ECLI:NL:RBROT:2025:4992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/3207
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht

Op 24 maart 2025 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloten om de bijstandsuitkering van de verzoeker met 30% te verlagen wegens het niet meewerken aan een traject tot arbeidsinschakeling. Verzoeker heeft hiertegen op 2 april 2025 bezwaar gemaakt en op 9 april 2025 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 april 2025 behandeld, maar verzoeker is zonder kennisgeving niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker het griffierecht van € 53,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoeker per aangetekende brief op 11 april 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Ondanks dat de brief op 17 april 2025 door verzoeker is afgehaald, is het griffierecht niet op tijd betaald en heeft verzoeker ook geen verzoek om vrijstelling ingediend. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, omdat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gegeven. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen en is openbaar uitgesproken op 25 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3207

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2025 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. D.J.J Straver).

Inleiding

1.1.
Met het besluit 24 maart 2025 heeft het college de bijstandsuitkering van verzoeker per 1 april 2025 gedurende één maand met 30% gekort wegens het niet meewerken aan een traject tot arbeidsinschakeling. Tegen dit besluit heeft verzoeker op 2 april 2025 bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter op 9 april 2025 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Verzoeker is zonder voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 11 april 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief dan wel uiterlijk voor de zitting, als die zitting eerder plaatsvindt. Uit informatie van PostNL is gebleken dat is getracht de aangetekend verzonden brief op 16 april 2025 om 10.48 uur bij verzoeker te bezorgen, maar dat dit niet is gelukt. De brief is vervolgens op
17 april 2025 op een PostNL-punt bezorgd waar verzoeker de brief op dezelfde dag om 17.15 uur heeft afgehaald. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald en heeft ook niet om vrijstelling van het griffierecht verzocht.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
4. Verzoeker heeft voorafgaand aan de zitting geen reden gegeven voor dit verzuim en is ook niet op de zitting van 22 april 2025 verschenen om toe te lichten waarom het griffierecht niet is betaald. Er is dan ook geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter in deze uitspraak niet inhoudelijk zal ingaan op de gronden van verzoeker. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.