ECLI:NL:RBROT:2025:4778
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag kinderopvangtoeslag op basis van lichte toets in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Dienst Toeslagen en een eiser die geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. De Dienst Toeslagen had op 15 april 2022 besloten dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een minimaal compensatiebedrag van € 30.000,- op basis van de Catshuisregeling, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij ten onrechte was geïnformeerd over zijn recht op kinderopvangtoeslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen aanvraag voor kinderopvangtoeslag heeft gedaan, en dat op basis van artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) alleen aanvragers van kinderopvangtoeslag aanspraak kunnen maken op het forfaitaire bedrag. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen niet verplicht was om de vermeende verkeerde informatie die de eiser had ontvangen te onderzoeken in het kader van de lichte toets. De beroepsgrond van de eiser werd verworpen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. De eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met inachtneming van de wettelijke termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.