Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10621858 CV EXPL 23-20803
datum uitspraak: 21 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Wilvicto Holding B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: [gerechtsdeurwaarderskantoor] B.V., die tevens handelt onder de naam [alias] ,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[naam bedrijf],
[naam bedrijf],
woonplaats: [plaats 1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. M. Buitelaar.
De partijen worden hierna ‘Wilvicto’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 19 juli 2023, met bijlagen;
- de akte van Wilvicto van 11 juni 2024, tevens inhoudende een wijziging van eis;
- het antwoord van [gedaagde] van 9 juli 2024;
- de brief van Wilvicto van 18 oktober 2024, met één bijlage;
- de akte van [gedaagde] van 24 oktober 2024, met productie 1;
- de akte van [gedaagde] van 24 oktober 2024, met productie 2;
- de rolbeslissing van 27 december 2024;
- de repliek van Wilvicto van 26 november 2024, binnengekomen ter griffie op 6 januari 2025, met één bijlage;
- de brief van [gedaagde] van 20 januari 2025;
- de dupliek van [gedaagde] van 18 februari 2025.
2.De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurde van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2024 de bedrijfsruimte aan [adres] in [plaats 2] van Wilvicto. Wilvicto stelt dat er een huurachterstand is van € 250.348,20 over de periode december 2016 tot en met maart 2024 en eist dat [gedaagde] deze huurachterstand aan haar betaalt met rente en kosten. [gedaagde] vindt dat de eis moeten worden afgewezen. De huur over 2016 is verjaard, in 2019 is vier keer huur betaald en in 2020 hebben partijen afgesproken dat er geen huur meer betaald hoefde te worden.
2.2.
De kantonrechter wijst de eis van Wilvicto toe. Hieronder wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Niet komt vast te staan dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] geen huur meer hoefde te betalen
2.3.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord gesteld dat partijen in augustus 2018 hebben afgesproken dat hij geen huur meer aan Wilvicto hoefde te betalen. [gedaagde] heeft deze stelling in de e-mail van 20 januari 2025 aangepast en daarin gesteld dat partijen eind 2020 – en dus blijkbaar niet zoals bij antwoord gesteld in augustus 2018 – hebben afgesproken dat [gedaagde] na de betaling van € 3.500,00 op 31 december 2020 geen huur meer verschuldigd zou zijn aan Wilvicto. [gedaagde] heeft deze stelling vervolgens in zijn conclusie van dupliek weer nader toegelicht, in de zin dat hij daarin heeft gesteld dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] met de betaling van € 3.500,00 op 31 december 2020 geen achterstand meer had in de betaling van de huur en dat hij (daarnaast) vanaf 2021 geen huur meer hoefde te betalen. Wilvicto betwist dat partijen dergelijke afspraken hebben gemaakt. Volgens Wilvicto hebben partijen enkel in april 2020 afgesproken dat de huur tijdelijk verlaagd zou worden naar € 3.500,00. Wilvicto verwijst daarbij naar een whatsappbericht van 27 april 2020, waarin hij aan [gedaagde] , voor zover van belang, schrijft: ‘
Beste [gedaagde] , we hebben elkaar net telefonisch gesproken inzake de huurachterstand van [adres] . Ik heb aangegeven dat ik jouw situatie begrijp maar een huurachterstand van meer dan 12 maanden onacceptabel vind, dit staat niet in verhouding tot jouw onzekerheid die wordt veroorzaakt door de verhalen dat jij weg moet. Ik wil jou tegemoet komen door tijdelijk de huur te halveren tot er duidelijkheid is over de erfpacht. Dit uitsluitend onder de voorwaarden dat jij de huurachterstand van meer dan 12 maanden binnen enkele weken hebt ingelost en niet weer oploopt. […] Als je akkoord bent blijft het restant nog altijd opeisbaar, daar spreken we dan een regeling voor af.’
Beste [gedaagde] , we hebben elkaar net telefonisch gesproken inzake de huurachterstand van [adres] . Ik heb aangegeven dat ik jouw situatie begrijp maar een huurachterstand van meer dan 12 maanden onacceptabel vind, dit staat niet in verhouding tot jouw onzekerheid die wordt veroorzaakt door de verhalen dat jij weg moet. Ik wil jou tegemoet komen door tijdelijk de huur te halveren tot er duidelijkheid is over de erfpacht. Dit uitsluitend onder de voorwaarden dat jij de huurachterstand van meer dan 12 maanden binnen enkele weken hebt ingelost en niet weer oploopt. […] Als je akkoord bent blijft het restant nog altijd opeisbaar, daar spreken we dan een regeling voor af.’
2.4.
[gedaagde] draagt de stelplicht en bewijslast van de stelling dat partijen hebben afgesproken dat hij na de betaling van € 3.500,00 op 31 december 2020 in zijn geheel geen (achterstallige en lopende) huur meer aan Wilvicto hoefde te betalen (artikel 150 Rv). [gedaagde] verwijst ter onderbouwing van deze stelling enkel naar een whatsappbericht van 27 december 2020, waarin Wilvicto aan [gedaagde] schrijft: ‘
Hallo [gedaagde] , nog 1 x 3500 dit jaar, dan ben je je afspraak nagekomen’. De kantonrechter kan uit dit bericht niet afleiden wat de inhoud is van de afspraak waarover wordt gesproken en al helemaal niet dat het gaat om een afspraak tussen partijen dat er geen huur meer betaald zou hoeven worden. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Wilvicto en – meer specifiek – de inhoud van het whatsappbericht van 27 april 2020 waarin Wilvicto expliciet aangeeft dat de huurachterstand nog afbetaald moet worden en hij, juist om [gedaagde] daarvoor (financieel) wat meer ruimte te geven, aanbiedt de huur te halveren, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan. Daarbij strookt de stelling van [gedaagde] dat hij vanaf 2021 geen huur meer hoefde te betalen ook niet met zijn betaalgedrag in 2021. De kantonrechter leidt uit het overzicht van de huurachterstand en de whatsappberichten tussen partijen af dat [gedaagde] in 2021 wel degelijk huur aan Wilvicto heeft betaald. Uit diezelfde whatsappberichten blijkt ook dat Wilvicto in 2021 regelmatig aan [gedaagde] heeft gevraagd of hij de huur kon betalen en dat [gedaagde] daarop nooit heeft gereageerd dat hij deze (in het kader van de gestelde afspraak) niet hoefde te betalen.
Hallo [gedaagde] , nog 1 x 3500 dit jaar, dan ben je je afspraak nagekomen’. De kantonrechter kan uit dit bericht niet afleiden wat de inhoud is van de afspraak waarover wordt gesproken en al helemaal niet dat het gaat om een afspraak tussen partijen dat er geen huur meer betaald zou hoeven worden. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Wilvicto en – meer specifiek – de inhoud van het whatsappbericht van 27 april 2020 waarin Wilvicto expliciet aangeeft dat de huurachterstand nog afbetaald moet worden en hij, juist om [gedaagde] daarvoor (financieel) wat meer ruimte te geven, aanbiedt de huur te halveren, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan. Daarbij strookt de stelling van [gedaagde] dat hij vanaf 2021 geen huur meer hoefde te betalen ook niet met zijn betaalgedrag in 2021. De kantonrechter leidt uit het overzicht van de huurachterstand en de whatsappberichten tussen partijen af dat [gedaagde] in 2021 wel degelijk huur aan Wilvicto heeft betaald. Uit diezelfde whatsappberichten blijkt ook dat Wilvicto in 2021 regelmatig aan [gedaagde] heeft gevraagd of hij de huur kon betalen en dat [gedaagde] daarop nooit heeft gereageerd dat hij deze (in het kader van de gestelde afspraak) niet hoefde te betalen.
2.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] de stelling dat partijen hebben afgesproken dat hij na de betaling van € 3.500,00 op 31 december 2020 in zijn geheel geen (achterstallige en lopende) huur meer aan Wilvicto hoefde te betalen onvoldoende heeft onderbouwd. Dat partijen dit hebben afgesproken, komt daarom niet vast te staan. Daarbij weegt ook mee dat [gedaagde] tijdens deze procedure inconsistent is geweest in zijn stellingen omtrent de afspraak die partijen zouden hebben gemaakt.
De vordering ten aanzien van de huur over december 2016 is niet verjaard
2.6.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat de vordering ten aanzien van de huur over december 2016 verjaard is. Wilvicto stelt daartegenover dat zij de verjaring op 25 maart 2019 en 11 juli 2023 heeft gestuit. Deze stelling wordt onderbouwd door het whatsappbericht dat Wilvicto op 25 maart 2019 aan [gedaagde] heeft gestuurd, waarin hij om betaling van de huur over december 2016 vraagt, en de aanmaning van 11 juli 2023, waarin Wilvicto [gedaagde] tot betaling van onder meer de huur over december 2016 sommeert. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarom niet in zijn stelling dat de vordering ten aanzien van de huur over 2016 verjaard is.
Niet komt vast te staan dat [gedaagde] in 2019 meer betalingen heeft verricht dan door Wilvicto in de berekening van de huurachterstand zijn meegenomen
2.7.
[gedaagde] heeft tot slot nog aangevoerd dat hij in 2019 meer huurbetalingen heeft verricht dan door Wilvicto in de berekening van de huurachterstand zijn meegenomen. [gedaagde] draagt van deze stelling de stelplicht en bewijslast (artikel 150 Rv). Wilvicto erkent de ontvangst van deze betalingen, maar volgens Wilvicto hadden deze betalingen betrekking op de huurtermijnen over 2018 die nog niet volledig waren voldaan en zijn deze daarom in mindering gebracht op de huur over 2018. Voor zover [gedaagde] meent dat Wilvicto ten onrechte deze betalingen heeft afgeboekt op de huur over 2018, had hij stukken moeten overleggen waaruit blijkt dat de huur over 2018 al volledig was betaald of dat hij bij de betreffende betalingen uitdrukkelijk heeft vermeld dat deze betrekking hadden op de huur over 2019. [gedaagde] heeft dit niet gedaan. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat Wilvicto de betalingen die in 2019 zijn gedaan terecht heeft afgeboekt op de huurtermijnen over 2018. [gedaagde] heeft daarnaast ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij ten aanzien van de huur over 2019 meer betalingen heeft gedaan dan door Wilvicto in de berekening van de huurachterstand zijn meegenomen. Dit komt daarom, gelet op het voorgaande, niet vast te staan.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 250.348,20 aan Wilvicto betalen
2.8.
Omdat de verweren van [gedaagde] niet slagen, wijst de kantonrechter de eis van Wilvicto toe. Dit betekent dat [gedaagde] de huurachterstand over de periode december 2016 tot en met maart 2024 van € 250.348,20 aan Wilvicto moet betalen.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.9.
De gevorderde incassokosten van € 35.619,79 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Op grond van artikel 17.1 van de algemene bepalingen die horen bij de huurovereenkomst is [gedaagde] verplicht de daadwerkelijk door Wilvicto gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden. Wilvicto stelt dat zij met haar gemachtigde heeft afgesproken dat zij een vergoeding van 15% over de hoofdsom moet betalen. [gedaagde] heeft dit niet betwist.
[gedaagde] moet rente betalen
2.10.
De rente wordt toegewezen, omdat Wilvicto genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Tot 18 juli 2023 bedraagt de rente over de huurachterstand € 16.340,03.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Wilvicto moet betalen op € 113,33 aan dagvaardingskosten, € 1.384,00 aan griffierecht, € 2.174,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 1.087,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 3.806,33. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Wilvicto dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
3.De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wilvicto te betalen € 250.348,20 aan huurachterstand, € 35.619,79 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 16.340,03 aan vervallen rente tot 18 juli 2023 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag dat aan huurachterstand, na iedere wijziging, vanaf 18 juli 2023 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Wilvicto worden begroot op € 3.806,33;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62828