ECLI:NL:RBROT:2025:4550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
10/178093-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof in vereniging met geweld en toewijzing vordering benadeelde partij

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof in vereniging. De verdachte, geboren in 2001, werd bijgestaan door raadsman mr. P.M. Iwema. De zaak betreft een straatroof die plaatsvond op 29 september 2023, waarbij de aangever door twee personen met bivakmutsen werd beroofd van zijn telefoon, AirPods, een geldbedrag van € 70,00 en zijn portemonnee. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de overval, mede op basis van bewijs zoals DNA-sporen en telefoongegevens. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 maanden op. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die een schadevergoeding van € 835,20 vorderde, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding, die vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, en nam dit mee in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/178093-24
Datum uitspraak: 2 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde straatroof. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken was bij de overval en in de auto zat op het moment van de achtervolging door de politie.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 29 september 2023 vond een straatroof plaats. [aangever] (hierna: de aangever) is rond 01:05 uur door twee personen met bivakmutsen met geweld van onder
meer zijn telefoon, AirPods, een geldbedrag van € 70,00 en portemonnee met pasjes beroofd. Aan de hand van de app “find my iPhone” gingen verbalisanten (in een herkenbaar
politievoertuig) om 01:45 uur naar de plaats waar de iPhone van de aangever het laatst
aanstraalde. Daar zagen zij een Seat Ibiza staan met twee inzittenden. Verder waren er geen
personen te zien. Toen de verbalisanten de Seat naderden, reed deze gelijk weg. Tijdens de
achtervolging stopte de Seat en rende de bijrijder weg, waarna de Seat weer doorreed. Op de
vluchtroute van de bijrijder werden naast elkaar de telefoon (grijze iPhone, gewikkeld in aluminiumfolie) en het rijbewijs van de aangever gevonden. Iets later stopte de Seat opnieuw en vluchtte ook de bestuurder. In de Seat werden onder meer de AirPods van de aangever, een geldbedrag van € 70,00 in dezelfde coupures als opgegeven door de aangever, en een rol aluminiumfolie gevonden. De rechtbank is op grond van het tijdsverloop van ongeveer een half uur tussen de overval en het aantreffen van de personen in de auto, en van de gestolen goederen in de auto en op de vluchtroute van de bijrijder, van oordeel dat de personen in de Seat betrokken moeten zijn geweest bij de overval op de aangever.
De vraag die voorligt is of de verdachte één van die personen was. Uit onderzoek blijkt dat
de Seat op naam stond van de moeder van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) en dat de medeverdachte deze auto op 28 september 2023 rond 22:00/23:00 uur van haar had geleend. In de Seat (op de bijrijdersstoel en in de middenconsole) zijn de telefoons van de verdachte en de medeverdachte gevonden. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de medeverdachte kent. De medeverdachte heeft verklaard dat hij – nadat hij de auto had geleend – had afgesproken met de verdachte. De telefoons van de verdachte en de medeverdachte zijn onderzocht door de politie. In de telefoons is een WhatsAppgesprek aangetroffen tussen hen beiden dat plaatsvond in de avond van 28 september 2023, waaruit ook volgt dat zij met elkaar hadden afgesproken. Daarbij komt dat uit het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte volgt dat deze gedurende de avond in elkaars omgeving zijn. Daarnaast is het DNA van de verdachte aangetroffen op het aluminiumfolie dat gewikkeld zat om de telefoon van de aangever die op de vluchtroute van de bijrijder werd gevonden en op de binnenzijde van de broeksband en de knopen bij de gulp van de zwarte spijkerbroek die aan de bijrijderszijde van de Seat werd aangetroffen. Het DNA van de medeverdachte is gevonden op de binnenzijde van een bivakmuts en handschoenen die in de Seat lagen (respectievelijk op de bijrijdersstoel en op de achterbank). De medeverdachte is in februari 2025 veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij deze straatroof. Daarbij is vastgesteld dat hij de bestuurder van de Seat was bij de achtervolging door de politie.
Bovengenoemde bewijsmiddelen wijzen in de richting van de verdachte als de tweede pleger van de overval. De rechtbank stelt voorop dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen. Het geheel van feiten en omstandigheden bij elkaar schreeuwt echter wel om een verklaring. Nu de verdachte ervoor heeft gekozen om geen verklaring af te leggen, kan de rechtbank dit ook niet afzetten tegen de bewijsmiddelen in het dossier die zeer overtuigend wijzen naar de verdachte als tweede dader. Dit maakt dat de rechtbank, op basis van de bewijsmiddelen vermeld in het bewijsmiddelenoverzicht, van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte – tezamen met de medeverdachte – de overval heeft gepleegd en de bijrijder van het voertuig was tijdens de achtervolging door de politie. Het dossier bevat geen andere informatie die in strijd is met deze bevindingen dan wel daar een ander licht op werpt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend
is bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte de aangever met geweld heeft beroofd.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna opgenomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 september 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een iPhone 12 Pro, airpods en een portemonnee (met pasjes en €70 contant geld), die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- die [slachtoffer] te doen stoppen met fietsen,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geen stomme dingen moest doen en al zijn spullen moest afgeven,
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te stompen,
- die [slachtoffer] naar de grond te werken en
- spullen uit de broekzakken van die [slachtoffer] te pakken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de
omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in
aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft – samen met de mededader – ’s nachts op straat het slachtoffer beroofd.
Gekleed in bivakmutsen hebben zij het slachtoffer gedwongen te stoppen, hem gemaand zijn spullen af te staan en, toen het slachtoffer dit niet deed, hem meerdere keren in zijn gezicht gestompt. Toen het slachtoffer probeerde weg te rennen, hebben de verdachte en zijn mededader hem van achteren naar de grond gewerkt, zijn kleding doorzocht en waardevolle spullen van het slachtoffer afgenomen. Deze gebeurtenis moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest. De verdachte heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen gewin en geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daarnaast maken straatroven als deze dat burgers zich minder veilig voelen op straat en hebben daarmee een impact op de gehele samenleving. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het
opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft
de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Op grond daarvan komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De raadsman heeft verzocht om – bij een bewezenverklaring – dezelfde straf op te leggen als de straf die de medeverdachte heeft gekregen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren. De rechtbank is echter van oordeel dat een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval geen recht doen aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De verdachte heeft samen met de mededader in de nacht op straat het slachtoffer op intimiderende en gewelddadige wijze van zijn spullen beroofd. De verdachte en zijn mededader zijn daarbij berekenend te werk gegaan: ze hadden reeds aluminiumfolie in de auto liggen en zijn vervolgens met bivakmutsen op op zoek gegaan naar een slachtoffer. Achteraf zijn zij – nadat ze een stopteken hadden gekregen van de politie – op de vlucht geslagen. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen dan wel berouw getoond. De rechtbank neemt dit alles in strafverzwarende zin mee en komt daarom – met inachtneming van de oriëntatiepunten van het LOVS – tot een hogere straf dan aan de medeverdachte is opgelegd. Aan de verdachte zal dan ook een gevangenisstraf van na te noemen duur worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 85,20 aan materiële schade en een vergoeding van € 750,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunten officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat een vrijspraak is bepleit.
8.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde
strafbare feit, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde
schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt,
zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden
toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk
aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de
verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke
rente vanaf 29 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 835,20, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 835,20 (zegge: achthonderdvijfendertig euro en twintig eurocent), bestaande uit € 85,20 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 835,20(hoofdsom,
zegge: achthonderdvijfendertig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 835,20 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Ketelaar, voorzitter,
en mrs. A. Hello en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een iPhone 12 Pro, airpods en een portemonnee (met pasjes en €70 contant geld), in elk geval goederen, die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] te doen stoppen met fietsen,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geen stomme dingen moest doen en/of al zijn spullen moest afgeven,
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te stompen,
- die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of
- spullen uit de broekzakken van die [slachtoffer] te pakken.