ECLI:NL:RBROT:2025:4601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
10/130571-24; vordering TUL 10/810292-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting en veroordeling voor ontuchtig handelen in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting, omdat er onvoldoende wettig bewijs was dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De verklaringen van de aangeefster waren inconsistent en er was geen steunbewijs aanwezig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet gedwongen had gehandeld en sprak hem vrij van het eerste ten laste gelegde feit.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die de partner was van de moeder van de aangeefster, zich in een ontoelaatbare situatie bevond door zijn stijve penis tegen de billen van de aangeefster te houden tijdens een massage. Dit werd als een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangeefster beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 106 uren opgelegd en een schadevergoeding van € 500,00 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf verlengd, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden door een nieuw strafbaar feit te plegen. De uitspraak benadrukt de ernst van de ontuchtige handelingen en de impact daarvan op de aangeefster, die eerder al slachtoffer was geweest van seksueel geweld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/130571-24
Parketnummer vordering TUL: 10/810292-19
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
Raadsman mr. D.C.O. Ayinla, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, een behandeling zal ondergaan en voorts contact met minderjarigen zal vermijden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/810292-19;
  • opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis per datum vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Beide tenlastegelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen. In het dossier bevinden zich geloofwaardige verklaringen van aangeefster. Deze verklaringen worden ondersteund door ander bewijs in het dossier, zoals door WhatsApp berichten tussen de verdachte en aangeefster, alsmede door de verklaringen van de moeder en tante van aangeefster.
4.1.2
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De seksuele contacten tussen partijen waren steeds vrijwillig. De als feit 1 ten laste gelegde verkrachting kan niet worden bewezen, omdat uit de verklaringen van aangeefster niet blijkt van de voor verkrachting vereiste dwang. De onder 2 ten laste gelegde ontucht kan evenmin worden bewezen, omdat geen sprake was van opzet op het plegen van ontuchtige handelingen.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 – verkrachting
Vaststaande feiten
Vast staat dat de verdachte en aangeefster op 17 juli 2022 in Schiedam seks met elkaar hebben gehad, waarbij de verdachte aangeefster oraal en vaginaal heeft gepenetreerd. Om vast te stellen dat daarmee verkrachting heeft plaatsgevonden is de vraag die de rechtbank moet beantwoorden of deze seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden.
Verklaringen
Aangeefster heeft verklaard dat zij die bewuste avond niet in het huis van haar moeder kon blijven slapen en dat haar moeder voorstelde dat zij dan maar bij de verdachte zou overnachten. Aangeefster nam zich voor om op de bank in de woning van de verdachte te gaan slapen. Omdat zij last had van haar rug is zij toch in het bed bij de verdachte gaan slapen. De verdachte begon toen met het strelen van haar borsten en het zoenen van haar nek en oor en begon aangeefster vervolgens te beffen en te vingeren, waarna de verdachte zonder condoom zijn penis in de vagina van aangeefster heeft gebracht.
Aangeefster heeft in de informatieve gesprekken verklaard dat zij gedurende deze handelingen volledig verstijfde en eigenlijk ‘nee, nee’ wilde zeggen maar dat haar dat niet lukte.
Aangeefster heeft vervolgens in haar aangifte, naast haar verklaring dat zij verstijfde, ook verklaard dat zij met alle kracht niet heeft meegewerkt, door haar benen dicht te houden en zich om te draaien.
De verdachte heeft over de avond van 17 juli 2022 verklaard dat hij samen met aangeefster in zijn bed lag. Hij merkte aan de lichaamstaal van aangeefster en aan kreunende geluiden van haar dat zij seks met hem wilde. Hierbij was zij opgewonden en nat en bewoog ook met haar lichaam heen en weer. Ze heeft haar benen niet dichtgehouden maar juist gespreid zodat hij haar kon beffen. De verdachte ontkent ten stelligste dat aangeefster op wat voor manier dan ook heeft tegengestribbeld.
De verklaringen van de verdachte en aangeefster staan voor wat betreft de vraag of de seks onder dwang heeft plaatsgevonden recht tegenover elkaar.
In haar op verschillende momenten afgelegde verklaringen is aangeefster op onderdelen niet consistent over de gebeurtenissen op 17 juli 2022. Zo heeft zij in de eerste informatieve gesprekken enkel verklaard dat zij verstijfde en niet in staat was om kenbaar te maken dat de seks tegen haar zin was. Eerst later, in haar aangifte, heeft zij naast het verstijven ook verklaard, dat zij met alle kracht niet heeft meegewerkt door haar benen dicht te houden en zich om te draaien.
Steunbewijs
In het dossier bevinden zich de verklaringen van de moeder en de tante van aangeefster, maar daargelaten dat deze verklaringen niet (helemaal) gelijkluidend zijn aan de verklaring van aangeefster, geldt dat zij slechts verklaren over wat zij van aangeefster hebben gehoord. Dit is dus dezelfde bron en geen eigen waarneming of wetenschap. Daarmee leveren deze verklaringen geen steunbewijs voor de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd.
Ook de whatsapp-gesprekken die hebben plaatsgevonden tussen aangeefster en de verdachte kunnen niet als aanvullend bewijs dienen nu deze van ruim voor 17 juli 2022 zijn en de hieruit volgende afwijzende houding van aangeefster ten aanzien van de seksuele toespelingen van de verdachte op 17 juli 2022 niet zonder meer nog hoefde te gelden.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat voor een bewezenverklaring uitsluitend de op onderdelen wisselende verklaringen van aangeefster beschikbaar zijn en dat er geen zelfstandig steunbewijs voorhanden is. Dit leidt ertoe dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen om seks met hem te hebben en er aldus sprake zou zijn van verkrachting. Om die reden komt de rechtbank tot een vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2 – ontuchtige handelingen
Verklaringen
Hoewel aangeefster en de verdachte elk een andere versie van het verloop van de massage beschrijven valt op basis van hun verklaringen vast te stellen dat aangeefster door de verdachte werd gemasseerd, dat de verdachte bovenop het lichaam van aangeefster ging zitten en dat de verdachte een erectie kreeg die tegen de billen van aangeefster is aangekomen en voor haar voelbaar was.
Beoordeling
Gezien de onderlinge verhoudingen - de verdachte was de partner van de moeder van aangeefster - en mede in acht genomen de voorgeschiedenis van aangeefster had, zelfs als de massage met wederzijdse instemming plaatsvond, van de verdachte mogen worden verwacht dat hij na het ontdekken van zijn lichamelijke reactie op de massage ervoor zorg had gedragen dat aangeefster niet onverhoeds zijn stijve penis tegen haar billen had behoeven te voelen. Nu dat niet gebeurd is, staat het ontoelaatbare en ontuchtige karakter van de op basis van de beide verklaringen vastgestelde gedraging van de verdachte vast.
Gebruik van de verklaring van aangeefster
In deze zaak was het vanwege de psychische gesteldheid van aangeefster niet mogelijk om een verhoor te houden waarbij de verdediging gebruik kon maken van haar ondervragingsrecht. Ter compensatie is toen aan de verdediging aangeboden om de verhoren met aangeefster uit te luisteren. De verdediging heeft het verzoek om aangeefster te horen ter zitting in voorwaardelijke vorm herhaald.
Op grond van de beschikbare medische informatie moet geoordeeld worden dat het horen van aangeefster voor haar te belastend is. Het ter zitting door de verdediging gedane voorwaardelijke verzoek om aangeefster alsnog te horen, moet dan ook worden afgewezen.
Er is aan de verdediging aangeboden om de verhoren met aangeefster uit te luisteren. Hiervan heeft de verdediging blijkbaar geen gebruik gemaakt. Wat daar ook van zij, er is in verband met het onder 2 ten laste gelegde feit door de verdediging geen concrete reden genoemd dat de rechtbank zou moeten brengen tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster voor het bewijs niet bruikbaar zou kunnen zijn. Bovendien stemt de verklaring van aangeefster ten aanzien van de bewezenverklaring met die van de verdachte overeen.
Conclusie
Op basis van de verklaringen van aangeefster en de verdachte, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 heeft begaan op die wijze dat:
2
hij in de periode van 12 juli 2021 tot en met 2 augustus 2022 te Vlaardingen, door een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het houden van zijn stijve penis tegen haar billen
(terwijl hij op haar billen zat).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de dochter van zijn toenmalige vriendin gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelen door tijdens een massage zijn stijve penis tegen haar billen te houden.
Door zijn handelen heeft de verdachte een onacceptabele inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij dat het feit heeft plaatsgevonden in de woning waar het slachtoffer verbleef. Juist daar had het slachtoffer zich veilig mogen wanen. Los van het vorenstaande neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat hij zich in de geschetste situatie heeft begeven en zich daar niet aan heeft onttrokken terwijl hij wist dat het slachtoffer eerder te maken had gekregen met seksueel geweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland te Rotterdam heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 juni 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de conclusie dat
gezien de ernst van het feit de oplegging van een taakstraf van na te noemen duur geboden is.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] . Zij vordert een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering met de wettelijke rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair - in lijn met zijn vrijspraakbetoog - geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en subsidiair – mocht de rechtbank tot enige bewezenverklaring komen – tot matiging van het gevorderde bedrag vanwege eerdere trauma bij de benadeelde partij.
8.3.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij lijkt voor het grootste deel gebaseerd te zijn op het onder 1 ten laste gelegde. Daarvan wordt de verdachte vrijgesproken, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet kan worden ontvangen.
Voor de hand ligt dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde
strafbare feit ook rechtstreeks enige immateriële schade is toegebracht.
De vergoeding voor die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 maart 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meerdere malen gepleegd. veroordeeld voor zover van belang tot onder meer een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan een gedeelte groot 364 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 19 maart 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van voornoemd voorwaardelijke strafdeel gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft - in lijn met zijn vrijspraakbetoog - primair afwijzing van de vordering bepleit en subsidiair verzocht om verlenging van de proeftijd.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22b, 22c, 36f en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 106 (honderdenzes) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
geen urente verrichten taakstraf resteren;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 500,00(vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 4 maart 2021 onder parketnummer 10/810292-19 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
mr. J.F. Koekebakker en mr. H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2022 tot en met 2 augustus 2022 te Schiedam en/of Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen en/of door voorbij te gaan aan de
(non-verbale) signalen van verzet en/of weerstand,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vingers in de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn, verdachtes, tong en/of vingers betasten van de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer]
2
hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2021 tot en met 2 augustus 2022 te Schiedam en/of Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het houden van zijn stijve penis tegen haar billen
(terwijl hij op haar billen zat).