In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Retep B.V. en een gedaagde huurder. Retep vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De huurder, die sinds 1 augustus 2018 de woning huurt, had een achterstand van € 10.500,-. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden, omdat de huurder niet tijdig had betaald, wat in strijd is met artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter hield rekening met de ernst van de huurachterstand en de omstandigheden van de huurder, maar oordeelde dat deze niet opwogen tegen de belangen van de verhuurder.
De kantonrechter heeft de ontruiming van de woning bevolen, met een termijn van veertien dagen voor de huurder om de woning te verlaten. Tevens werd een gebruiksvergoeding van € 750,- per maand toegewezen tot de ontruiming. De gevorderde incassokosten werden afgewezen, omdat de huurovereenkomst een oneerlijke bepaling bevatte die in strijd was met artikel 6:96 BW. De rechter heeft ook rente toegewezen over de huurachterstand en de proceskosten, die voor rekening van de huurder komen, vastgesteld op € 1.450,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de huurder in hoger beroep gaat.