ECLI:NL:RBROT:2025:4598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11301171 CV EXPL 24-22886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning met toewijzing van huurachterstand en afwijzing van incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Retep B.V. en een gedaagde huurder. Retep vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De huurder, die sinds 1 augustus 2018 de woning huurt, had een achterstand van € 10.500,-. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden, omdat de huurder niet tijdig had betaald, wat in strijd is met artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter hield rekening met de ernst van de huurachterstand en de omstandigheden van de huurder, maar oordeelde dat deze niet opwogen tegen de belangen van de verhuurder.

De kantonrechter heeft de ontruiming van de woning bevolen, met een termijn van veertien dagen voor de huurder om de woning te verlaten. Tevens werd een gebruiksvergoeding van € 750,- per maand toegewezen tot de ontruiming. De gevorderde incassokosten werden afgewezen, omdat de huurovereenkomst een oneerlijke bepaling bevatte die in strijd was met artikel 6:96 BW. De rechter heeft ook rente toegewezen over de huurachterstand en de proceskosten, die voor rekening van de huurder komen, vastgesteld op € 1.450,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de huurder in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11301171 CV EXPL 24-22886
datum uitspraak: 18 april 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Retep B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: Invorderingsbedrijf B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.R. Changoer.
De partijen worden hierna ‘Retep’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 augustus 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte van Retep van 21 maart 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 31 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [persoon 1] namens Retep met [persoon 2] namens haar gemachtigde en de gemachtigde van [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 augustus 2018 van Retep de woning aan het [adres] (hierna: de woning). De huur is nu € 750,- per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Retep eist dat [gedaagde] de huurachterstand met incassokosten, rente en de lopende huur betaalt. Zij eist ook de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. [gedaagde] is het daarmee niet eens. De eis wordt echter grotendeels toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Huurachterstand
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 10.500,- aan Retep te betalen. Partijen zijn het er over eens dat dit de huurachterstand tot en met maart 2025 is.
Ontbinding huurovereenkomst
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. De kantonrechter heeft in dit geval er rekening mee gehouden dat de huurachterstand alleen maar oploopt. Er is ook geen aanleiding om te denken dat [gedaagde] de huur voortaan op tijd zal betalen en de huurachterstand zal kunnen inlopen. De door [gedaagde] genoemde persoonlijke en financiële omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Hoe moeilijk die omstandigheden voor hem ook zijn, deze wegen niet op tegen het belang van Retep bij een einde van de huurovereenkomst.
Ontruiming en gebruiksvergoeding
2.4.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 750,- per maand betalen (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
2.5.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van [gedaagde] komen.
Geen incassokosten
2.6.
De kantonrechter wijst de gevorderde incassokosten af. In de huurovereenkomst staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. De bepaling wijkt in het nadeel van de huurder af van de wettelijke regeling (artikel 6:96 BW) of wekt die indruk. Een bepaling die de verhuurder recht geeft op buitengerechtelijke kosten is op zich toegestaan, maar dan moet wel zijn voldaan aan de volgende voorwaarden. De bepaling mag de verhuurder geen recht geven op een hoger bedrag dan is toegestaan op grond van de wet. Wel is toegestaan dat in de bepaling geen bedragen worden genoemd of als voor de hoogte van de vergoeding wordt verwezen naar de wet. De bepaling moet ook niet de indruk wekken dat de verhuurder eerder dan op grond van de wet recht krijgt op een vergoeding. Als er iets staat over het moment waarop de kosten verschuldigd worden, dan moet uit de bepaling dus blijken dat de huurder die vergoeding pas verschuldigd wordt nadat hij nog een kans heeft gekregen om binnen veertien dagen alsnog te betalen. Aan deze voorwaarden is hier niet voldaan. De bepaling is daarom oneerlijk zodat de vergoeding voor incassokosten wordt afgewezen.
Rente
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat Retep genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit over de huurachterstand tot en met juni 2024 die [gedaagde] moet betalen € 91,96 aan rente berekend tot 12 augustus 2024.
Verdere ambtshalve toetsing
2.8.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn in de huurvoorwaarden, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst. Ook is onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [gedaagde] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval.
Proceskosten
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Retep moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.450,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Retep dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Retep te betalen
  • € 3.841,96,- waaronder de huur over de maanden februari 2024 tot en met juni 2024, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.750,- vanaf 12 augustus 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
  • € 6.750,- aan huur over de maanden juli 2024 tot en met maart 2025 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag te berekenen vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan het [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Retep te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 april 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Retep te betalen € 750,- per maand met de verhoging die is toegestaan en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 750,- te berekenen vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot de dag dat volledig is betaald indien [gedaagde] de huurtermijnen niet op tijd betaald;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Retep worden begroot op € 1.450,54 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
53954