ECLI:NL:RBROT:2025:4632

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
10/397087-24/ TUL VV: 10/129386-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder brandstichting, afpersing, dwang en diefstal met geweld

Op 9 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich over een periode van zes maanden schuldig heeft gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten, te weten brandstichting, afpersing, dwang en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met een gemotiveerde vrijspraak voor drie andere feiten. De zaak kwam aan het licht na een explosie bij een pizzeria in Rotterdam op 19 oktober 2024, waarbij de verdachte betrokken was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij enkele van de ten laste gelegde feiten, maar dat de samenwerking met medeverdachten wel degelijk bewezen was voor de bewezenverklaring van de andere feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en het eigendom van anderen, wat heeft geleid tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan de slachtoffers van de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/397087-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/129386-24
Datum uitspraak: 9 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/129386-24.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1: Vrijspraak
4.1.1.
Beoordeling
De rechtbank vindt met de officier van justitie en de verdediging dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte schuldig is aan feit 1. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat de verdachte een geldbedrag voorhanden heeft gehad en dat vervolgens heeft aangeboden voor het plegen van de explosie/brandstichting. Daarnaast kan het versturen van een of meer chatberichten door de verdachte niet als voorbereidingshandeling worden gekwalificeerd in de zin van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
4.1.2.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Feit 2 primair: Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft alleen informatie doorgegeven, waardoor de drempel van medeplegen niet wordt gehaald.
4.2.2.
Beoordeling
Op 19 oktober 2024 heeft een explosie plaatsgevonden bij pizzeria “ [naam horecagelegenheid] ”, gelegen aan de [straatnaam] in Rotterdam. Vrijwel direct daarna is [medeverdachte] aangehouden. Bij [medeverdachte] is een telefoon aangetroffen, die is onderzocht.
Uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte] is naar voren gekomen dat hij voorafgaand aan de explosie contact had met het Snapchat-account ‘ [accountnaam] ’. Zo heeft [accountnaam] naar de medeverdachte [medeverdachte] de volgende berichten gestuurd: “Oké maar nog niet bewegen”, “Stuur exacte adje
(Rb: adres)”, “Die boy komt nu die pakket brengen”, “Jaa bro regel gwn snel bakkie
(Rb: baksteen)daar in buurt”, “En na die torie moet je gwn ergens daar in de buurt rennen en onder waggie schuilen je adres sturen en dan send k taxi”, “Yow zo komt die pakket met bankoe. Dat is die taxi geld. Om terug te komen”, “Send weer snap vn die bakkie”, “Die boy komt zo. Hij is plakband gaan halen”, “En bro je moet echt die bakkie gooie en die ding aansteken en in die raam gooie”, “Die bakkie eerst en dan die 6
(Rb: cobra 6)” en “Blijf actief tot hij pakket komt brengen”.
De verdachte heeft verklaard dat hij voornoemde berichten heeft gestuurd. Gelet op de inhoud van die berichten is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] , waarbij de verdachte de opdrachtgever was en [medeverdachte] de uitvoerder. Dat de verdachte enkel als tussenpersoon zou hebben gefungeerd om die informatie door te geven, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 6: Vrijspraak
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen kan worden bewezen. De betrokkenheid van de verdachte blijkt uit een video van een voorverkenning op het adres van de explosie en een video van de explosie zelf op de telefoon van de verdachte. Daarnaast heeft de aangeefster verklaard dat haar zoon een conflict zou hebben met de verdachte. Bovendien heeft de verdachte over het incident gerapt in een drilrapnummer met de woorden:
“z'n osso gebost. Ik word ineens gecallie door z’n mama Zeg die puta associeer mij niet in die drama[...].”
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde niet bewezen. De verklaring van de verdachte dat hij de afbeeldingen en het filmpje van de explosie heeft ontvangen in een WhatsApp-groep is niet onaannemelijk. Nader onderzoek naar de oorsprong van de video’s heeft niet plaatsgevonden, waardoor directe betrokkenheid van de verdachte niet onomstotelijk kan worden vastgesteld. Het dossier bevat geen andere aanknopingspunten dat de verdachte betrokken is geweest bij de explosie. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
4.4.
Feit 7: Vrijspraak
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde diefstal met geweld van [slachtoffer 1] bewezen kan worden, omdat [slachtoffer 1] in de rivaliserende drillrapgroep zit, de gestolen goederen van [slachtoffer 1] bij de verdachte zijn aangetroffen en op de telefoon van de verdachte een video stond van de vechtpartij met [slachtoffer 1] .
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank vindt met de verdediging dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte schuldig is aan feit 7. De verklaring van de verdachte dat hij de video toegestuurd heeft gekregen en dat hij de pasjes van [slachtoffer 1] later als souvenir heeft gekregen, is niet onaannemelijk. Onderzoek naar de oorsprong van de video is niet verricht en de pasjes zijn pas twee weken later bij de verdachte thuis aangetroffen, waardoor directe betrokkenheid niet onomstotelijk kan worden vastgesteld. Het dossier bevat geen andere aanknopingspunten voor de betrokkenheid van de verdachte. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
4.5.
Feiten 3, 4 en 5: Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3. 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2
hij op 19 oktober 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
brand heeft gesticht door
-een explosief voor de deur, althans in de dichte nabijheid, van het pand gelegen
aan [adres 2] aan te steken waardoor dit explosief tot
ontploffing is gebracht en er vervolgens brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en in voornoemd
pand aanwezige goederen te duchten was;
3
hij in de periode van 12 april 2024 tot en met 14 april 2024 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland
op/aan/nabij de openbare weg, te weten nabij metrostation Spijkenisse Centrum
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en een bankpas op naam
van [slachtoffer 2] en een OV-kaart op naam van [slachtoffer 2] , die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2]
toebehoorden,
-door een vuurwapen te
tonen aan die [slachtoffer 2] en
-tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: ‘doe hem uit, doe hem uit, ik hou deze jacka’ en ‘Nee
niet aandoen broer, zet die jacka. De jacka gaat mee broer. Zet die jacka uit. Trek die
jacka uit’
-een vuurwapen te richten op
die [slachtoffer 2] en vervolgens tegen de nek van die [slachtoffer 2] te plaatsen en
de haan te spannen en
-een vuurwapen op de slaap
van die [slachtoffer 2] te
zettenen
-met een vuurwapen op het
hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan.
4
hij op 14 april 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een ander, te weten [slachtoffer 2] ,
door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten
het op zijn knieën gaan zitten en vervolgens sorry te zeggen tegen heel [naam drillrapgroep] en
sorry voor alle chat die ik gaf, terwijl verdachte aan het filmen was
door een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten en hem dwingend mondeling
opdrachten te geven;
5
hij op 4 april 2024 te Rotterdam en Spijkenisse, gemeente
Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon en een geldbedrag (180 euro), die geheel aan [slachtoffer 3] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van
geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-eenmaal met krach die [slachtoffer 3] tegen het gezicht te stompen
en
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij zijn zakken leeg moest maken en
-aan die [slachtoffer 3] te vragen of hij geld bij zich had en
-onverhoeds aan de zakken van de kleding van die [slachtoffer 3] te voelen en
-de tas van die [slachtoffer 3] te doorzoeken en
-aan die [slachtoffer 3] te vragen hoeveel geld hij op zijn bankrekening had staan en
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat die [slachtoffer 3] een probleem had als hij iets uit zijn tas
moest halen en
-vervolgens met een voorwerp tegen het been van die [slachtoffer 3] aan te tikken
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij die [slachtoffer 3] zou dood maken, omdat hij raar
deed, en
-tegen die [slachtoffer 3] te schreeuwen dat hij zijn bankcode moest geven en
-eenmaal met kracht die [slachtoffer 3] tegen het gezicht te stompen
en-meermaals een tikkie naar de telefoon van die [slachtoffer 3] te sturen
en vervolgens die tikkies te betalen met gebruik van de telefoon van die
[slachtoffer 3] en
-die [slachtoffer 3] niet te laten uitstappen en
-aan die [slachtoffer 3] te vragen of hij dood wilde en
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat ze een pistool bij zich hadden en
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij door moest lopen, omdat hij anders die [slachtoffer 3]
zou slaan
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2 primair. medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

3. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;

4. een ander door bedreiging met geweld of met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;

5. diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feiten
De verdachte heeft zich over een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft eerst op 4 april 2024 samen met een ander een willekeurig slachtoffer in de metro van zijn telefoon en geld bestolen, waarbij het slachtoffer is geslagen en gedreigd met een (vuur)wapen. Daarna heeft de verdachte in de periode van 12 tot 14 april 2024 een lid van een rivaliserende drillrapgroep, door middel van het richten van een vuurwapen, gedwongen om zijn jas, ov-kaart en identiteitsbewijs af te geven en heeft hij diezelfde jongen gedwongen tot het maken van excuses. Tot slot heeft de verdachte op 19 oktober 2024 samen met een ander een explosie met zwaar vuurwerk laten plaatsvinden bij een pizzeria, waarbij schade aan het pand en de inboedel is ontstaan.
Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en het eigendom van anderen. Het lijkt de verdachte ook niet uit te maken of hij de slachteroffers kent of niet en wat de gevolgen van zijn handelen zijn geweest. In alle gevallen heeft de verdachte een onmisbare rol vervuld.
Uit de slachtofferverklaringen, die ter zitting zijn voorgelezen, blijkt dat zowel de diefstal met geweld als de explosie een enorme impact hebben gehad op de slachtoffers en dat gevoelens van angst bij hen nog onverminderd aanwezig zijn. Gezien het grote aantal aanslagen dat de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, leidt een dergelijke ontploffing bovendien tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 maart 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 17 februari 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte stond vanaf 5 juli 2024 onder toezicht van de reclassering naar aanleiding van een ander feit. Hij heeft toen goed meegewerkt aan zijn toezicht en heeft deelgenomen aan het Call-in event in het kader van de Groupsviolence intervention. De verdachte is geneigd sociaal wenselijk te reageren op vragen over zijn sociaal netwerk of de drillrapgroep. Over andere zaken in zijn leven is hij open naar de reclassering. De reclassering ziet het sociale netwerk van de verdachte als een risico. Hij voelt een loyaliteit naar zijn vriendengroep, waarmee hij de drillrapgroep [naam drillrapgroep] vormt. De verdachte heeft niet het inzicht dat de drillrap-scene kan zorgen voor justitiële contacten. Hij lijkt daarnaast ook geen openheid te geven over zijn rol in de drillrapgroep. De verdachte lijkt weinig inzicht te hebben met betrekking tot de impact van zijn handelen op de slachtoffers of de gevolgen op de langere termijn. Dit ziet de reclassering als risicovol voor het plegen van nieuwe delicten vanuit een mogelijk tekort in het probleemoplossend vermogen. De relatie met zijn ouders ziet de reclassering als een positieve factor. De verdachte kan na detentie tijdelijk terugkeren naar zijn ouderlijk huis. Echter, wensen ouders en de verdachte dat hij op korte termijn begeleid gaat wonen om rust voor het zusje van verdachte te creëren. De reclassering adviseert een aantal bijzondere voorwaarden. Ter zitting is er namens de reclassering verzocht om daar twee bijzondere voorwaarden aan toe te voegen.
Besprokene ter zitting
Op de zitting heeft de reclasseringsmedewerker haar bevindingen nader toegelicht. Daarbij heeft zij herhaald dat het sociale netwerk van de verdachte een risico is. Ook tijdens zijn detentie heeft de verdachte nog regelmatig contact met leden van de drillrapgroep. De verdachte is voorgedragen voor een begeleid wonen project in Utrecht maar hij kan daar vooralsnog niet terecht. Daarvoor is nodig dat de verdachte eerst meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en ambulante behandeling en daarom wordt geadviseerd bij een (deels) voorwaardelijke straf de eerder voorgestelde bijzondere voorwaarden hiermee aan te vullen.
Conclusie
Gezien de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten is naar het oordeel van de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende strafrechtelijke reactie. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel de rechtbank de zorgen van de reclassering over de verdachte deelt, is de rechtbank - gelet op het voorgaande - van oordeel dat in deze zaak geen ruimte is voor een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
Feit
Benadeelde partij
Materiële schade
Immateriële schade
Totaal
2 primair
[slachtoffer 4]
-
€ 2.000,00
€ 2.000,00
5
[slachtoffer 3]
€ 1.050,00
€ 1.000,00
€ 2.050,00
7
[slachtoffer 1]
€ 459,90
-
€ 459,90
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00.
8.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De verdediging heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen. De verdachte draagt niet de volledige verantwoordelijkheid. Er zijn twee eerdere explosies geweest. De schadevergoedingsmaatregel is niet noodzakelijk, nu door de advocaat van de benadeelde partij is gesteld dat de verdachte bereid is te betalen.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] door het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het resterende deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken. De vordering zal geheel worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 april 2024.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het onder 7 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 4] een schadevergoeding betalen van
€ 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van
€ 2.050,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen. Ten aanzien van deze benadeelde partij vloeit uit dit vonnis voor de verdachte geen betalingsverplichting voort.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 juli 2024 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot 100 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 19 juli 2024.
9.2.
Beoordeling
Het onder 2 primair bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. Met toepassing van artikel 6:6:29 Sv bepaalt de rechtbank dat de jeugddetentie vervangen wordt door gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 157, 284, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 500,00(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 2.050,00 (zegge: tweeduizend vijftig euro), bestaande uit € 1.050,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 2.050,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.050,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
30 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijke gedeelte, groot 48 dagen, van de bij vonnis van 4 juli 2024 van de kinderrechter aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie en vervangt dit door een gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. J.L. M . Boek en R.D. M . de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A. M . Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 april 2025.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 december 2024 te Spijkenisse en/of Rhoon, althans in
Nederland,
tezamen en vereniging, althans alleen,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten
- opzettelijke brandstichting, danwel het opzettelijk teweegbrengen van een
ontploffing ex artikel 157 Wetboek van strafrecht
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
-het versturen van een of meer chatberichten over het plegen van een djoen in
Rhoon, waarbij een of meer anderen benzine en/of een cobra moesten aanschaffen
en/of
-een geldbedrag voorhanden heeft gehad en/of (vervolgens) heeft aangeboden voor
het uitvoeren van een klus
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door
-een explosief voor de deur, althans in de dichte nabijheid, van het pand gelegen
aan [adres 2] te plaatsen en/of aan te steken waardoor dit explosief tot
ontploffing is gebracht en/of er vervolgens brand en/of een ontploffing is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en/of in voornoemd
pand aanwezige goederen en/of de naastgelegen/omringende woningen/panden
en/of in de naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 19 oktober 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door
-een explosief voor de deur, althans in de dichte nabijheid, van het pand gelegen
aan [adres 2] te plaatsen en/of aan te steken waardoor dit explosief tot
ontploffing is gebracht en/of er vervolgens brand en/of een ontploffing is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en/of in
voornoemd pand aanwezige goederen en/of de naastgelegen/omringende
woningen/panden en/of in de naastgelegen/omringende woningen/panden
aanwezige goederen te duchten was
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 18 oktober 2024 tot
en met 19 oktober 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft
uitgelokt door beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode toen en aldaar die
[medeverdachte]
- het adres alwaar de brandstichting/explosie moest plaatsvinden gegeven en/of
- opdrachten gegeven over wanneer die [medeverdachte] mocht gaan reizen en/of
- de opdracht gegeven om een baksteen te regelen en/of
- de opdracht heeft gegeven om daarna weg te rennen en te schuilen en die [medeverdachte]
heeft beloofd om een taxi te regelen voor hem en/of
- bericht dat er tape en geld wordt geregeld en/of
- bericht dat de locatie om 00:00 uur sluit en/of
- nadere instructies te geven over hoe hij de explosie moest uitvoeren
3
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2024 tot en met 14 april 2024 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland
op/aan/nabij de openbare weg, te weten nabij metrostation Spijkenisse Centrum
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en/of een bankpas op naam
van [slachtoffer 2] en/of een OV-kaart op naam van [slachtoffer 2] , in elk geval enig(e)
goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde
toebehoorde(n),
-door een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
tonen aan die [slachtoffer 2] en/of
-tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: ‘doe hem uit, doe hem uit, ik hou deze jacka’ en/of ‘Nee
niet aandoen broer, zet die jacka. De jacka gaat mee broer. Zet die jacka uit. Trek die
jacka uit’
-een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op
die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) op/tegen de nek van die [slachtoffer 2] te plaatsen en/of
(vervolgens) de haan te spannen en/of
-een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de slaap
van die [slachtoffer 2] te zeggen en/of
-met een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het
hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan.
4
hij op of omstreeks 14 april 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een ander, te weten [slachtoffer 2] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
het op zijn knieën gaan zitten en/of (vervolgens) sorry te zeggen tegen heel [naam drillrapgroep] en/of
sorry voor alle chat die ik gaf, terwijl verdachte aan het filmen was
door een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten en/of hem (dwingend) mondeling
opdrachten te geven;
5
hij op of omstreeks 4 april 2024 te Rotterdam en/of Spijkenisse, gemeente
Nissewaard, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon en/of een of meer geldbedragen (180 euro), in elk geval enig(e)
goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-eenmaal (met kracht) die [slachtoffer 3] op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen
en/of
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij zijn zakken leeg moest maken en/of
-aan die [slachtoffer 3] te vragen of hij geld bij zich had en/of
-onverhoeds aan de zakken van de kleding van die [slachtoffer 3] te voelen en/of
-de tas van die [slachtoffer 3] te doorzoeken en/of
-aan die [slachtoffer 3] te vragen hoeveel geld hij op zijn bankrekening had staan en/of
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat die [slachtoffer 3] een probleem had als hij iets uit zijn tas
moest halen of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-(vervolgens) met een voorwerp tegen het been van die [slachtoffer 3] aan te tikken/te
houden/te bewegen en/of
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij die [slachtoffer 3] zou dood maken, omdat hij raar
deed, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-tegen die [slachtoffer 3] te schreeuwen dat hij zijn bankcode moest geven en/of
-eenmaal (met kracht) die [slachtoffer 3] op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen
en/of
-meermaals, althans eenmaal, een tikkie naar de telefoon van die [slachtoffer 3] te sturen
en/of (vervolgens) die tikkie(s) te betalen met gebruik van de telefoon van die
[slachtoffer 3] en/of
-die [slachtoffer 3] niet te laten uitstappen en/of
-aan die [slachtoffer 3] te vragen of hij dood wilde en/of
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat ze een pistool bij zich hadden en/of
-tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij door moest lopen, omdat hij anders die [slachtoffer 3]
zou slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
6
Hij op of omstreeks 7 november 2023 te Hoogvliet
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
-een explosief, althans een vuurwerkbrandstofcombinatie, voor het pand, althans in
de dichte nabijheid, gelegen aan [adres 3] te plaatsen en/of aan te steken
waardoor dit explosief, althans deze vuurwerkbrandstofcombinatie, tot ontploffing
is gebracht en/of er vervolgens brand en/of een ontploffing is ontstaan
terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan de [adres 3] en/of de
inboedel van de woning aan de [adres 3] te duchten was;
7
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2023 tot en met 29 juli 2023 te Rotterdam
op/aan/nabij de openbare weg, te weten nabij metrostation Beurs
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas en/of een of meer sleutels en/of een bankpas op naam van [slachtoffer 1]
en/of een ID-kaart op naam van [slachtoffer 1] en/of een telefoonoplader
elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en/of
-meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2023 tot en met 29 juli 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten, op metrostation Beurs in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
-meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen en/of
-meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen.