Op 15 augustus 2023 heeft de opposant, een persoon uit [plaatsnaam], een verzoek ingediend bij het UWV om inzage in zijn persoonsgegevens. Na het niet tijdig beslissen door het UWV, heeft de opposant op 14 juni 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant het griffierecht niet tijdig had betaald. Hiertegen heeft de opposant verzet aangetekend, wat op 3 april 2025 is behandeld. De verzetrechter heeft geoordeeld dat het niet tijdig betalen van het griffierecht verschoonbaar was, waardoor het verzet gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vervolgens het beroep opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat het UWV al op 9 november 2023 had beslist op het inzageverzoek, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak meer mogelijk was. De uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2025.