ECLI:NL:RBROT:2025:5030

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
C/10/693306 / JE RK 25-177
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinsdynamiek

Op 7 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond betrokken was. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die klem zitten tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van de kinderen af te wenden en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft. De moeder heeft instemming gegeven voor de verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de vader zich verzet en het verzoek van de GI afwijst. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 13 maart 2026, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/693306 / JE RK 25-177
Datum uitspraak: 7 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. J.L.P. Heuts te Breda,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2],
advocaat mr. F. Ergec te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 13 december 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 27 januari 2025;
  • de briefrapportage van de GI van 5 maart 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam].
De advocaat van de vader is na het sluiten van de zitting verschenen. Hij is daarop nog in de gelegenheid gesteld het standpunt van de vader naar voren te brengen. De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 maart 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 13 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het volgende meegedeeld. De GI refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De vaste jeugdbeschermer is niet aanwezig, omdat de vader hiertegen bezwaren heeft. Als het niet naar de zin van de vader gaat, steekt hij zijn hakken in het zand. De GI vindt het lastig om de vader te bewegen en samen te werken in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Er wordt gezien dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hulp nodig hebben, omdat zij klem zitten tussen de ouders.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende meegedeeld. De moeder kan instemmen met het verzoek van de GI, maar heeft haar zorgen over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Er is op dit moment geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar en dat maakt de uitvoering lastig. De moeder vindt een ondertoezichtstelling nodig, omdat de hulpverlening anders stagneert. De moeder krijgt opvoedondersteuning van Agathos, [minderjarige 1] krijgt hulpverlening van Eleos en [minderjarige 2] krijgt speltherapie van Enver. Sinds eind vorig jaar krijgen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] deze hulpverlening en dit is fijn. Het is belangrijk dat deze hulpverlening doorgang heeft, omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het vertrouwen in de hulpverleners net hebben gewonnen. Uit het verslag van Enver blijkt dat de kinderen in een loyaliteitsconflict zitten. Er staat ook in het verslag dat aan ouders wordt geadviseerd om hen te begeleiden, maar trajecten zoals het SCHIP-traject en Parallel Solo Ouderschap (hierna PSO) zijn al, zonder succes, doorlopen. Verder werkt de vader niet mee aan de voorstellen voor de vakanties, zolang hij zijn contactmomenten niet gecompenseerd krijgt. De moeder wil dat de GI de komende periode nog betrokken blijft, zodat de ouders worden begeleid bij de communicatie en de hulpverlening van Eleos, Enver en Agathos doorgang hebben. Als de vader zich op deze manier blijft verzetten, dan wordt bekeken of een verzoek tot wijziging in het ouderlijk gezag nodig is.
4.2.
Namens de vader is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De vader verzoekt het verzoek van de GI af te wijzen. De vader ziet het nut van een (toekomstige) ondertoezichtstelling niet in. De GI heeft geen duidelijk plan van aanpak en dit blijkt ook uit de briefrapportage van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem tussen de ouders en worden hiermee belast. De kinderen kunnen geen onbelast contact hebben met de ouders, omdat de ouders hier geen (emotionele) toestemming voor geven. Daarnaast lukt het de ouders nog steeds niet om te communiceren in het belang van de kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten in een loyaliteitsconflict. Verder worden er zorgen geuit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als zij bij de vader zijn. Zo zouden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich niet veilig voelen bij de vader en kan de vader snel boos worden. De vader ontkent deze zorgen. Deze zorgen worden echter niet verder geconcretiseerd. De afgelopen periode heeft de moeder opvoedondersteuning van Agathos gekregen en zij heeft hier baat bij. Verder is er hulpverlening vanuit Eleos gestart voor [minderjarige 1] en gaat [minderjarige 2] naar speltherapie van Enver. De vader heeft geen medewerking verleend, waardoor er nog altijd geen zicht is gekomen op de opvoedsituatie bij de vader.
5.3.
Nu de ouders niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te wenden en ervoor te zorgen dat de kinderen onbelast contact met hun beide ouders hebben, is hulpverlening in het gedwongen kader nog altijd noodzakelijk. Het is belangrijk dat de GI betrokken blijft om de hulpverlening en de contactmomenten tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te monitoren. Daarbij acht de kinderrechter het van belang dat de opvoedondersteuning van Agathos en de hulpverlening van Eleos voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doorgang blijft vinden. Daarvoor is de inzet van de jeugdbescherming noodzakelijk, gelet op de opstelling van de vader tegenover hulpverlening. De kinderrechter benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat de vader zijn medewerking gaat verlenen aan de ondertoezichtstelling en de hulpverlening om een duurzame verbetering van de situatie te realiseren.
5.4.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, te weten tot 13 maart 2026. [1]
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 13 maart 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 21 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.