ECLI:NL:RBROT:2025:5035

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11001751 CV EXPL 24-7804
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijswijzigingsbepaling en oneerlijke huurprijs in de zaak van Stichting Woonstad Rotterdam

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2025, staat de huurprijswijzigingsbepaling van Stichting Woonstad Rotterdam centraal. De eiseres, Woonstad, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., heeft een procedure aangespannen tegen twee gedaagden die niet in de procedure zijn verschenen. De zaak betreft een tussenvonnis van 27 juni 2024, waarin werd geoordeeld dat de huurprijswijzigingsbepaling oneerlijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eerste huurprijs van € 915,61 per maand moet blijven gelden. Woonstad kreeg de gelegenheid om zich uit te laten over een eventuele huurachterstand op basis van deze huurprijs.

Na een arrest van de Hoge Raad op 29 november 2024, dat aanleiding gaf om het eerdere oordeel deels te herzien, heeft de kantonrechter geconcludeerd dat een wijzigingsbepaling die de huurprijs verhoogt met meer dan 3% in beginsel oneerlijk is. Dit geldt ook voor de bepaling die partijen in deze zaak zijn overeengekomen. Woonstad heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat het opslagpercentage in dit geval niet als oneerlijk moet worden beschouwd. Daarom is het huurprijswijzigingsbeding, voor zover het betrekking heeft op het opslagpercentage, vernietigd.

De kantonrechter heeft aangegeven dat er onvoldoende gegevens zijn om de eventuele huurachterstand te berekenen op basis van de nieuwe huurprijs. Woonstad wordt in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de hoogte van de huurachterstand, en de zaak is verwezen naar de rolzitting van 27 maart 2025. Verdere beslissingen zijn aangehouden, en de kantonrechter heeft bepaald dat de akte van Woonstad uiterlijk om 12:00 uur op de dag vóór de rolzitting op de griffie moet zijn ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11001751 CV EXPL 24-7804
datum uitspraak: 27 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagden,
die niet in de procedure zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde 1] c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 27 juni 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van Woonstad van 25 juli 2024, met bijlagen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het voornoemde tussenvonnis is geoordeeld dat de huurprijswijzigingsbepaling oneerlijk is en dat daarom de eerste huurprijs van € 915,61 per maand is blijven gelden. Woonstad is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de eventuele huurachterstand op basis van deze huurprijs. Zij heeft daarna een akte genomen. Op verzoek van Woonstad is de zaak vervolgens enige tijd aangehouden in afwachting van een beslissing van de Hoge Raad.
2.2.
Het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2024 [1] geeft aanleiding om het eerdere oordeel deels te herzien. Hierna wordt dit toegelicht.
Opslagpercentage van meer dan 3% is in beginsel oneerlijk
2.3.
In lijn met het voornoemde arrest van de Hoge Raad vindt de kantonrechter een wijzigingsbepaling op grond waarvan de huurprijs wordt verhoogd overeenkomstig de consumentenprijsindex vermeerderd met meer dan 3% in beginsel oneerlijk. Dat geldt ook voor de huurprijswijzigingsbepaling die partijen in deze zaak zijn overeengekomen, omdat deze bepaling de verhuurder het recht geeft om de huur te laten stijgen met
minimaal3% te vermeerderen met het inflatiepercentage gebaseerd op de consumentenprijsindex. Woonstad heeft dus de mogelijkheid om een opslagpercentage van meer dan 3% te hanteren. Woonstad heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het opslagpercentage in dit geval niet als oneerlijk moet worden beschouwd.
2.4.
Gelet op het voorgaande wordt het huurprijswijzigingsbeding, voor zover deze bepaling ziet op het opslagpercentage, vernietigd. Het gevolg daarvan is dat alle huurverhogingen die hoger zijn dan de aanvangshuur vermeerderd met een stijging gebaseerd op de consumentenprijsindex komen te vervallen.
2.5.
De kantonrechter heeft nu onvoldoende gegevens om de eventuele huurachterstand te berekenen op basis van deze huurprijs. Woonstad wordt daarom in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van de huurachterstand (over de gevorderde periode vanaf november 2022, zie prod 2 dagv), door vanaf het ontstaan van die achterstand te berekenen wat aan huur in rekening gebracht had mogen worden op basis van alleen de toegestane huurverhogingen gedurende de looptijd van de gehele huurovereenkomst, dus enkel gebaseerd op de consumentenprijsindex en wat door gedaagden in de hiervoor bedoelde periode is betaald. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rolzitting van donderdag 27 maart 2025 om 11:30 uur.
2.6.
Verdere beslissingen worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 27 maart 2025 om 11:30 uur, zodat Woonstad zich bij akte nader kan uitlaten over het punt zoals genoemd in r.o. 2.5. van dit vonnis;
3.2.
bepaalt dat de door Woonstad te nemen akte uiterlijk om 12:00 uur op de dag vóór de hiervoor genoemde rolzitting in tweevoud op de griffie moet zijn ontvangen;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
43416/362

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1780