In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 22 januari 2025 een verzoekschrift heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond met gesloten deuren, waren de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] gehoord en vastgesteld dat er grote zorgen zijn over haar psychische toestand, waaronder suïcidale gedachten en een gebrek aan schoolgang. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 juni 2025, met de verklaring dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [voornaam minderjarige] de juiste hulp en begeleiding krijgt, en dat er gezocht wordt naar een geschikte vervolgplek voor haar. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 31 maart 2025.