ECLI:NL:RBROT:2025:4674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
C/10/680937 / HA ZA 24-533
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake benoeming deskundigen in civiele procedure over schadevergoeding na seksueel misbruik

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser] tegen [gedaagde], heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2025 een vonnis gewezen. De zaak betreft de benoeming van deskundigen, namelijk een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, in het kader van een schadevergoeding die [eiser] vordert als gevolg van psychische klachten door seksueel misbruik door [gedaagde]. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis vastgesteld dat [eiser] psychische klachten heeft en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die hieruit voortvloeit. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd zullen worden. Beide partijen hebben ingestemd met de benoeming van de deskundigen, maar er was geen overeenstemming over de persoon van de deskundigen. De rechtbank heeft daarom deskundigen uit haar eigen bestand benoemd. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben hun begrotingen voor de kosten van hun onderzoek ingediend, waarop partijen de gelegenheid kregen om te reageren. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld en bepaald dat [gedaagde] deze moet betalen. De rechtbank heeft ook de verplichtingen van partijen ten aanzien van de medewerking aan het deskundigenonderzoek uiteengezet. Het vonnis bevat verder bepalingen over de rapportage van de deskundigen en de procedurele stappen die moeten worden gevolgd. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/680937 / HA ZA 24-533 (voorheen 549879 / HA ZA 18-455)
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te Klundert,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. J.J. Bronsveld,
tegen
[gedaagde],
te Rotterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. P.A. de Lange.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenvonnissen (met zaaknummer 549879 HA ZA 18-455) van 18 december 2019, 10 juni 2020, 22 september 2021, 19 januari 2022, 5 oktober 2022, 25 januari 2023 en 12 april 2023 en de daarin vermelde processtukken,
- het arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 mei 2024, waarin de tussenvonnissen van 18 december 2019, 10 juni 2020, 22 september 2021, 19 januari 2022 en 5 oktober 2022 zijn bekrachtigd,
- de akte na tussenvonnis van [eiser],
- de akte uitlaten van [eiser],
- het door [gedaagde] op 7 oktober 2024 ingediende B16-formulier,
- de e-mailcorrespondentie tussen de griffier en partijen over de begrotingen van de te benoemen deskundigen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat [eiser] psychische klachten heeft die het gevolg zijn van het seksueel misbruik door [gedaagde]. Verder heeft de rechtbank in dat vonnis geoordeeld dat [gedaagde] de schade die [eiser] hierdoor lijdt aan hem moet vergoeden en het voornemen geuit deskundigenonderzoeken door een verzekeringsarts en aansluitend een arbeidsdeskundige te bevelen.
2.2.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voorgenomen deskundigenonderzoeken (de wenselijkheid ervan, de persoon van de deskundige(n) en de daaraan te stellen vragen).
2.3.
[eiser] gaat blijkens zijn akte na tussenvonnis akkoord met gelijktijdige benoeming van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. [gedaagde] heeft zich in het door hem ingediende B16 formulier gerefereerd aan de door de rechtbank te benoemen verzekeringsarts en aangegeven dat benoeming van een arbeidsdeskundige wat hem betreft nog niet aan de orde is. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank beide deskundigenonderzoeken in dit vonnis bevelen, met dien verstande dat het onderzoek door de arbeidsdeskundige alleen plaats dient te vinden als de verzekeringsarts beperkingen heeft vastgesteld. De door [gedaagde] opgemerkte onduidelijkheid over de werkzaamheden die [eiser] de afgelopen jaren heeft verricht staat daar niet in de weg. De arbeidsdeskundige kan daar onderzoek naar doen indien hij dat nodig acht voor de beantwoording van de aan hem voorgelegde vragen.
2.4.
Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de door de rechtbank in het tussenvonnis van 5 oktober 2022 voorgestelde vragen. De deskundigen die de rechtbank heeft benaderd hebben inzage in die vragen gekregen en de na te noemen arbeidsdeskundige heeft naar aanleiding daarvan opgemerkt dat hij een netto inkomen alleen generiek kan benaderen. De rechtbank legt daarom de in het tussenvonnis voorgestelde vragen aan de deskundigen voor,
met dien verstande dat daarin wordt uitgedrukt dat het netto inkomen generiek kan worden benaderd.
2.5.
Partijen hebben geen overeenstemming over de persoon van de te benoemen deskundigen bereikt. Ook heeft geen van partijen zich uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundigen. Daarom heeft de rechtbank deskundigen uit haar eigen bestand aangezocht. De verzekeringsarts [naam 1] en de arbeidsdeskundige [naam 2] hebben zich in staat en bereid verklaard om in deze zaak als deskundigen op te treden. De rechtbank zal hen daarom tot deskundigen benoemen.
2.6.
Verzekeringsarts [naam 1] heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 9.437,25 (inclusief btw) en de arbeidsdeskundige [naam 2] heeft dat begroot op € 7.860,00 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. [eiser] heeft geen bezwaar gemaakt tegen die begrotingen. [gedaagde] heeft in die zin bezwaar tegen de begroting van de verzekeringsarts dat hij heeft gesteld dat haar uurtarief hoog is. De rechtbank gaat daaraan voorbij omdat [gedaagde] zijn stelling niet heeft onderbouwd en ook niet heeft gesteld dat het uurtarief bovenmatig is. De rechtbank zal de voorschotten daarom vaststellen op € 9.437,25 (inclusief btw) voor de verzekeringsarts en € 7.860,00 (inclusief btw) voor de arbeidsdeskundige.
2.7.
In het vonnis van 5 oktober 2022 is al besloten en toegelicht dat [gedaagde] het voorschot op de kosten van de deskundigen moet betalen. [gedaagde] heeft naar aanleiding daarvan gesteld dat hij zich niet of nauwelijks in staat acht de voorgestelde voorschotten te dragen omdat hij niet over arbeidsinkomsten beschikt en hij al vele kosten heeft moeten maken, en dat de eventuele beschikbaarheid van middelen afgaat van een uiteindelijk eventueel te betalen vergoeding aan [eiser]. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om terug te komen van haar beslissing en wijst er op dat het partijen in elk stadium van de procedure vrijstaat om te onderzoeken of zij een minnelijke regeling kunnen bereiken.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Als een partij op verzoek van één van de deskundigen of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige (verzekeringsarts) voor de beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u op basis van het rapport van psychiater [naam 3] van 18 december 2020 en zijn aanvullende rapport van 2 juni 2022 de beperkingen en belastbaarheid van [eiser] vaststellen wat betreft loonvormende arbeid?
Wilt u aan de hand van alle relevante gegevens en uw onderzoeksbevindingen op uw vakgebied de door u vastgestelde beperkingen van [eiser] duidelijk beschrijven? Wilt u daartoe een functionele mogelijkheden lijst opstellen, mede ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek?
Is er nog verbetering of verslechtering te verwachten? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor de beperkingen en de belastbaarheid?
Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht?
3.2.
beveelt een onderzoek door een deskundige (arbeidsdeskundige) voor de beantwoording van de volgende vragen als de verzekeringsarts beperkingen heeft vastgesteld:
Wat zou naar uw inschatting het carrièreverloop van [eiser] zijn geweest als het seksueel misbruik hem niet zou zijn overkomen? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag ook de te verwachten arbeidsduur per week aangeven en periode(n)/jaren waarin [eiser] in dat geval vermoedelijk werkzaam zou zijn geweest?
Kunt u aangeven wat het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto (generiek benaderd), van de door [eiser] te verrichten arbeid zou zijn geweest zonder het misbruik, rekening houdend met de door [eiser] genoten opleiding(en), arbeidsverleden, kennis en vaardigheden?
Zijn er, rekening houdend met de beperkingen zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsarts, volgens u passende arbeidsmogelijkheden voor [eiser]? Zo ja, welke en voor hoeveel uur per week? Zo nee, waarom niet?
Als er passende arbeidsmogelijkheden voor [eiser] zijn, wat is dan het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto (generiek benaderd), van deze arbeid?
Als er volgens u geen passende arbeidsmogelijkheden zijn voor [eiser], ziet u dan mogelijkheden tot (verdere) omscholing, rekening houdend met de beperkingen van [eiser] zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsarts en de door [eiser] genoten opleiding(en), arbeidsverleden, kennis en vaardigheden? Zo ja, welke opleiding(en) kom(t)(en) daarvoor in aanmerking, wat is de duur en wat zijn de kosten van die opleiding(en)?
Als er mogelijkheden zijn tot (verdere) omscholing, wat zou volgens u het te verwachten verdienvermogen, zowel bruto als netto, zijn na voltooiing van de door u genoemde omscholing en wat zou dan naar uw inschatting het carrièreverloop van [eiser] zijn?
Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht?
3.3.
benoemt tot deskundigen:
a.
[naam 1],verzekeringsarts
correspondentieadres: [adres 1],
telefoon: [telefoonnummer 1]
e-mailadres: [e-mailadres 1]
[naam 2],gecertificeerd registerarbeidsdeskundige,
correspondentieadres: [adres 2],
telefoon: [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] (kantoor),
e-mailadres: [e-mailadres 2];
3.4.
bepaalt dat het onder 3.2 bevolen deskundigenonderzoek zal plaatsvinden nadat het onder 3.1 bevolen deskundigenonderzoek afgerond is en onder de voorwaarde dat de verzekeringsarts beperkingen heeft vastgesteld.
3.5.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de beide deskundigen zal toezenden,
het voorschot
3.6.
stelt de hoogte van de voorschotten op de kosten van de deskundigen vast op € 9.437,25 (inclusief btw) voor verzekeringsarts [naam 1] en € 7.860,00 (inclusief btw) voor de arbeidsdeskundige [naam 2],
3.7.
bepaalt dat de betalingsinstructie voor het voorschot op de kosten van de arbeidsdeskundige pas wordt verzonden nadat het rapport van de verzekeringsarts is ontvangen en deze beperkingen heeft vastgesteld,
3.8.
bepaalt dat [gedaagde] de voorschotten moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.9.
draagt de griffier op om de deskundigen ieder onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van de voorschotten,
het onderzoek
3.10.
bepaalt dat [eiser] het procesdossier in afschrift aan de deskundigen moet toesturen,
3.11.
bepaalt dat de deskundigen ieder het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.12.
bepaalt dat eerst de verzekeringsarts zal rapporteren en dat als de verzekeringsarts beperkingen vaststelt vervolgens de arbeidsdeskundige zal rapporteren met kennisneming van het rapport van de verzekeringsarts;
3.13.
wijst de deskundigen erop dat:
- de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
- de deskundigen het onderzoek onmiddellijk moeten staken en contact moeten opnemen met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het schriftelijk bericht moeten vermelden of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.14.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken als deze daarom vragen, de deskundigen toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.15.
draagt de verzekeringsarts op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.16.
draagt de arbeidsdeskundige op om uiterlijk vier maanden na ontvangst van het door de rechtbank doorgezonden rapport van de verzekeringsarts en het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.17.
wijst de deskundigen erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige [naam 1] [eiser] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, als hij als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan hem (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en hem daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [eiser] zich van commentaar op het concept moet onthouden);
- als [eiser] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige [naam 1] de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen;
- als [eiser] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige [naam 1] het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij deze deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
- de deskundige [naam 2] een concept van zijn rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.18.
bepaalt dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.19.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 1 oktober 2025,
3.20.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als de voorschotten niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn zijn ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- voor conclusie na deskundigenbericht van [eiser] op een termijn van vier weken na:
  • ontvangst ter griffie van het rapport van de verzekeringsarts als deze geen beperkingen heeft vastgesteld;
  • ontvangst ter griffie van het rapport van de arbeidsdeskundige als de verzekeringsarts beperkingen heeft vastgesteld;
3.21.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker. Het is ondertekend oor de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.
2515/1582