ECLI:NL:RBROT:2025:4778

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/747
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag kinderopvangtoeslag op basis van lichte toets in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Dienst Toeslagen en een eiser die geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. De Dienst Toeslagen had op 15 april 2022 besloten dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een minimaal compensatiebedrag van € 30.000,- op basis van de Catshuisregeling, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij ten onrechte was geïnformeerd over zijn recht op kinderopvangtoeslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen aanvraag voor kinderopvangtoeslag heeft gedaan, en dat op basis van artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) alleen aanvragers van kinderopvangtoeslag aanspraak kunnen maken op het forfaitaire bedrag. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen niet verplicht was om de vermeende verkeerde informatie die de eiser had ontvangen te onderzoeken in het kader van de lichte toets. De beroepsgrond van de eiser werd verworpen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. De eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met inachtneming van de wettelijke termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/747

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. S.M.J. Iqbal),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: [persoon A] ).

Procesverloop

1.1.
Met een besluit van 15 april 2022 heeft de Dienst Toeslagen bepaald dat op basis van de zogenoemde lichte toets eiser niet in aanmerking komt voor een minimaal compensatiebedrag van € 30.000,- op grond van de Catshuisregeling.
1.2.
Met een besluit van 4 december 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is de Dienst Toeslagen bij deze afwijzing gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Omdat partijen vervolgens niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De Dienst Toeslagen heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Daarom bestaat er in het kader van de lichte toets geen aanleiding om eiser het forfaitaire bedrag van € 30.000,- toe te kennen.
2.2.
Eiser heeft niet betwist dat hij nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Volgens eiser heeft de Dienst Toeslagen hem echter destijds ten onrechte telefonisch meegedeeld dat hij hierop geen aanspraak kon maken. Volgens eiser heeft de Dienst Toeslagen dit ten onrechte niet onderzocht in het kader van de lichte toets.
2.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) kan uitsluitend aanspraak maken op het forfaitaire bedrag van € 30.000,- “een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel”. Eiser is geen “aanvrager van een kinderopvangtoeslag”. Dat eiser destijds mogelijk verkeerd is voorgelicht, is niet een omstandigheid die de Dienst Toeslagen in het kader van de lichte toets heeft behoren te onderzoeken. [2]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Huisman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Zie voor het toetsingskader voor de lichte toets de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 16 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3342.