ECLI:NL:RBROT:2025:4634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
10/371645-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde invoer van cocaïne door koelmonteur in haven Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in 2001 en werkzaam als koelmonteur in de haven van Rotterdam, heeft misbruik gemaakt van zijn functie om de invoer van ongeveer 40 kilogram cocaïne te faciliteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte actief deelnam aan een groepsgesprek via Signal, waarin werd gecommuniceerd over de invoer van cocaïne. De verdachte had een telefoon bij zich waarmee hij contact had met medeverdachten en was op de hoogte van de aanwezigheid van de cocaïne in de container. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij geen wetenschap had van de cocaïne, ongeloofwaardig was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de cocaïnehandel zwaar hebben meegewogen. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard, aangezien deze zijn gebruikt bij het plegen van het strafbare feit. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/371645-24
Datum uitspraak: 9 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. S. Kegreisz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. B J G. Leeuw, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een telefoon (iPhone 8) bij zich had, waarmee in een groepsgesprek via Signal werd gecommuniceerd over het uithalen van cocaïne en dat op die telefoon het account ‘ [accountnaam] ’ was gekoppeld. Daarmee staat vast dat de verdachte met het account ‘ [accountnaam] ’ actief deelnam aan het groepsgesprek, dat hij wist dat de medeverdachte [medeverdachte] op dat moment de cocaïne uit de container haalde en dat hij dus wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de container. De verklaring van de verdachte dat hij de telefoon kort daarvoor van iemand (waarvan hij de identiteit niet wil geven) heeft gekregen en dus geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Het primair tenlastegelegde medeplegen van verlengde invoer van 40 kilo cocaïne is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 20 november 2024 tot en met 21 november 2024
te Maasvlakte, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 40 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne. De verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn werk als koelmonteur in de haven van Rotterdam. Hij stond tijdens een dienst op de uitkijk en stuurde de medeverdachte aan, die de pakketten achter de luiken vandaan haalde.
De verdachte is als havenmedewerker een onmisbare schakel in de internationale transport- en distributieketen van cocaïne geweest. Cocaïnehandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en een bedreiging van de volksgezondheid omdat dit vaak gepaard gaat met andere vormen van (zware) criminaliteit. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het vertrouwen in en de goede werking van de Rotterdamse haven wordt bovendien ernstig ondermijnd door de drugsinvoer die daar plaatsvindt.
Persoon van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 maart 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, namelijk het aanwezig hebben van softdrugs.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 19 maart 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Risicofactoren zijn: de dagbesteding, financiën, het sociale netwerk en de houding van de verdachte. De verdachte is niet meer werkzaam in de haven van Rotterdam. Gelet op de aard van het strafbare feit zijn er vragen rondom een mogelijk financieel motief. Verder lijkt de verdachte in zijn sociale netwerk contacten te hebben die zich met criminaliteit bezig houden. In geval van veroordeling acht de reclassering interventies noodzakelijk. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Conclusie
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en een straf op te leggen met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet voor een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf geen aanleiding, nu de geadviseerde bijzondere voorwaarden zien op praktische zaken en de verdachte daar geen hulp bij nodig lijkt te hebben.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoons verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoons, de iPhone 8 ( [beslagnummer 1] ) en de iPhone 14 ( [beslagnummer 2] ) zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezenverklaarde feit is met behulp van deze voorwerpen begaan en voorbereid.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
[beslagnummer 2] , 1 STK GSM, Omschrijving: Apple iPhone;
[beslagnummer 1] , 1 STK GSM, Omschrijving: wit, merk: iPhone 8).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 april 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2024 tot en met 21 november 2024
te Maasvlakte, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 40 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2024 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van 40 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- in de buurt van container [containernummer] op de uitkijk te staan en/of
- met één of meer mededader(s) (telefonisch en/of via Signal) een open verbinding
en/of contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen.