ECLI:NL:RBROT:2025:4788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
11433466 \ CV EXPL 24-5450
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na gebrekkige uitvoering van kozijnen door aannemer

In deze zaak vorderen eisers, wonende in Schijndel, vervangende schadevergoeding van gedaagde, die in opdracht van hen drie raamkozijnen heeft vervangen in hun woning. Eisers stellen dat gedaagde de overeenkomst niet goed is nagekomen, wat blijkt uit een deskundigenrapport. Gedaagde heeft de werkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd en is in verzuim geraakt. De kantonrechter heeft op 27 maart 2025 geoordeeld dat gedaagde een bedrag van € 3.694,- aan vervangende schadevergoeding moet betalen, evenals de kosten van deskundigenonderzoek en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de overeenkomst niet goed is nagekomen en dat eisers recht hebben op schadevergoeding. De vorderingen van eisers zijn toegewezen, inclusief de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11433466 \ CV EXPL 24-5450
datum uitspraak: 27 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
woonplaats: Schijndel,
eisers,
gemachtigde: mr. L. Klaus,
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: Dordrecht,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘ [eisers] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 november 2024, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde] .
1.2.
Op 27 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. [eiser 1] en [eiser 2] waren daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. L. Klaus. [gedaagde] was aanwezig, vergezeld door [naam 1] die voor hem vertaalde.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht van [eisers] drie raamkozijnen vervangen in de woning van [eisers] Volgens [eisers] is [gedaagde] de overeenkomst niet goed nagekomen. Zij vorderen daarom dat [gedaagde] veroordeeld wordt om vervangende schadevergoeding aan hen te betalen. Ook vorderen [eisers] dat [gedaagde] veroordeeld wordt om aan hen te betalen de kosten van een deskundige en de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wijst deze vorderingen toe. Hierna wordt toegelicht waarom.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eisers] en [gedaagde] zijn overeengekomen dat [gedaagde] drie raamkozijnen zou vervangen in hun woning: een groot kozijn in de keuken en twee kleine kozijnen in de achterzijde van de woning. Dit is vastgelegd in de ondertekende offerte van 17 augustus 2023. De kosten van de nieuwe kozijnen en de levering en plaatsing daarvan, inclusief standaardafwerking, bedroegen € 2.721,41 inclusief btw.
2.3.
In september 2023 hebben werknemers van [gedaagde] de raamkozijnen geplaatst in de woning van [eisers] en zijn partijen mondeling overeengekomen dat [gedaagde] zou terugkomen om de werkzaamheden af te ronden. [gedaagde] heeft de werkzaamheden niet afgerond en hij heeft op een gegeven moment aangegeven niet meer te komen om het werk af te maken.
2.4.
[eisers] hebben [gedaagde] bij brief van 11 oktober 2023 in gebreke gesteld. Volgens [eisers] zijn de kozijnen te klein, zijn de kozijnen beschadigd, heeft [gedaagde] bij het plaatsen van de kozijnen beschadigingen aan de woning toegebracht en zijn de kozijnen aan de binnenzijde van de woning niet afgewerkt.
2.5.
De gemachtigde van [eisers] heeft, omdat een reactie van [gedaagde] uitbleef, op 21 december 2023 een tweede ingebrekestelling gestuurd en [gedaagde] verzocht binnen drie weken de gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
2.6.
Bij brief van 9 februari 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken de gebreken en de schade aan de woning te herstellen. [gedaagde] heeft hierop wederom niet gereageerd.
2.7.
[eisers] hebben vervolgens [naam 2] van ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB) ingeschakeld om de schade en de gebreken te bestuderen, alsmede een schadevaststelling/-raming op te stellen. Op 24 mei 2024 heeft ZNEB een opname ter plaatse gedaan en op 21 juni 2024 heeft ZNEB een expertiserapport opgeleverd.
2.8.
Bij brief van 24 juli 2024 hebben [eisers] aan [gedaagde] laten weten hun vordering tot herstel om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding en [gedaagde] verzocht een schadebedrag van aan hen te vergoeden.
De eis
2.9.
[eisers] eisen tegen deze achtergrond, samengevat, [gedaagde] te veroordelen aan hen te betalen:
  • € 3.694,- aan daadwerkelijke schade, met rente vanaf 24 juli 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • € 1.231,19 aan kosten deskundigenonderzoek, met rente vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • € 617,51 aan buitengerechtelijke incassokosten, met rente vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
[gedaagde] moet een bedrag aan schadevergoeding aan [eisers] betalen
2.10.
[eisers] vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 3.694,- aan vervangende schade vergoeding te betalen. De kantonrechter wijst deze vordering toe en licht dat hierna toe.
2.11.
[eisers] hebben met het rapport van ZNEB voldoende onderbouwd dat [gedaagde] de overeenkomst niet goed is nagekomen. Uit het rapport van ZNEB volgt namelijk onder andere dat het keukenkozijn te klein is, dat de afwerking ondeskundig is aangebracht aan de buitenzijde van het keukenraam, dat er gevolgschade is ontstaan aan de binnen- en buitenzijde van het keukenkozijn en dat de twee kozijnen in de berging ondeugdelijk zijn geplaatst.
2.12.
[gedaagde] heeft dit rapport, met de daarin geconstateerde gebreken, onvoldoende weersproken. Hij heeft namelijk niet betwist dat het werk esthetisch niet goed was. Voorts heeft hij zijn stelling dat het werk technisch wel goed was onvoldoende onderbouwd met zijn enkele stelling dat hij uit eigen ervaring weet dat het werk technisch goed is uitgevoerd. [gedaagde] is daarnaast op geen enkele wijze specifiek en onderbouwd ingegaan op de gebreken die door de deskundige zijn geconstateerd. [gedaagde] had de mogelijkheid om bij de inspectie van de deskundige aanwezig te zijn, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Dat de per mail verzonden uitnodiging hiervoor mogelijk in de spam terecht is gekomen, wat [gedaagde] ter zitting heeft gesuggereerd, komt voor rekening van [gedaagde] . Onbetwist is namelijk dat de mail naar het juiste mailadres is verzonden en door [gedaagde] moet zijn ontvangen gelet op de afleverbevestiging.
2.13.
Voor zover [gedaagde] voorts stelt dat hij met [eisers] heeft afgesproken dat de kozijnen een paar centimeter kleiner zouden worden en [eisers] deze maten hebben bevestigd door het plaatsen van hun handtekening onder de offerte, is de kantonrechter van oordeel dat van [gedaagde] als professional verwacht mocht worden dat hij [eisers] op de juiste wijze informeerde over de benodigde maten van de kozijnen. Als hij bij het inmeten een fout heeft gemaakt, dan komt dat voor zijn rekening en risico en niet voor die van [eisers]
2.14.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] de overeenkomst niet goed is nagekomen.
2.15.
[eisers] hebben pas recht op vervangende schadevergoeding als [gedaagde] in verzuim verkeert. Dat is het geval. [eisers] hebben [gedaagde] namelijk driemaal in gebreke gesteld om het werk af te maken en de gebreken te herstellen. [gedaagde] betwist dit niet en betwist ook niet dat hem daarbij een redelijke termijn was geboden, zodat hij in verzuim verkeert. Het verweer van [gedaagde] dat hij het werk niet heeft hersteld, omdat hij door [eisers] is bedreigd en geïntimideerd, dat [eiser 2] met zijn werknemers alcohol dronk en dat zij de overeenkomst aan zijn werknemers liet zien waardoor de werknemers niet meer verder wilde werken, wordt stelling betwist door [eisers] en is door [gedaagde] in zijn geheel niet onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
2.16.
Nu [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van het overeengekomen werk, hij in verzuim verkeert en [eisers] aan [gedaagde] bij brief van 24 juli 2024 hebben medegedeeld dat zij vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming willen, is voldaan aan de vereisten van artikel 6:87 lid 1 BW. Dit betekent dat [eisers] terecht aanspraak maken op vervangende schadevergoeding.
2.17.
De kantonrechter stelt de vervangende schadevergoeding die [gedaagde] aan [eisers] moet betalen vast op € 3.694,-. Hierna wordt toegelicht hoe tot dit bedrag is gekomen.
2.18.
Vervangende schadevergoeding treedt in de plaats van de prestatie zelf, zodat het in beginsel gaat om vergoeding van de waarde van die prestatie. Om de waarde van de prestatie te kunnen bepalen, zal over het algemeen worden uitgegaan van de vervangingswaarde in het economische verkeer (de objectieve waarderingsmethode). [eisers] hebben daarom terecht bekeken wat het zou kosten als de kozijnen moeten worden hersteld. Het kan voorkomen dat de herstelkosten hoger zijn dan de aanneemsom. Dat maakt echter niet zonder meer dat deze herstelkosten onredelijk zijn. [gedaagde] heeft een lange periode zelf de tijd gehad om tot herstel van de gebreken over te gaan. Doordat hij daartoe niet is overgegaan, zal beoordeeld moeten worden wat de kosten zijn als [eisers] het herstel door een derde moet laten verrichten.
2.19.
Volgens [eisers] bedragen de kosten van herstel van het kozijn van het keukenraam € 3.694,-. Zij hebben ter onderbouwing daarvan een offerte overgelegd van Belisol en gesteld dat het herstel van kozijn van het keukenraam inmiddels heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft dit en de hoogte van het bedrag niet weersproken, zodat hij veroordeeld zal worden om € 3.964,- aan [eisers] te betalen aan vervangende schadevergoeding. De wettelijke rente over dit schadebedrag wordt als onbetwist en op de wet gegrond toegewezen vanaf 24 juli 2024.
[gedaagde] moet een bedrag de kosten van het deskundigenrapport betalen
2.20.
[eisers] vorderen dat [gedaagde] veroordeeld wordt om de door hen gemaakte deskundigenkosten voor een bedrag van € 1.231,19 te betalen. De kantonrechter wijst dit bedrag toe. [eisers] hebben namelijk een factuur overgelegd ter onderbouwing van deze kosten en deze factuur is door [gedaagde] niet bestreden. De kosten van de deskundige zijn ook in redelijkheid gemaakt ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en de kosten zijn van redelijke omvang. Het bedrag van € 1.231,19 wordt dan ook toegewezen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. De wettelijke rente over de deskundigenkosten wordt als onbetwist en op de wet gegrond toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
[gedaagde] moet incassokosten van € 617,52 betalen
2.21.
De incassokosten van € 617,52 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.22.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eisers] moet betalen op € 140,84 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.201,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.23.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eisers] dat eisen en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 3.694,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 24 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 1.231,19,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 21 november 2024 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 617,51 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 21 november 2024 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eisers] worden begroot op € 1.201,84 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688