ECLI:NL:RBROT:2025:4546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
71/100949-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan terroristische organisatie en voorbereiding van terroristische misdrijven door verdachte in Syrië

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven. De verdachte, geboren in 1995, was van november 2014 tot en met februari 2017 actief in Syrië, waar hij als cipier en strijder voor IS heeft gefunctioneerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan IS en het voorbereiden van terroristische misdrijven, zoals het plegen van moord en brandstichting met een terroristisch oogmerk. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, maar de rechtbank heeft de straf vastgesteld op vier jaar en zes maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn jeugdige leeftijd ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van bewijsstukken, waaronder IS-documentatie, bevestigd en de verdediging verworpen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/100949-24
Datum uitspraak: 2 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres].
Raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort samengevat komt de verdenking neer op de volgende verwijten.
Onder 1 wordt de deelname aan terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) verweten.
Onder 2 wordt het plegen van handelingen ter voorbereiding en bevordering van terroristische misdrijven verweten door het plegen van de volgende feitelijke handelingen:
A. afreizen naar het strijdgebied;
B. zich daar voegen bij IS;
C. bijdragen aan de gewapende Jihadstrijd.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (pleegperiode 12 november 2014 tot en met 28 februari 2017) en 2 (pleegperiode 19 september 2014 tot en met 28 februari 2017) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de verdediging
De verdachte dient integraal te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
Er is geen bewijs dat de verdachte deel uitmaakte van een terroristische organisatie in de zin van artikel 140a Sr (feit 1). Evenmin heeft de verdachte voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen verricht teneinde een terroristisch misdrijf te plegen (feit 2).
Het enige bewijs dat zou duiden op betrokkenheid van de verdachte bij IS is de door de Amerikanen verstrekte IS-documentatie. Deze stukken kunnen echter niet worden gebruikt voor het bewijs nu de inhoud innerlijke tegenstrijdigheden bevat, de personen die in de stukken belastend verklaren niet kunnen worden gehoord en de juistheid van de inhoud ook niet op een andere manier kan worden gecontroleerd. Dit maakt dat de inhoud van de stukken als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt en dat de stukken uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Subsidiair geldt dat huwen in IS-gebied voor een IS-rechtbank geen handeling is die rechtstreeks verband houdt met de verwezenlijking van het terroristische oogmerk van de organisatie.
Meer subsidiair is verzocht om de ten laste gelegde periode voor beide feiten te verkorten.
4.2.
Bespreking van het bewijsuitsluitingsverweer
De IS-documentatie betreft een vijftal met elkaar samenhangende documenten die zien op een aanvraag van “[naam 1]” om [naam 2] te mogen assisteren bij de scheiding van haar echtgenoot “[naam 3]”.
De documenten zijn aangetroffen op een forensische kopie van een gegevensdrager die is ontvangen van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten. Blijkens het bijgeleverde
Context Statementkomt de gegevensdrager uit het strijdgebied. Op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel dient ervan uit te worden gegaan dat die gegevensdrager rechtmatig is verkregen, tenzij er sterke aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Die sterke aanwijzingen zijn er niet.
Dat de documenten inhoudelijk onderlinge tegenstrijdigheden bevatten, zoals door de verdediging is aangevoerd, ziet de rechtbank niet. De documenten horen bij elkaar en dienen ook als zodanig gelezen te worden. Eventuele inconsistenties, mocht daarvan al sprake zijn, zijn niet van dien aard dat deze afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de stukken inclusief de daarin opgenomen verklaringen van de getuigen. De inhoud van de verschillende stukken ondersteunt en versterkt elkaar.
De verdediging heeft getuigen van wie verklaringen in de IS-documenten zijn opgenomen niet zelf kunnen bevragen. Het betreft hier uitlatingen en handelingen van personen die slechts in afgeleide zin en in samenhang met de overige feiten en omstandigheden genoemd in die documenten in onderling verband bezien, betekenis hebben. Het niet kunnen horen van deze personen als getuigen betekent dan ook niet dat daaraan wegens een inbreuk op het verdedigingsrecht geen betekenis zou mogen worden toegekend. Overigens is onvoldoende onderbouwd dat de betrouwbaarheid van die verklaringen, zoals opgenomen in genoemde documenten, in het geding zou zijn.
De rechtbank acht de IS-documenten betrouwbaar en voor het bewijs bruikbaar, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal.
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Beoordeling van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
Uit het dossier heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden afgeleid.
Op 19 september 2014 werd [naam 4] door zijn vader als vermist opgegeven.
De vader van [naam 4] was die ochtend gebeld door [naam 5], de moeder van de verdachte, met de mededeling dat haar zoon met achterlating van een briefje met de tekst “vergeef mij” was vertrokken. De verdachte en [naam 4] waren vrienden.
De broer van de verdachte, [naam 6], was reeds in 2012, samen met [naam 7], zijn echtgenote en tevens de zus van [naam 4], naar Syrië vertrokken. [naam 6] had eerder gezegd dat hij het liefst de hele familie bij elkaar in Syrië zou willen hebben en had zijn familie verzocht om ook naar Syrië te komen.
Op 23 september 2014 gaf de zus van de verdachte tegenover de wijkagent aan dat zij nog niks van hem had vernomen en dat [naam 6] had aangegeven dat de verdachte niet bij hem in Syrië was.
Op 3 november 2014 werden de verdachte en [naam 4] gezamenlijk gecontroleerd bij een grenspost in Griekenland en op 12 november 2014 gebruikten zij hun paspoort in Bulgarije in het grensgebied bij Turkije.
Op 30 maart 2015 berichtte [naam 7] haar familie in Nederland dat [naam 4] dood was.
De vader van [naam 4] gaf op 29 april 2015 in een gesprek met de politie aan dat de verdachte samen met [naam 4] meerdere malen bij [naam 7] op bezoek was geweest.
[naam 7] bevond zich op dat moment nog steeds samen met [naam 6] in Syrië.
Op 20 juli 2017 verklaarde de zus van [naam 6] en de verdachte tegenover de politie dat haar beide broers hadden aangegeven nooit meer terug te komen naar Nederland en dat ze elkaar weer zouden ontmoeten in het hiernamaals.
Op een forensische kopie van een gegevensdrager die is ontvangen van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten zijn IS-documenten aangetroffen waarin de kunya “[naam 3]” voorkomt. Het gaat hierbij om een aanvraag van “[naam 1]” om [naam 2] te mogen assisteren bij de scheiding van haar echtgenoot
“[naam 3]” en een rapport/verslag dat ziet op een onderzoek van de ‘Commissie van Toezicht en Begeleiding’ naar aanleiding van die aanvraag.
De aanvraag tot assistentie bevat een huwelijksakte van het huwelijk tussen
[naam 2] en “[naam 3]”. Behalve de kunya “[naam 3]” vermeldt de akte ook het geboortejaar, de voor- en achternaam en de naam van de moeder van die persoon. De naam “[naam 8]” komt fonetisch overeen met de naam van de verdachte “[verdachte]”. Het geboorteland -en jaar komen overeen met het geboortejaar van de verdachte (Nederland, 1995) en de naam van de moeder is dezelfde als de naam van de moeder van de verdachte ([naam 9]). Bovendien heeft in Nederland alleen de moeder van de verdachte die naam.
Gelet op voorgaande identificerende gegevens gaat de rechtbank ervan uit dat “[naam 3]” de verdachte [verdachte] is.
De aanvraag tot assistentie is door “[naam 1]” ingediend bij de
walivan de provincie Al-Raqqa. In de koptekst staat: “De Islamitische Staat, Provincie Al-Raqqa - Het Bureau van de gouverneur”. Het stuk is gedateerd op 19/4/1438 (Islamitische jaartelling). Deze datum komt overeen met 18 januari 2017.
Uit de aanvraag blijkt dat “[naam 1]” hulp vraagt voor zuster [naam 2]. Zij is getrouwd met “[naam 3]”, die in de provincie Aleppo werkte als een cipier voor de politie van Al Bab. Een week na hun huwelijk heeft hij haar weggestuurd. Zij had geen onderdak en hij gaf haar geen toelage. Zij zit al vier maanden in deze situatie. “[naam 3]” wil niet van haar scheiden maar hij wil haar ook niet terugnemen. De rechter in Aleppo heeft in deze zaak geen beslissende uitspraak gedaan.
Als aanwijzing wordt gegeven dat de aanvraag naar de ‘Commissie van Begeleiding en Toezicht’ moet worden doorgestuurd en dat er contact opgenomen moet worden met
broeder “[naam 1]” en dat de zuster bezocht moet worden om een volledig rapport op te stellen over haar situatie.
Vervolgens is in februari 2017 een rapport/verslag opgemaakt door de ‘Commissie van Begeleiding en Toezicht’ in de provincie Al-Raqqa van het IS-kalifaat.
Ten behoeve van het onderzoek van de commissie werd van meerdere personen een verklaring afgenomen waaronder de echtgenote van “[naam 3]”.
Zij heeft op 26 april 2017 onder andere verklaard dat haar echtgenoot “[naam 3]” haar niet onderhoudt en dat hij haar, na een ruzie met zijn andere vrouw, niet wil terugnemen in huis. Hij wilde dat zij afstand deed van de bruidsschat. In die periode onvluchtten de inwoners van Al-Bab de stad. “[naam 3]” was zijn huisraad aan het inpakken en vluchtte ook. Hij zou naar Raqqa zijn gegaan. [naam 2] wil scheiden van “[naam 3]”.
In het rapport/verslag staat voorts vermeld dat broeder “[naam 10]”, het hoofd van het ziekenhuis, heeft laten weten dat broeder “[naam 3]” [naam 2] wil afstoten maar dat hij naar het front in de stad Al-Bab is gegaan. Wanneer hij terug is, gaat hij haar wel afstoten.
Uit het kennisdocument over Al-Bab volgt dat er in januari en februari 2017 een veldslag gaande was in en rondom Al-Bab tussen IS en de door de Verenigde Staten geleide militaire coalitie. In die periode trokken vele IS-strijders zich terug naar Raqqa.
Op grond van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte, in de periode vanaf zijn aankomst in Syrië in november 2014 tot en met zijn vertrek uit Al-Bab, lid is geweest van IS en gedragingen heeft ondersteund die bijdragen aan de verwezenlijking van het terroristische oogmerk van IS. Immers volgt hier ten eerste uit dat hij heeft gewerkt als cipier voor de politie van IS. Ten tweede komt naar voren dat hij op enig moment naar het front is vertrokken, waarbij de rechtbank door deze bewoording geen reden heeft een andere conclusie te trekken dan dat de verdachte hier op enige wijze een bijdrage is gaan leveren aan de aldaar op dat moment heersende strijd. Voor een lidmaatschap na februari 2017 is geen bewijs voorhanden, zodat voor feit 1 als de pleegperiode zal worden bewezen de periode van 12 november 2014 tot en met 28 februari 2017.
Gelet op de hiervoor reeds weergegeven feitelijke vaststellingen worden de onder 2 ten laste gelegde gedragingen opgesomd onder A, B en C wettig en overtuigend bewezen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zichzelf of anderen gelegenheid, middelen en inlichten verschaft tot het plegen van de in de tenlastelegging onder 2 genoemde terroristische misdrijven.
Uit de combinatie van de onder A, B en C bewezenverklaarde gedragingen in onderlinge samenhang beschouwd, kan tenslotte het oogmerk van de verdachte op het bevorderen dan wel voorbereiden van deze misdrijven worden afgeleid.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de verdachte zich in de periode van 19 september 2014 tot en met 28 februari 2017 schuldig heeft gemaakt aan de bevordering en voorbereiding van terroristische misdrijven.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
12 november 2014 tot en met 28 februari 2017in Syrië
heeft deelgenomen aan Islamitische Staat (IS), een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/ of 289a en/ of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/ of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
2.
hij in de periode van
19 september 2014 tot en met 28 februari 2017in Nederland, Turkije en Syrië,
met het oogmerk om misdrijven als omschreven in artikel 83, 157, 176a, 176b, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/ of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden en te bevorderen,
2. gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich en anderen heeft getracht te verschaffen,
door
A. de reis naar Syrië te maken teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door IS gecontroleerd gebied en gedurende enige tijd te verblijven in dat gebied in Syrië en
B. zich in Syrië te voegen bij IS en/of bij personen die eveneens deelnamen aan IS enC. in Syrië deel te nemen en bij te dragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS, in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een
terroristisch oogmerk.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven;
2.
met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is op 19 september 2014 uit Nederland vertrokken. De verdachte bevond zich vanaf november 2014 in Syrië en hij heeft tot eind februari 2017 deelgenomen aan IS, een organisatie die in de bewezenverklaarde periode tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, hierbij heeft hij een rol vervuld als cipier en als strijder.
Daarnaast heeft de verdachte ernstige terroristische misdrijven voorbereid en bevorderd.
Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op systematische en zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Vast staat dat het geweld dat IS gebruikt om zijn doel te bereiken buitengewoon wreed was en dat er jegens andersdenkenden op grote schaal ernstige misdrijven zijn begaan, zoals standrechtelijke executies, moord, marteling, slavernij en verminking van krijgsgevangenen en burgers. Verder was IS mede verantwoordelijk voor de vernietiging dan wel vernieling van huizen, landbouw en infrastructuur. Geterroriseerde inwoners zijn hierdoor op de vlucht geslagen en hebben alles achter zich moeten laten. Ook zijn er in naam van IS talloze aanslagen gepleegd, niet alleen in Syrië en Irak, maar ook in Europa en de rest van de wereld. Dit alles heeft vanaf 2014 op grote schaal tot gevoelens van angst en onveiligheid geleid. Dit is ook het naastgelegen doel van IS: het zaaien van angst en verdeeldheid onder het – in de ogen van de aanhangers van IS – ongelovige deel van de wereldbevolking.
De verdachte is aan dit alles geheel voorbij gegaan toen hij zich aansloot bij IS en heeft geen oog willen hebben voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied en daarbuiten heeft getroffen. Hierbij merkt de rechtbank op dat in het in het dossier aanwezige kennisdocument de erbarmelijke omstandigheden van gevangenen worden geschetst, waarbij wordt gesproken over martelingen en executies, ook van minderjarigen.
De verdachte heeft zich tegenover de politie en ook ter zitting consequent op zijn zwijgrecht beroepen. De verdachte heeft geen voor de rechtbank zichtbare verantwoording voor zijn daden genomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het ideologisch duidingsrapport opgemaakt door Nuance door Training en Advies (NTA) d.d. 10 oktober 2023 en het reclasseringsadvies van 12 maart 2025. Hieruit blijkt onder meer dat gelet op de zwijgende houding van de verdachte er geen volledig beeld is verkregen van de ideologie van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Op bovengenoemde ernstige strafbare feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de hoogte van de straffen die in enigszins vergelijkbare zaken zijn opgelegd en heeft op basis daarvan in deze zaak voor deelneming aan een terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren genomen. Daarbij is in strafmatigende zin rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van zijn uitreis en met de omstandigheid dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte destijds niet om ideologische redenen is uitgereisd maar dat de loyaliteit naar zijn broer, die zich reeds in Syrië bevond, daarbij een rol heeft gespeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaar en zes maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 83, 83a, 96, 140a, 157, 176a, 288a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar en 6 (zes) maanden);
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in de periode van 1 november 2014 tot en met 26 maart 2024 in Syrië
heeft deelgenomen aan Islamitische Staat (IS), een organisatie die tot
oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
A. het opzettelijk brand stichten en/ of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/ of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/ of levensgevaar voor een ander te duchten is en/ of
dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157
Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk
(zoals bedoeld in artikel 176a Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel
176a en/ of 289a en/ of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/ of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie
van de categorieën II en/ of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de
Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden
of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/ of lid 5 van
de Wet wapens en munitie)
(Artikel art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij
in de periode van 1 september 2014 tot en met 26 maart 2024 in
Nederland, Turkije en Syrië, met het oogmerk om misdrijven als
omschreven in artikel 83, 157, 176a, 176b, 288a, 289 en 289a van
het Wetboek van strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/ of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/ of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/ of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/ of levensgevaar voor
een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te)
begaan met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden en/ of te bevorderen,
1. een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen en/ of om daarbij behulpzaam te zijn en/ of om
daartoe gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen te verschaffen, en/ of
2. gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen tot het plegen van het
misdrijf zich en/ of anderen heeft getracht te verschaffen, en/ of
3. een of meer voorwerpen, voorhanden heeft gehad waarvan hij,
verdachte, wist dat deze bestemd waren tot het plegen van het misdrijf,
door
A. de reis naar Syrië te maken teneinde zich te begeven naar het
strijdgebied, althans naar een, door IS gecontroleerd gebied en/ of
gedurende enige tijd te verblijven in dat gebied in Syrië en/ of
B. zich in Syrië te voegen bij IS en/ of bij personen die eveneens
deelnamen aan IS en/ of
C. in Syrië deel te nemen en/ of bij te dragen aan de gewapende
Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS, in welke
gewapende Jihadstrijd moord en/ of doodslag en/ of brandstichting en/ of
het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een
terroristisch oogmerk;
(art. 96 lid 2 jo 289 jo 288 jo 288a jo 83 en art. 96 lid 2 jo 157 jo 176a jo
176b jo 83 Wetboek van Strafrecht)