ECLI:NL:RBROT:2025:4814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
10/379634-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen leven gericht met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee gevallen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in 1989 en thans verblijvende in een Forensisch Psychiatrische Kliniek, heeft op 27 november 2024 in Rotterdam twee personen bedreigd. De officier van justitie had tbs met voorwaarden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische toestand. De rechtbank heeft besloten geen tbs-maatregel op te leggen, maar in plaats daarvan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van deskundigen. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat er geen schade was geleden. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan diverse voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en het volgen van behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/379634-24
Datum uitspraak: 16 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
thans verblijvende in de Forensisch Psychiatrische Kliniek ( [naam kliniek] [plaats 1] ,
[adres] , [postcode] [plaats 2] ,
raadsvrouw mr. A.W.J. van der Meer, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd, met bevel dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 27 november 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom morgen terug en maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 27 november 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 2] , hoofdagente van de politie, Eenheid Rotterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga met je vechten en ik ga je doodmaken!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (waarbij hij, verdachte, een gevechtshouding aannam).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten en verdachte

De bewezen feiten leveren op:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten en van de verdachte uitsluiten.
De feiten en de verdachte zijn dus strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is een middelbare school binnengelopen en heeft de conciërge van de school met de dood bedreigd. Vervolgens heeft de verdachte bij zijn aanhouding een verbalisant bedreigd. Dergelijke feiten veroorzaken bij slachtoffers en omstanders overlast en angstgevoelens.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 20 september 2021 is de verdachte veroordeeld vanwege mishandeling en bedreiging. Daarvoor is toen geen straf of maatregel opgelegd.
Rapportages
Pro Justitia rapportage
Psychiater [persoon A] en psycholoog [persoon B] hebben Pro Justitia rapportages opgesteld over de verdachte, gedateerd 28 februari 2025 en 3 maart 2025.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. De verdachte was door zijn manisch-psychotisch toestandsbeeld niet goed meer in staat om de realiteit te toetsen. Hij had grootheidswanen en akoestische hallucinaties en hij was erg impulsief en prikkelbaar. Er was echter geen sprake van opdrachtgevende stemmen, grootheidswanen of paranoïde overtuigingen die direct zijn te relateren aan het agressieve en bedreigende gedrag van de verdachte. De verdachte wist dat zijn cannabisgebruik en medicatieontrouw tot een psychotische decompensatie zouden kunnen leiden. De deskundigen adviseren daarom de feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt ingeschat op matig tot hoog. De deskundigen adviseren tot oplegging van terbeschikkingstelling (tbs met voorwaarden. Met deze maatregel kan de verdachte langdurig in een gestructureerd kader worden behandeld waarbij er ook de mogelijkheid is om snel in te grijpen en hem op te nemen wanneer dat nodig is. Mocht het advies van tbs met voorwaarden niet haalbaar worden geacht, dan adviseren de deskundigen als alternatief een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, waarbij als voorwaarden in ieder geval gedacht moet worden aan gebruik van medicatie en abstinentie van cannabis. In dat geval zou eventueel ook aan een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) gedacht kunnen worden. Het nadeel van dit alternatief is wel dat er snel toegewerkt wordt naar vrijheden en dat de verdachte bij schending van voorwaarden, wat ondanks zijn goede voornemens mogelijk is vanwege de hardnekkigheid van de stoornissen, teruggeplaatst zal worden in detentie, waardoor zijn behandeling gestaakt zou worden. De verdachte is nu wel gemotiveerd voor (klinische) behandeling, medicatiegebruik en abstinentie van middelen, terwijl hij eerder steeds cannabis wilde blijven gebruiken.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport van Stichting Verslavingsreclassering GGZ over de verdachte, gedateerd 20 maart 2025.
De reclassering onderschrijft in haar rapport de visie en conclusie van de deskundigen. De reclassering acht een tbs met voorwaarden een geschikte kader om de kans op recidive te verminderen, beschermende factoren te realiseren en abstinentie te bewerkstelligen. Voorts adviseert de reclassering om een GVM op te leggen en de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Alles overziend zal de rechtbank geen tbs-maatregel opleggen. De rechtbank is het met de verdediging eens dat tbs een bijzonder zware maatregel is en dat van het opleggen daarvan moet worden afgezien indien er een lichter alternatief is. Een dergelijk alternatief bestaat hier in de vorm van een straf met bijzondere voorwaarden. Daarmee kan immers hetzelfde worden bereikt, namelijk dat de verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. De verdachte heeft tegenover de deskundigen en op de zitting duidelijk gemaakt dat hij zeer gemotiveerd is voor behandeling, medicatiegebruik en abstinentie van middelen. Hij wil zijn leven beteren en is doordrongen van de ernst van de situatie en het gevaar van cannabisgebruik, waardoor weer een psychose kan optreden. De verdachte is sinds 14 maart 2025 opgenomen in een kliniek en dat verloopt tot op heden goed. Gelet hierop heeft de rechtbank er voldoende vertrouwen in dat met het opleggen van een straf met bijzondere voorwaarden kan worden volstaan. Hierbij neemt de rechtbank ook de (relatief geringe) ernst van de gepleegde feiten – hoe vervelend ook voor de aangevers en de omstanders – en het beperkte strafblad van de verdachte in aanmerking.
De rechtbank zal dus een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren zoals is gevorderd door de officier van justitie, omdat niet is voldaan aan de criteria voor het opleggen daarvan. Het betreft namelijk geen misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een GVM als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr op te leggen, omdat de veroordeling niet aan de criteria voor oplegging zoals vermeld in dit artikel voldoet nu de rechtbank geen tbs oplegt.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 150 dagen waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met algemene en bijzondere voorwaarden, passend en geboden. Dit betekent dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis, maar zijn behandeling kan voortzetten in de kliniek waar hij zich nu bevindt. Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt daarom opgeheven.

7.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een (symbolische) vergoeding van € 1,- aan immateriële schade.
Beoordeling
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen, nu de benadeelde partij in zijn vordering zelf schrijft dat hij geen daadwerkelijke schade heeft geleden.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 42 (tweeënveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal verblijven in FPK Inforsa te Amsterdam of soortgelijke instelling. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik en/of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie /stabilisatie /observatie /diagnostiek /crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
4. de veroordeelde zal aansluitend aan zijn klinische opname verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde zal zich aansluitend aan zijn klinische behandeling laten behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
7. de veroordeelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
8. de veroordeelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
9. de veroordeelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 1];
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 november 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom morgen terug en maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 2] , hoofdagente van de politie, Eenheid Rotterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga met je vechten en ik ga je doodmaken!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (waarbij hij, verdachte, een gevechtshouding aannam).