Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde alsmede van het onder 2 ten laste gelegde met uitzondering van de geldleningsovereenkomsten met betrekking tot [persoon A] (DOC-032-03 en DOC-032-04), [persoon B] (DOC-019-11 en DOC-019-12) en [persoon C] (DOC-032-05);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat een voorwerp
"afkomstig is uit enig misdrijf
", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
30 mei 2022, te Almere en/Amsterdam
dievoorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader, van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt;
2015, te Almere tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte schenkingsovereenkomsten, tussen verdachte en [persoon D] (DOC-022-05) en [persoon E] (DOC-021-02) en [medeverdachte] (DOC-022-02) , als ware deze echt en onvervalst, door deze te laten/doen toekomen aan de ING Bank en/ [persoon F] , zulks terwijl, hij, verdachte en zijn mededader wisten dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
hebbenop laten nemen dat:
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straffen
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van tweehonderd en tien (210) dagen,
honderd en tachtig (180) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
tweehonderd en veertig (240) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
honderd en twintig (120) dagen;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen 1 tot en met 74;