Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende stappen zijn gezet binnen het kader van de ondertoezichtstelling en dat er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. De moeder heeft blijk gegeven van inzet en verantwoordelijkheid, terwijl de vader ook stappen heeft gezet in zijn herstel. De kinderrechter concludeert dat de ouders in staat zijn om de zorg voor de kinderen zelfstandig op te pakken en dat het contact tussen de vader en de kinderen zonder tussenkomst van de GI kan worden hersteld. De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 BW. De ouders worden aangemoedigd om de positieve weg die zij zijn ingeslagen voort te zetten, ten behoeve van de ontwikkeling van hun kinderen.