ECLI:NL:RBROT:2025:4818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/10/695044 / FA RK 25-1504
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor een minderjarige

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen en de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd te benoemen. De vader, die het ouderlijk gezag heeft op basis van Somalisch recht, is niet verschenen op de zitting en heeft geen medewerking verleend aan de hulpverlening. De minderjarige verblijft momenteel bij de pleegmoeder en heeft al lange tijd geen contact meer met de vader, wat haar ontwikkeling ernstig bedreigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De kinderrechter heeft daarom besloten het gezag van de vader te beëindigen en de GI als voogd te benoemen, zodat er stabiliteit en noodzakelijke hulp voor de minderjarige kan worden geboden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/695044 / FA RK 25-1504
Datum uitspraak: 4 april 2025
Beschikking van de rechtbank over gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. E. Janse, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in Somalië,
[naam pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 25 februari 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige];
  • mr. E. Janse;
  • de moeder, die ter zitting telefonisch is gehoord;
  • de pleegmoeder;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1];
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2].
1.3.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Somalische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3], tolk in de Somalische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de pleegmoeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 11 oktober 2025. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleent met ingang van 11 oktober 2024 tot 11 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen en de GI tot voogd over [minderjarige] te benoemen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [minderjarige] woont al een tijd bij de pleegmoeder en het is fijn dat zij daar tot haar meerderjarigheid kan blijven. [minderjarige] heeft al lang geen contact meer met de vader en is bang voor hem. De vader weigert samen te werken met hulpverlening voor het regelen van belangrijke zaken, met als gevolg stagnatie in haar ontwikkeling. Hierdoor is [minderjarige] niet in staat haar trauma’s te verwerken en maakt ze zich zorgen over haar toekomst. [minderjarige] is gemotiveerd om verder te werken aan haar leven in Nederland. De Raad wil voorkomen dat deze motivatie verdwijnt door de huidige situatie. Het is belangrijk dat [minderjarige] op korte termijn hulp krijgt voor haar trauma-gerelateerde problemen. Zowel de moeder als de pleegmoeder steunen de benoeming van de GI als voogd. De moeder is op afstand betrokken. Vanwege de verre afstand en taalbarrière kan zij de verantwoordelijkheid over [minderjarige] niet op zich nemen. De pleegmoeder biedt een stabiele opvoedsituatie. Op dit moment twijfelt de Raad echter aan haar praktische vaardigheden door de taalbarrière en het beperkte inzicht in de problematiek van [minderjarige]. Na de start van de noodzakelijke hulpverlening zal de situatie van [minderjarige] op termijn opnieuw worden beoordeeld om te bepalen of de gezag bij de pleegmoeder in plaats van de GI overwogen moet worden.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek van de Raad ter zitting ondersteund en het volgende meegedeeld. Er is geen grip op de vader, die niet openstaat voor contact. De GI heeft de indruk dat de vader niet altijd begrijpt wat er van hem verwacht wordt in zijn gezaghebbende rol. Daarbij staat hij niet open voor uitleg of hulp, waardoor ondersteuning niet mogelijk is. De GI wil de komende periode praktische zaken voor [minderjarige] regelen, zoals het openen van een eigen bankrekening. Daarnaast zal de GI blijven proberen contact op te nemen met de vader om hem de situatie uit te leggen. Verder staat [minderjarige] op een wachtlijst voor traumabehandeling.
4.2. Mr. Jansen heeft naar voren gebracht dat het hem niet gelukt is om in contact te komen met de vader. Het standpunt van de vader is hem niet bekend.
4.3.
De pleegmoeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek. De pleegmoeder heeft een goede band met [minderjarige]. Zolang het nodig is, kan [minderjarige] bij haar blijven wonen. Alle benodigde hulp is welkom, en de pleegmoeder is tevreden met de praktische ondersteuning van de GI. Momenteel is de pleegmoeder dringend op zoek naar een grotere woning voor haar gezin.
4.4.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij ook instemt met het verzoek. De moeder is blij dat belangrijke beslissingen over [minderjarige] voortaan in samenspraak met de GI genomen kunnen worden en [minderjarige] niet langer afhankelijk zal zijn van toestemming van de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Uit het verzoek van de Raad blijkt dat de vader op grond van Somalisch recht het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft. Tijdens de zitting is hiertegen geen verweer gevoerd door partijen.
5.3.
Sinds augustus 2023 staat [minderjarige] onder toezicht en zij woont sinds november 2023 bij de pleegmoeder. Er is al lange tijd geen contact tussen [minderjarige] en de vader, die weigert samen te werken met de betrokken instanties. Hij geeft geen toestemming voor belangrijke beslissingen met betrekking tot de ontwikkeling van [minderjarige] en vertraagt daardoor noodzakelijke hulpverlening. De moeder van [minderjarige], die geen gezag heeft, is op afstand betrokken bij het leven van [minderjarige]. Vanwege de verre afstand en de taalbarrière heeft de moeder aangegeven niet in staat te zijn om de verantwoordelijkheid over [minderjarige] op zich te nemen. Ook de pleegmoeder lijkt op dit moment onvoldoende in staat te zijn om deze verantwoordelijkheid volledig te dragen, mede door twijfels over haar eigen praktische vaardigheden en het beperkte inzicht in de problematiek van [minderjarige].
5.4. [minderjarige] loopt al langere tijd tegen obstakels aan, vooral doordat zij bij elke belangrijke beslissing of aanvraag de toestemming van de vader nodig heeft. Aangezien de vader geen toestemming verleent en niet openstaat voor contact, is voor [minderjarige] nog niet de noodzakelijke hulp opgestart en bijvoorbeeld nog geen bankrekening geopend.
5.5. [minderjarige] woont al een aanzienlijke periode bij de pleegmoeder en het is duidelijk dat haar perspectief hier ligt. Het is fijn dat de pleegmoeder hiervoor open staat. Gezien de huidige dreiging voor haar ontwikkeling is het cruciaal dat [minderjarige] niet langer in onzekerheid blijft over haar toekomst. Het is daarom noodzakelijk om het gezag van de vader te beëindigen, zodat er stabiliteit kan worden geboden aan [minderjarige]. Een gezag beëindigende maatregel is dan ook op zijn plaats.
5.6. Omdat de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de kinderrechter als volgt. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat de voogdij wordt belegd bij een neutrale partij, namelijk de GI. De GI kan dan belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen. Ook kan de GI de regie houden ten aanzien van de in te zetten hulpverlening voor [minderjarige] en de moeder begeleiden bij het invullen van haar rol van moeder op afstand. Daarnaast kan de GI het herstel van het contact tussen [minderjarige] en de vader op termijn op een passende wijze vormgeven en begeleiden. De kinderrechter verwacht dat het contact tussen de vader en [minderjarige] met de onderhavige beslissing als minder belastend zal worden ervaren. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.
5.7. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
5.8. Op grond van artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de vader, als ouder van wie het gezag wordt beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in het bewind, ervan uitgaande dat hij het bewind voerde over het vermogen van [minderjarige].
5.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam vader], geboren op [geboortedatum 2] 1984 in [geboorteplaats 2], over [minderjarige];
6.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam;
6.3. veroordeelt de vader aan de voogd rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [minderjarige] te doen;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025 door mr. A.M.I. van der Does, rechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 18 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.