering of betaling hiervan niet nakomt, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van een jaar;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 16 april 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen, in of omstreeks de periode van 1 januari
2013 tot en met heden, te Almere en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland
en/of de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten,
- een woning aan de [adres 1] te [plaats] en/of
- een woning (in aanbouw) in Dubai, de Verenigde Arabische Emiraten) en/of
- ( een) (contant) geldbedrag(en) van EUR 185.693,80 (DOC-043-01) en/of enig
geldbedrag,
althans (een) of meer (ander) (contant gestort(e)) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld, dan wel heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) is/zijn, en/of heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld wie dat/die geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of genoemde voorwerpen en/of genoemde (contante) geldbedrag(en), heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet, en/of daarvan gebruik
heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 mei 2022, te Almere en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het jaar/jaren 2018 en/of 2019 en/of 2020 en/of 2021, en/of, (kwartaal)aangifte(n) omzetbelasting ten name van S. Hamdard en/of de
eenmanszaak [naam eenmanszaak 2] over de periode(n):
- eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde kwartaal van het jaar 2019 en/of
- eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde kwartaal van het jaar 2020 en/of
- eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde kwartaal van het jaar 2021 en/of
- eerste en/of tweede kwartaal van het jaar 2022,
niet en/of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan en/of onjuiste en/of onvolledige aangiften heeft gedaan, althans laten doen, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig en/of geen belasting werd geheven;
2
hij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en 31 december 2019 , te Almere en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, gebruik heeft gemaakt van een of meer valse en/of valselijk opgemaakte schenkingsovereenkomst(en), tussen verdachte en [persoon D] (DOC-022-05) en/of [persoon E] (DOC-021-02) en/of [medeverdachte] (DOC-022-02) en/of [persoon A] (DOC-032-03 en/of DOC-032-04) en/of [persoon B] (DOC-019-11 en/of DOC-019-12) en/of [persoon C] (DOC-032-05), als ware deze echt en onvervalst, door deze te (laten/doen) verzenden en/of te laten/doen toekomen aan de ING Bank en/of [persoon F] , zulks terwijl, hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
3
hij
op of omstreeks 23 april 2015, te Almere en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in een authentieke akte (DOC-015-09), te weten een akte van verdeling, opgemaakt op 23 april 2015, een valse opgave heeft/hebben doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, te weten dat hij, verdachte, en/of zijn mededader in die (notariële) akte heeft op laten nemen dat:
- de affectieve relatie tussen hem, verdachte, en [medeverdachte] is beëindigd en/of
- het registergoed, te weten bouwgrond in Almere , in zijn geheel dan wel
grotendeels is aangekocht met gelden afkomstig van hem, verdachte,
terwijl in werkelijkheid,
- de affectieve relatie tussen hem, verdachte, en [medeverdachte] niet was beëindigd en/of
- het registergoed, te weten bouwgrond in Almere , grotendeels is aangekocht met gelden afkomstig van verdachte, [medeverdachte] en slechts voor een klein gedeelte met gelden van hem, verdachte,
met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als
ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.

Voetnoten

1.AMB-007-01.
2.AMB-009-01.
3.AMB-024-01.
4.AMB-059-01 en DOC-043-01.
5.V-001-A, p.4 en AMB-060-01, p.5 en 6.
6.IBN-A-007, p.1.
7.V-002-A, p.3 en 4.
8.DOC-019-07.
9.AMB-030-01; AMB-027-01, p.2 en 3, AMB-002-01, p.3, AMB-003-01, p.4 en 5, DOC-001-07, p.2,
10.ZD-001, p.16.
11.AMB-001-01,p.5 DOC-001-01, p.19, DOC-001-04, p.4 en DOC-001-05, p.11 en 12.
12.AMB-043-01, AMB-035-01, G-006-01, AMB-009-01, AMB-021-02, AMB-039-01, AMB-032-01, AMB 032-02 en de onderliggende fiscale gegevens en de RC-getuigenverhoren.
13.AMB-060-01, p. 5.
14.Verklaring mevrouw [persoon G] bij de rechter-commissaris op 8 januari 2025, p.4.
15.DOC-020-02.
16.AMB-010-01.
17.AMB-020-01, p. 4-6.