ECLI:NL:RBROT:2025:4871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
10.003672.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord tijdens nieuwjaarsfeest met vuurwapen

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2024 in Capelle aan den IJssel het slachtoffer, een 27-jarige man, opzettelijk en met voorbedachten rade heeft doodgeschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een ruzie met het slachtoffer tijdens een nieuwjaarsfeest, met een vuurwapen op hem heeft geschoten terwijl het slachtoffer in zijn auto zat. Het slachtoffer is ter plaatse overleden aan zijn verwondingen. De verdachte is na het schietincident gevlucht naar het buitenland en is op dat moment vermoedelijk in Brazilië. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waaronder schadevergoeding voor uitvaartkosten en affectieschade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder zijn partner, moeder en vader. De rechtbank heeft de vorderingen voor shockschade afgewezen, omdat er geen erkend geestelijk letsel was vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.003672.24
Datum uitspraak: 23 april 2025
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1995,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam,
waargenomen door raadsman mr. O.E. Maan, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In de nacht van 31 december 2023 op 1 januari 2024 is in een bedrijfspand aan [adres] een besloten nieuwjaarsfeest georganiseerd. Het feest is bezocht door het latere slachtoffer [slachtoffer], die omstreeks 03:14 uur is gearriveerd en het pand is ingegaan. Een uur later zijn ook de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] samen met twee andere mannen op de feestlocatie gearriveerd. Verschillende getuigen hebben verklaard over een opstootje kort daarna tussen de verdachte en [slachtoffer] in de hal van de feestlocatie. Volgens een getuige heeft de verdachte hierbij tegen [slachtoffer] gezegd
‘je gaat gewoon echt zien’. Omstreeks 06:08 uur heeft [slachtoffer] de feestlocatie verlaten en is hij als bestuurder in een Range Rover gestapt. Na te zijn weggereden en de auto te hebben gekeerd, is [slachtoffer] omstreeks 06:19 uur stapvoets in de richting van de ingang van de feestlocatie gereden. Toen hij even moest wachten voor een stilstaande auto, is [slachtoffer] van korte afstand door de zijruit aan de bestuurderszijde van zijn auto meerdere keren met een vuurwapen beschoten. Hij is hierbij vrijwel direct opzij gevallen en heeft niet meer bewogen. Terwijl de auto zachtjes doorrolde, is de schutter met de auto meegelopen en heeft hij nogmaals meerdere keren op het slachtoffer geschoten. De auto is vervolgens tot stilstand gekomen tegen een geparkeerd staande auto. De verdachte is later door de politie herkend als de schutter.
Het slachtoffer is ter plekke aan zijn verwondingen overleden. Na het schietincident is de verdachte naar de Audi gelopen, waarmee hij eerder naar het feest is gekomen en die op dat moment met draaiende motor vlakbij de ingang van de feestlocatie stond. De verdachte heeft plaatsgenomen op de bijrijdersstoel, terwijl de medeverdachte [medeverdachte 1] als bestuurder alleen in de auto zat. Ze hebben direct de plaats delict verlaten en zijn na een korte tussenstop bij het huis van de moeder van de verdachte via België naar Frankrijk gereden. De verdachte is hier afgezet bij een benzinestation. Uit het opsporingsonderzoek blijkt dat de verdachte daarna via Spanje en Marokko is doorgereisd en vermoedelijk op dit moment in Brazilië verblijft.
4.2.
Moord – voorbedachte raad
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte het slachtoffer met opzet heeft gedood door met een vuurwapen op korte afstand meerdere keren gericht op het slachtoffer te schieten. Hij heeft hem daarbij minimaal acht keer geraakt, waarvan driemaal in het hart. Het slachtoffer is ten gevolge hiervan overleden. De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of de verdachte ook heeft gehandeld met voorbedachte raad en of daarmee sprake is van moord.
Voor bewezenverklaring van moord moet komen vast te staan dat:
  • de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en
  • niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling,
  • zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Van belang is dus om vast te stellen wanneer de verdachte het besluit heeft genomen om het slachtoffer te doden, of hij daarna voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn besluit te overdenken en of hij daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn handelen.
Beoordeling
Uit getuigenverklaringen blijkt dat kort na aankomst van de verdachte op de feestlocatie een opstootje plaatsvond tussen de verdachte en het latere slachtoffer. Uit telefoongegevens van de verdachte blijkt dat de verdachte vanaf 04:18 uur via Snapchat contact zocht met verschillende personen met antecedenten op het gebied van vuurwapenbezit. In een chat met een niet-geïdentificeerd account [accountnaam 1] zegt de verdachte: ‘
Waar is die ding. Breng’.In een door de gebruiker verder verwijderd chatgesprek met het account [accountnaam 2] is een zogeheten thumbnail (een verkleinde afbeelding) aangetroffen waarop een vuurwapen te zien is dat gelijkenissen vertoont met het vuurwapen waarmee de verdachte heeft geschoten. [medeverdachte 2] is door de politie geïdentificeerd als de gebruiker van dit account. De afbeelding van het vuurwapen is vermoedelijk afkomstig van een video die [medeverdachte 2] om 05:55 uur aan de verdachte heeft verstuurd.
Op de camerabeelden is het volgende te zien.
Om 06:00 uur komt op de Rietbaan een BMW aanrijden met vier inzittenden. De man rechts achterin de auto is door de politie geïdentificeerd als [medeverdachte 2]. De verdachte loopt kort nadat de BWM is gearriveerd vanuit de feestlocatie naar buiten en wordt door het openstaande raam door [medeverdachte 2] gewenkt. De verdachte loopt naar de BMW, terwijl [medeverdachte 2] met een witte doek poetsende bewegingen maakt en vervolgens door het geopende portier een voorwerp aan de verdachte overhandigt. De verdachte maakt daarna kort contact met een onbekende man en laat zien dat hij iets bij zijn rechterheup heeft. De verdachte doet vervolgens met zijn rechterhand zijn T-shirt omhoog, waarna zijn T-shirt gedeeltelijk achter een donkergekleurd voorwerp op zijn rechterheup blijft hangen.
Om 06:04 uur loopt de verdachte samen met een groep mannen de feestlocatie binnen. Omstreeks 06:08 uur komt het slachtoffer de feestlocatie uit en stapt in de Range Rover. Even later, rond 06:10 uur loopt ook de verdachte samen met een aantal andere mannen de feestlocatie uit. Vanaf 06:10 uur tot aan het schietincident houdt de verdachte zich met andere bezoekers op voor de ingang van de feestlocatie. Rond 06:18 uur komt het slachtoffer met de Range Rover aanrijden en stopt nabij de ingang van het pand. De verdachte loopt rond 06:19 uur naar de bestuurderszijde van de auto en schiet met een gestrekte rechterarm meerdere keren in de richting van het slachtoffer. De verdachte loopt met de doorrollende auto mee en schiet vervolgens nogmaals een aantal keer met het vuurwapen op het slachtoffer.
De rechtbank stelt op basis van de genoemde feiten en omstandigheden vast dat de verdachte na een ruzie met het slachtoffer gedurende ruim anderhalf uur via Snapchat op zoek is gegaan naar een vuurwapen. Dit vuurwapen is vervolgens door [medeverdachte 2] naar de feestlocatie gebracht en is overgedragen aan de verdachte. De verdachte is een kwartier daarna zonder concrete aanleiding met het vuurwapen afgelopen op de auto waarin het slachtoffer reed en heeft tot tweemaal toe meerdere keren op hem geschoten. De rechtbank stelt aan de hand hiervan vast dat de verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te kunnen beraden over zijn daad en heeft kunnen nadenken over de gevolgen hiervan. Niet is gebleken dat hij heeft gehandeld uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Het dossier en hetgeen is besproken ter zitting werpt geen andere scenario’s op die tot andere conclusies kunnen leiden. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
4.3.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 januari 2024 te Capelle aan den IJssel
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd,
door met een vuurwapen kogels in/door het lichaam van die [slachtoffer] te schieten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Moord
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de 27-jarige [slachtoffer] op straat van dichtbij in zijn auto doodgeschoten voor een druk bezochte feestlocatie, waar die nacht het nieuwe jaar werd ingeluid. Het nieuwjaarsfeest was net afgelopen, waardoor vele bezoekers zich ten tijde van de schietpartij buiten op de straat bevonden. Het slachtoffer, dat als bestuurder van zijn auto geen kant op kon omdat er allerlei auto’s op dat moment vanaf de locatie vertrokken, is geraakt door minimaal acht kogels, waarvan drie door het hart. Pogingen om hem te reanimeren, mochten niet meer baten en het slachtoffer overleed ter plekke. De verdachte heeft hem hiermee op laffe wijze van het leven beroofd. De dood van het slachtoffer heeft onherstelbaar leed veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. Zijn partner en nicht hebben dit op indringende wijze verwoord tijdens de terechtzitting. Het dochtertje van het slachtoffer was destijds pas drie jaar oud en zal verder zonder haar vader moeten opgroeien. Ook de ouders, verdere familieleden en vrienden van het slachtoffer zullen met dit verlies verder moeten leven.
Het feit op zich en vooral ook de wijze waarop de verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht, heeft veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in de samenleving, zo blijkt uit het opsporingsonderzoek.
De verdachte is direct na het schietincident naar het buitenland gevlucht en heeft op geen enkel moment enige verantwoordelijkheid getoond voor zijn brute daad. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, onder andere voor verboden wapenbezit.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

In deze strafzaak hebben de nabestaanden van [slachtoffer], te weten [benadeelde partij 1] (partner slachtoffer), [benadeelde partij 2] (moeder slachtoffer) en [benadeelde partij 3] (vader slachtoffer), zich als benadeelde partij gesteld. [benadeelde partij 1] heeft zich tevens als benadeelde partij gevoegd als wettelijk vertegenwoordiger namens haar minderjarige dochter [benadeelde partij 4].
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen volledig toewijsbaar, met dien verstande dat de vergoeding voor het grafmonument gematigd dient te worden tot een bedrag van € 5.000,-.
8.2.
Beoordeling
Materiële schade
[benadeelde partij 1] vordert een vergoeding van totaal € 25.380,- aan materiële schade, bestaande uit € 13.800,- aan uitvaartkosten en € 11.500,- aan kosten voor het grafmonument.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade (kosten uitvaart en aanschaf grafmonument) toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade voldoende is onderbouwd en niet als buitensporig moet worden aangemerkt, hoewel de kosten van het grafmonument hoger zijn dan gemiddeld volgens de Consumentenbond wordt uitgegeven aan een grafsteen. Immers, het uitgangspunt is een volledige schadevergoeding van een dergelijke schadepost. Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar omstandigheden van financiële aard, zoals het feit dat de kosten van het grafmonument boven het gemiddelde ligt. Ook wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het grafmonument is aangeschaft ter nagedachtenis aan het slachtoffer, zoals de jonge leeftijd van het slachtoffer, het feit dat hij nog midden in het leven stond en zijn overlijden zeer onverwachts was en dat zijn dochtertje zal moeten opgroeien zonder haar vader. De rechtbank oordeelt dat de kosten van het grafmonument in redelijke verhouding staan tot deze omstandigheden en zal daarom het gevorderde bedrag volledig toewijzen.
Immateriële schade - Affectieschade
[benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] vorderen allen een bedrag van € 20.000,- aan affectieschade. Tevens vordert [benadeelde partij 1] een bedrag van € 20.000,- aan affectieschade ten behoeve van haar minderjarige dochter [benadeelde partij 4].
Aan de benadeelde partijen is door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade (affectieschade) toegebracht. De betrokken benadeelde partijen komen gelet op hun relatie tot het slachtoffer ook allen in aanmerking voor toekenning van affectieschade.
De gevorderde schadevergoeding van € 20.000,- per persoon is gebaseerd op het Besluit vergoeding affectieschade en zal voor alle benadeelden worden toegewezen.
Immateriële schade - Shockschade
[benadeelde partij 1] vordert een bedrag van € 20.000,- aan shockschade.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat vergoeding voor shockschade kan worden toegewezen wanneer het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Hoewel niet ter discussie staat dat het bewezen verklaarde feit grote impact heeft op het leven van de benadeelde, blijkt uit de overgelegde medische stukken niet van een diagnose van een erkend ziektebeeld. Daarmee bestaat op basis van de huidige beschikbare gegevens juridisch geen ruimte voor de toekenning van shockschade. Verder onderzoek daarnaar zou de strafzaak te zeer belasten, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1], ook als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [benadeelde partij 4], een schadevergoeding betalen van in totaal € 65.380,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een schadevergoeding betalen van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaar,
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 65.380,- (zegge: vijfenzestigduizend driehonderdtachtig euro), bestaande uit € 25.380,- aan materiële schade en € 40.000,- aan immateriële schade (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering (shockschade); bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), geheel bestaande uit immateriële schade (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), geheel bestaande uit immateriële schade (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 65.380,-(hoofdsom,
zegge: vijfenzestigduizend driehonderdtachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 65.380,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
336 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 20.000,-(hoofdsom,
zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
135 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen
€ 20.000,-(hoofdsom,
zegge:
twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
135 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Capelle aan den IJssel
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd,
door met een vuurwapen een of meer kogels in/door het lichaam van die [slachtoffer] te schieten.