ECLI:NL:RBROT:2025:493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/10/689840 / JE RK 24-2517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen door kinderrechter

Op 9 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende stappen zijn gezet binnen het kader van de ondertoezichtstelling en dat er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. De moeder heeft blijk gegeven van inzet en verantwoordelijkheid, terwijl de vader ook stappen heeft gezet in zijn herstel. De kinderrechter concludeert dat de ouders in staat zijn om de zorg voor de kinderen zelfstandig op te pakken en dat het contact tussen de vader en de kinderen zonder tussenkomst van de GI kan worden hersteld. De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 BW. De ouders worden aangemoedigd om de positieve weg die zij zijn ingeslagen voort te zetten, ten behoeve van de ontwikkeling van hun kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689840 / JE RK 24-2517
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 november 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft zijn mening niet gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 2 januari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd tot 14 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van zes maanden.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De afgelopen periode heeft de moeder hard meegewerkt aan de inzet van hulpverlening. Zij zet zich goed in en blijft in contact. De vader geeft de moeder meer de ruimte om de kinderen op te voeden. Het is de afgelopen periode niet gelukt om in contact te komen met de betrokken hulpverlening van vader, omdat hij hiervoor geen toestemming heeft gegeven.

4.De standpunten

4.1.
De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Zij vraagt zich af met welk doel de ondertoezichtstelling van de kinderen moet worden verlengd. Er is nog steeds geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken, waardoor er steeds andere hulpverleners betrokken zijn aan wie de moeder de situatie opnieuw moet uitleggen. Daarbij is de GI nog niet gestart met het oppakken van contactherstel tussen de kinderen en de vader, terwijl de kinderen dat graag zouden willen. De moeder geeft aan dat zij de zorgen binnen het gezin ook binnen het vrijwillige kader kan aanpakken. Zij heeft zich de afgelopen periode ingezet om met de hulpverlening samen te werken en is voornemens de nodige hulpverlening binnen het vrijwillige kader voort te zetten. Daarnaast geeft de moeder aan dat het contact tussen de vader en de kinderen kan worden hersteld, zonder tussenkomst van de GI. Zij vertrouwt erop dat de vader aan zijn problemen blijft werken, dat hij naar de moeder zal luisteren en dat hij de kinderen de nodige ruimte zal geven. Tussen ouders is meer rust gekomen, aldus de moeder.
4.2.
De vader brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Het klopt dat er bij de vader in het verleden sprake was van alcohol- en middelenmisbruik. De vader ging door een lastige periode, maar hij heeft in de tussentijd weer alles opgebouwd. Hij heeft zelf hulpverlening gezocht. Ook heeft hij inmiddels een eigen huis. De vader gebruikt geen drugs meer en drinkt enkel nog op een feestje. Daarnaast geeft hij de moeder meer de ruimte om voor de kinderen te zorgen. De vader vindt het meer dan lastig dat er nog steeds geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin is betrokken, waardoor hij de situatie steeds opnieuw moet uitleggen. Ook is de GI nog niet gestart met het oppakken van contactherstel tussen de kinderen en hem. Dit frustreert de vader, omdat de kinderen aangeven dat zij hem erg missen. De vader hoopt dat de ondertoezichtstelling van de kinderen niet wordt verlengd. Ouders hebben laten zien dat zij zelf de nodige hulpverlening kunnen inzetten en dat er meer rust is. Vader vertrouwt op moeder in haar aanpak van zorg en opvoeding, zij is goed voor de kinderen. Hij mist de kinderen enorm maar hun belang gaat voor dat van vader. Het contact met de kinderen kan rustig via de moeder worden opgebouwd. Hij zal hierbij de mening van de moeder volgen. Ook zal hij de kinderen de ruimte geven die zij nodig hebben.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er, nog steeds, geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken is en dat dit ook niet binnen afzienbare tijd verwacht wordt. Ook is de GI nog niet gestart met het oppakken van het contactherstel tussen de vader en de kinderen terwijl duidelijk was en is dat dit voor de kinderen zeer belangrijk is. De afgelopen periode zijn binnen het kader van de ondertoezichtstelling volstrekt onvoldoende stappen gezet, terwijl de moeder heeft laten zien dat zij hard meewerkt aan de inzet van hulpverlening en zij haar verantwoordelijkheid als ouder neemt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder bevestigd dat zij bereid is om de nodige hulpverlening binnen het vrijwillige kader voort te zetten. Zij realiseert zich het nut en de noodzaak daarvan. Daarnaast is de moeder voornemens het contact tussen de vader en de kinderen in kleine stappen te herstellen. Zij ziet dagelijks hoe de kinderen de vader missen. De ouders zijn inmiddels in staat om het belang van de kinderen boven hun eigen belang te zetten. Zij hebben meer rust gevonden en het is de vader gelukt om de moeder te vertrouwen in haar rol van opvoeder. De kinderrechter vertrouwt erop dat de moeder de verzorging en opvoeding van de kinderen voortaan weer zelfstandig op zich kan nemen, en dat het contact tussen de vader en de kinderen zonder tussenkomst van de GI kan worden hersteld. Het is hierbij uiteraard wel van het grootste belang dat de vader de moeder de ruimte blijft geven en dat hij naar haar blijft luisteren. Daarbij is het belangrijk dat de kinderen de tijd en de ruimte te krijgen om aan het contact(herstel) met de vader te wennen. Nu ouders hun ouderlijke taken en verantwoordelijkheden weer zelfstandig oppakken, in combinatie met het gegeven dat de ondertoezichtstelling in feite niet werkelijk wordt uitgevoerd, acht de kinderrechter geen basis meer aanwezig voor verlenging van deze maatregel van kinderbescherming. De kinderrechter geeft beide ouders mee om voort te gaan op de door hen ingeslagen positieve weg, hun drie kinderen verdienen dat ten volle. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben immers slechts één jeugd waarin zij de tijd hebben zich te ontwikkelen tot gelukkige, stabiele volwassenen.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen daarom afwijzen. [1]

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 16 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.