Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 februari 2025, ontvangen door de rechtbank op diezelfde datum;
- een verweerschrift met bijlagen van de moeder, ontvangen door de rechtbank op 28 maart 2025.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].
2.De feiten
3.Het verzoek
3.2. De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige]. De school ziet geen zorgen en de vader is beschikbaar voor [minderjarige]. De vader speelt een actieve rol in het traject en SPAM is inmiddels positief afgerond. Desondanks blijven er zorgen bestaan over de verstoorde relatie tussen [minderjarige] en de moeder. [minderjarige] heeft veel ingrijpende ervaringen gehad in de thuissituatie bij de moeder en is niet bereid om het contact te herstellen. Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige] ook al geruime tijd geen contact meer heeft met haar jongere broertje, die bij de moeder woont. De moeder accepteert deze wens van [minderjarige] niet en ontkent dat het goed gaat met [minderjarige]. Deze problematiek speelt al lang. De ingezette hulp heeft tot nu toe geen positieve verandering teweeggebracht en de GI vraagt zich af of niet het maximaal haalbare bereikt is. De GI vertrouwt erop dat, zodra [minderjarige] er klaar voor is, zij zelf de volgende stap richting GGZ-therapie en mogelijk contactherstel met de moeder zet.
4.De standpunten
5.De beoordeling
Het voorgaande maakt dat de kinderrechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling geen meerwaarde meer heeft. Het afdwingen van contact tussen [minderjarige] en haar moeder (en broertje) is niet in het belang van [minderjarige]. Het is aan [minderjarige] om te bepalen wanneer ze daar weer behoefte aan heeft. Wel acht de kinderrechter het voor het welzijn van [minderjarige] belangrijk dat zij zichzelf beschermt tegen te veel controle of ongewenste inmenging door haar moeder, vooral omdat dit haar gevoelens van veiligheid aantast. Daarom heeft de kinderrechter [minderjarige] gewezen op de mogelijkheid om de moeder de toegang tot informatiesystemen over [minderjarige], zoals die van de school, te ontzeggen. Daardoor kan [minderjarige] zelf bepalen wat zij met haar moeder wil delen. Het is belangrijk dat [minderjarige] op langere termijn onbelast contact kan hebben met de moeder en haar broertje. Hiervoor is het cruciaal dat de moeder nu een stap terug doet en [minderjarige] de ruimte geeft die nodig is, zodat [minderjarige] op haar eigen tempo weer naar de moeder kan toewerken.
5.3. Gelet op het voorgaande is niet langer aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling voldaan (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek). Dit betekent dat het verzoek zal worden afgewezen.
6.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.