Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van de onder 1. en 2. ten laste gelegde “en/of andere personen”;
- bewezenverklaring van het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig weken.
4.Voorvragen
en/of andere personen” onvoldoende specifiek is. Het is de verdediging niet duidelijk om welke personen het gaat en ten aanzien van welke gedragingen de verdachte wordt vervolgd. Daarom heeft de verdediging verzocht om de dagvaarding ten aanzien van dit onderdeel partieel nietig te verklaren.
zodanig feitelijk zijn aangeduid dat de verdachte in staat is, wat hem wordt verweten, te begrijpen, opdat hij zich daarop kan verdedigen.’ Het gaat er om dat sprake is van een voldoende mate van concretisering van het feit of de feiten waarvan de verdachte wordt beschuldigd zodat het voor de verdediging mogelijk is zich daartegen te verweren en voor de rechter om daarop te beslissen. De vraag is of de betreffende omschrijvingen aan deze maatstaf voldoen.
andere personen”. De dagvaarding is voor het overige geldig.
5.De beoordeling van het bewijs
Standpunt verdediging
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
6.Bijlagen
7.Beslissing
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 14 december 2019 tot en
met 19 mei 2020, te Haarlem en/of Leiden en/of Diemen en/of Amsterdam, althans
(elders) in Nederland, en/of in Pakistan,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) (een) ander(en), te weten:
- [slachtoffer 1] , en/of,
- [slachtoffer 2] ,
en/of andere personen,
uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het verschaffen van verblijf in
Nederland, dan wel die perso(o)n(en) daartoe gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft/hebben verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), aan voornoemde
perso(o)n(en) woonruimte verschaft en/of voornoemde perso(o)n(en) arbeid laten
verrichten,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was,
van welk(e) feit(en) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een beroep of gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
met 19 mei 2020, te Haarlem en/of Leiden en/of Diemen en/of Amsterdam, althans
(elders) in Nederland, en/of in Pakistan,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) (een) ander(en), te weten:
- [slachtoffer 1] , en/of,
- [slachtoffer 2] ,
en/of andere personen,
welke perso(o)n(en) zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland
heeft/hebben verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen
verrichten,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat de toegang of dat verblijf en/of de arbeid
wederrechtelijk was,
van welk(e) feit(en) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een beroep of gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
(art 197a lid 2 Wetboek van Strafrecht,
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 10 april 2019 tot en met
19 mei 2020, te Haarlem en/of Leiden en/of Diemen en/of Amsterdam, althans
(elders) in Nederland, en/of in Pakistan,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) (een) ander(en), te weten:
- [slachtoffer 1] , en/of,
- [slachtoffer 2] ,
en/of andere personen,
behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
Nederland,
en/of (telkens) daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft/hebben verschaft,
door:
- voornoemd(e) perso(o)n(en) te werven om bij hem, verdachte, te komen werken,
en/of
- voornoemd(e) perso(o)n(en) op te halen van het vliegveld, en/of
- voor voornoemd(e) perso(o)n(en) huisvesting in Nederland te regelen, en/of
- voor voornoemd(e) perso(o)n(en) een aanvraag voor een GVVA-vergunning in te
dienen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
van welk(e) feit(en) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een beroep of gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
(art 197a lid 1 Wetboek van Strafrecht,