ECLI:NL:RBROT:2025:4870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
10.008665.24 en 96.084828.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen/medeplichtigheid moord en veroordeling voor begunstiging in schietincident tijdens nieuwjaarsfeest

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1997 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, heeft de rechtbank Rotterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan de moord op een slachtoffer tijdens een schietincident in de nieuwjaarsnacht van 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden bewezen dat hij medeplichtig was aan de moord, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte om het slachtoffer te doden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan begunstiging, omdat hij de schutter na het delict had geholpen om te vluchten naar Frankrijk. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de schade niet rechtstreeks voortvloeide uit de bewezenverklaring van begunstiging. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit had gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.008665.24
Parketnummer TUL: 96.084828.22
Datum uitspraak: 23 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
raadsvrouw mr. S. Epema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit (medeplichtigheid aan moord);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In de nacht van 31 december 2023 op 1 januari 2024 is in een bedrijfspand aan [adres] een besloten nieuwjaarsfeest georganiseerd. Het feest is bezocht door het latere slachtoffer [slachtoffer], die omstreeks 03:14 uur is gearriveerd en het pand is ingegaan. Een uur later zijn ook de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] samen met twee andere mannen op de feestlocatie gearriveerd. Verschillende getuigen hebben verklaard over een opstootje kort daarna tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] in de hal van de feestlocatie. Volgens een getuige zei [medeverdachte] hierbij tegen [slachtoffer]
‘je gaat gewoon echt zien’. Omstreeks 06:08 uur heeft [slachtoffer] de feestlocatie verlaten en is hij als bestuurder ingestapt in een Range Rover. Na te zijn weggereden en de auto te hebben gekeerd, is [slachtoffer] omstreeks 06:19 uur stapvoets in de richting van de ingang van de feestlocatie gereden. Toen hij even moest wachten voor een stilstaande auto, is [slachtoffer] van korte afstand door de zijruit aan de bestuurderszijde van zijn auto meerdere keren met een vuurwapen beschoten. Hij is hierbij vrijwel direct opzij gevallen en heeft niet meer bewogen. Terwijl de auto zachtjes doorrolde, is de schutter met de auto meegelopen en heeft hij nogmaals meerdere keren op het slachtoffer geschoten. De auto is vervolgens tot stilstand gekomen tegen een geparkeerd staande auto. [medeverdachte] is later door de politie herkend als de schutter.
Het slachtoffer is ter plekke aan zijn verwondingen overleden. Na het schietincident is [medeverdachte] naar de Audi gelopen, waarmee hij eerder naar het feest was gekomen en die op dat moment met draaiende motor vlakbij de ingang van de feestlocatie stond. Hij heeft toen plaatsgenomen op de bijrijdersstoel, terwijl de verdachte als bestuurder alleen in de auto zat. Ze hebben direct de plaats delict verlaten en zijn naar het huis van de moeder van [medeverdachte] in Rotterdam-West gereden. Terwijl [medeverdachte] gedurende enkele minuten in de woning was, wachtte de verdachte met de Audi voor de deur van deze woning. Vervolgens zijn zij via België naar Frankrijk gereden, waar de verdachte [medeverdachte] heeft afgezet bij een benzinestation. Uit het opsporingsonderzoek blijkt dat [medeverdachte] daarna via Spanje en Marokko is doorgereisd en vermoedelijk op dit moment in Brazilië verblijft.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte medeplichtig is aan de moord op [slachtoffer]. De verdachte heeft de schutter naar het feest gebracht en is getuige geweest van de ruzie met het slachtoffer. Onderzoek van de in beslag genomen telefoons wijst uit dat [medeverdachte] gedurende ongeveer anderhalf uur op zoek is geweest naar een wapen. De verklaring van de verdachte dat hij hiervan niks heeft gemerkt en aan [medeverdachte] ook geen vragen heeft gesteld, is ongeloofwaardig en moet als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt. Na het feest zijn zij samen naar buiten gegaan en hebben zij met andere bezoekers enige tijd bij de Audi gestaan. De verdachte is vervolgens in de auto gaan zitten, heeft voordat het schietincident plaatsvond de motor gestart en heeft gewacht om de schutter daarna te helpen ontvluchten. Dit feitencomplex is volgens de officier van justitie te kwalificeren als het behulpzaam zijn en het bieden van gelegenheid om een moord te plegen.
4.2.2.
Beoordeling
4.2.2.1. Vrijspraak medeplegen moord
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen van moord niet kan worden bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4.2.2.2. Vrijspraak medeplichtigheid moord
De rechtbank stelt vast dat de verdachte direct na de moord op [slachtoffer] de schutter bij zijn vlucht heeft geholpen door hem naar Frankrijk te brengen.
Voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord is vereist dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het gronddelict zelf, als op het bevorderen of vergemakkelijken daarvan. Daarbij moeten de handelingen van de verdachte zijn verricht voorafgaand aan of tijdens het delict.
Anders dan de officier van justitie kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan het schietincident wist of moet hebben geweten dat [medeverdachte] van plan was om het slachtoffer met geweld om het leven te brengen. Niet is gebleken dat de verdachte hierover vooraf met hem heeft gesproken of dat de verdachte direct betrokken was bij het verkrijgen van een vuurwapen. Het enkele feit dat de verdachte op het moment van het schieten met een draaiende motor in de auto zat, is onvoldoende om medeplichtigheid aan te nemen. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij het koud had en in de auto bezig was een joint te draaien. Deze verklaring wordt niet weersproken door de bevindingen van het opsporingsonderzoek. Tegen de stelling dat de auto startklaar stond pleit ook de bevinding uit de camerabeelden dat de auto van de verdachte geparkeerd stond en dat de verdachte deze eerst heeft moeten keren, voordat hij kon wegrijden van de feestlocatie. Dat de verdachte [medeverdachte] na het schietincident heeft helpen vluchten door hem met de auto naar Frankrijk te brengen, levert evenmin medeplichtigheid op, nu deze gedraging pas na het misdrijf is verricht en uit niets blijkt dat die gedraging onderdeel was van een eerder gemaakte afspraak. Om de reden dient ook voor het subsidiair tenlastegelegde vrijspraak te volgen.
4.2.2.3.
Begunstiging wettig en overtuigend bewezen
Wel kunnen de genoemde gedragingen worden gekwalificeerd als begunstiging, zoals meer subsidiair ten laste is gelegd. Vast staat immers dat de verdachte [medeverdachte] na het delict heeft geholpen, door hem te helpen naar het buitenland te vluchten, zodat hij aan de opsporingsdiensten kon ontkomen. Dit is door de verdachte ook bekend.
4.2.2.4.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 januari 2024 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk
[medeverdachte], die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te
weten het opzettelijk, en met voorbedachten rade, van het leven beroven
van [slachtoffer],
behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Opzettelijk iemand die schuldig is aan enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.2.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan begunstiging van een misdrijf door het besturen van de auto met daarin de dader van het schietincident, waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen, om hem te helpen vluchten. De verdachte heeft door zijn handelen de nasporing en de vervolging van één van de ernstigste misdrijven die ons wetboek kent ernstig gefrustreerd. Dat de dader van het doden van [slachtoffer] door toedoen van de verdachte heeft kunnen ontkomen, heeft bij zijn nabestaanden veel extra leed veroorzaakt. Dit blijkt onder meer uit de indringende slachtofferverklaringen die door de partner en een nicht van het slachtoffer ter terechtzitting zijn afgelegd. Hoewel de verdachte heeft verklaard te hebben gehandeld vanuit angst, in de wetenschap dat de medeverdachte een vuurwapen bij zich droeg en daarmee ook had geschoten, had hij naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk gelegenheid om zich aan het voorval te onttrekken. Hij heeft immers nog enkele minuten op de dader staan wachten in zijn auto terwijl deze spullen uit de woning van zijn moeder is gaan halen. Dat de verdachte niet anders heeft gehandeld dan dat hij heeft gedaan, acht de rechtbank dan ook bijzonder kwalijk.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. In combinatie met het tegen de medeverdachte in het onder parketnummer 10-003672-24 gelijktijdig uitgesproken vonnis voor moord, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een lagere straf dan het wettelijk gestelde strafmaximum voor begunstiging. Hierbij is ook acht geslagen op vergelijkbare zaken waarin bij begunstiging bij levensdelicten ook het wettelijk strafmaximum is opgelegd. De rechtbank legt daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

In deze strafzaak hebben de nabestaanden van [slachtoffer], te weten [benadeelde partij 1] (partner slachtoffer), [benadeelde partij 2] (moeder slachtoffer) en [benadeelde partij 3] (vader slachtoffer), zich als benadeelde partij gesteld. [benadeelde partij 1] heeft zich tevens als benadeelde partij gevoegd als wettelijk vertegenwoordiger namens haar minderjarige dochter [benadeelde partij 4].
De partner van het slachtoffer vordert een schadevergoeding van in totaal € 85.380,-, waarvan € 25.380,- ter zake van materiële schade en € 60.000,- ter zake van immateriële schade (affectie- en shockschade). De ouders vorderen per persoon een schadevergoeding van € 20.000,- (affectieschade). Alle benadeelde partijen hebben verzocht de vorderingen hoofdelijk toe te wijzen met de medeverdachte, om de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling
De verdachte zal worden vrijgesproken van het medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan moord. Niet is gebleken dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de meer subsidiair bewezenverklaarde begunstiging. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen in deze strafzaak daarom afwijzen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 10 augustus 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 25 augustus 2023.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering af te wijzen nu de veroordeling zag op een andersoortig feit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3];
veroordeelt de benadeelde partijen in de proceskosten die de verdachte in het kader van deze vorderingen heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 10 augustus 2023 van de politierechter in van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd,
door met een vuurwapen een of meer kogels in/door het lichaam van die [slachtoffer] te schieten;
subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 1 januari 2024 te Capelle aan den IJssel
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd,
door met een vuurwapen een of meer kogels in/door het lichaam van die [slachtoffer] te schieten,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 januari 2024
te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland en/of België,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met een auto met draaiende motor op de plaats van het misdrijf te staan en/of wachten en/of
- die [medeverdachte] met die auto van de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte] te helpen vluchten naar het buitenland, althans de vlucht mogelijk en/of gemakkelijk te maken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland en/of België,
opzettelijk
[medeverdachte], die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te
weten het opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, van het leven beroven
van [slachtoffer],
heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie.