ECLI:NL:RBROT:2025:4779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/8322
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen verkeersbesluit inzake laadpaal voor elektrische voertuigen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 24 juli 2024 behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit om een laadpaal voor elektrische voertuigen te plaatsen, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken, en deze termijn begon op de dag na de publicatie van het besluit in het Gemeenteblad op 8 februari 2024, wat betekent dat het bezwaar uiterlijk op 21 maart 2024 ingediend had moeten worden. Eiseres diende echter pas op 11 juli 2024 bezwaar in, wat te laat is. Eiseres voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden en psychische klachten niet op de hoogte was van het besluit binnen de gestelde termijn. De rechtbank oordeelt echter dat het besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt en dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd waarom zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak heeft geen gevolgen voor de proceskosten, aangezien er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats] , eiseres
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: N.E. Karbin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden verkeersbesluit van verweerder van 24 juli 2024 met betrekking tot het plaatsen van een laadpaal voor het opladen van elektrische voertuigen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] De wettelijk voorgeschreven bekendmakingswijze was in dit geval publicatie van het besluit in het Gemeenteblad. [3]
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat verweerder het besluit waartegen bezwaar is gemaakt op
8 februari 2024 heeft gepubliceerd in het Gemeenteblad, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 21 maart 2024.
4.1.
Eiseres heeft op 11 juli 2024 digitaal bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Eiseres heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Het verkeersbesluit is alleen digitaal bekend gemaakt en eiseres kon door haar persoonlijke omstandigheden, beperkte digitale vaardigheden en psychische klachten niet op de hoogte raken van het digitale besluit binnen de gestelde bezwaartermijn. Eiseres is pas op 10 juli 2024 op de hoogte geraakt van het verkeersbesluit toen daarvoor verkeersborden werden geplaatst.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar betoog niet kan slagen. Het primaire besluit is op de juiste wijze bekendgemaakt in het Gemeenteblad. Dat het primaire besluit niet ook op een andere manier dan digitaal aan eiseres bekend is gemaakt, maakt niet dat het besluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, nu verweerder daar op grond van
artikel 3:42 van de Awb niet toe gehouden was. Ook valt niet in te zien waarom eiseres als gevolg van de door haar voor het eerst in beroep genoemde persoonlijke omstandigheden en psychische klachten niet in staat is geweest om het bezwaar op tijd in te dienen. Eiseres heeft deze stelling niet nader toegelicht en ook niet onderbouwd met (medische) stukken. De rechtbank merkt nog op dat eiseres, wel een dag na de constatering van het verkeersbord bezwaar heeft ingesteld, en daarvoor toen kennelijk geen psychische beletselen aanwezig waren. Er is dus niet gebleken van iets dat eiseres heeft verhinderd om tijdig kennis te kunnen nemen van het besluit en om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.

Conclusie en gevolgen

6. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
L. van Zuijlekom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
De griffier is verhinderd dezeuitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 3:42 van de Awb en artikel 6 van de Bekendmakingswet.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.