ECLI:NL:RBROT:2025:4852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
25/2794
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake zorg en ondersteuning bij Agnes Zorg

Op 23 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R. Moghni, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. W. Breure. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 januari 2025, waarin het college bepaalde dat zij geen zorg en ondersteuning meer kon inkopen bij haar zorgaanbieder Agnes Zorg. Tevens werd verzoekster opgedragen om voor 1 mei 2025 een nieuwe zorgaanbieder te kiezen, met de mededeling dat de ondersteuning van Agnes Zorg vanaf 2 mei 2025 niet meer door de gemeente Rotterdam zou worden betaald. Op 26 maart 2025 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster het verschuldigde griffierecht van € 53,- niet tijdig had betaald. De griffier had verzoekster in een aangetekende brief van 28 maart 2025 de gelegenheid gegeven om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Uit informatie van PostNL bleek dat de brief op 1 april 2025 was afgehaald, maar verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd voldaan. Er was geen verontschuldiging voor dit verzuim aangetoond. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar was, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2794

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 30 januari 2025 heeft het college bepaald dat verzoekster geen zorg en ondersteuning meer kan inkopen bij haar zorgaanbieder Agnes Zorg, dat zij voor 1 mei 2025 een nieuwe zorgaanbieder moet kiezen en dat vanaf 2 mei 2025 de ondersteuning die Agnes Zorg aan verzoekster levert niet meer wordt betaald vanuit de gemeente Rotterdam. Verzoekster heeft hiertegen op 26 maart 2025 bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter op 26 maart 2025 gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
3. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 28 maart 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 1 april 2025 om 11:28 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
5. Er is niet gebleken dat er een verontschuldiging is voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.