ECLI:NL:RBROT:2025:4544

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
10/123177-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verduistering in dienstbetrekking met gevangenisstraf en taakstraf

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1986, was werkzaam als boekhouder en heeft gedurende een periode van bijna anderhalf jaar een bedrag van € 255.390,99 verduisterd dat toebehoorde aan zijn werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk geldbedragen heeft overgemaakt naar zijn eigen rekening en bedragen heeft gepind met de betaalpas van zijn werkgever, terwijl hij wist dat de onderneming zich in een financieel lastige positie bevond. De verdachte heeft zijn positie als boekhouder misbruikt en zijn daden waren het gevolg van een gokverslaving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is een taakstraf van 240 uur opgelegd. De benadeelde partij, LCS Group B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat zij niet kon aantonen dat zij benadeeld was door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en een ambulante behandeling te ondergaan voor zijn gokverslaving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/123177-23
Datum uitspraak: 2 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres].
Raadsman mr. H.L. Bakker, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering primair ten laste gelegde
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 15 oktober 2021 tot en met 20 maart 2023,
in Nederland,
opzettelijk een geldbedrag (255.390,99 euro),
dat toebehoorde aan anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als
boekhouder onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van bijna anderhalf jaar geld van anderen, waar hij bij kon uit hoofde van zijn dienstbetrekking, verduisterd. Hij heeft in die periode vele malen geldbedragen overgemaakt naar zijn eigen rekening en vijf keer een bedrag gepind met de betaalpas van zijn werkgever. Dit deed hij om de schulden te kunnen betalen die hij had gemaakt door zijn gokverslaving. De verdachte verwijderde de registratie van de overgemaakte bedragen naar hemzelf uit het boekhoudprogramma van zijn werkgever en hij paste de jaaroverzichten van de bank aan zodat zijn handelingen onopgemerkt konden blijven. Hierdoor is in totaal een bedrag van € 255.390,99 verduisterd door de verdachte.
De verdachte heeft door het plegen van dit feit misbruik gemaakt van het in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen en heeft zijn positie als boekhouder schaamteloos misbruikt, terwijl hij er volledig van op de hoogte was dat de onderneming zich op dat moment reeds in een financieel lastige positie bevond en hij bovendien een nauwe persoonlijke band had met de eigenaar van de onderneming. De gevolgen van het handelen van de verdachte zijn aanzienlijk geweest voor de onderneming(en) waar geld van is verduisterd, voor de hier werkzame werknemers én voor de eigenaar van deze bedrijven. De verdachte heeft in het geheel geen oog gehad voor de nadelige gevolgen van zijn handelen, maar heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen financiële behoeften voortkomend uit zijn gokverslaving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gezien een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage reclassering
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
14 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijkt voorafgaand aan en ten tijde van het delict een stabiele leefsituatie gehad te hebben. Hij leidde echter een dubbelleven en hield zijn steeds verder uit de hand lopende gokverslaving verborgen voor zijn omgeving. Hij leende bij bekenden om te kunnen gokken
en toen dat niet meer voldoende was, is hij overgegaan tot het delictgedrag.
Risicofactor is dat de verdachte onvoldoende weet hoe zijn verslaving zover uit de hand heeft kunnen lopen. Hij heeft niet meer gegokt sinds de verduistering aan het licht is gekomen en zegt nooit meer te zullen gokken, maar hij heeft nog onvoldoende inzicht in zijn gokgedrag en zijn valkuilen. Hij is bereid mee te werken aan hulpverlening, maar zegt dit zelf niet direct meer nodig te vinden. Beschermende factoren zijn dat zijn familie en partner hem steunen. Daarbij heeft zijn partner ook als eis gesteld dat hij meewerkt aan hulpverlening. Tevens heeft de verdachte nieuw werk gevonden in een andere sector.
Het risico op recidive en op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere
voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling van zijn problematiek (gokverslaving) geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De aard van het feit brengt mee dat in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank kiest hier niet voor.
De rechtbank heeft namelijk geconstateerd dat de verdachte een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. Hij beschikt inmiddels over een andere baan, heeft recent een zoon gekregen met zijn partner die ondanks het delict bij hem is gebleven, en hij is naar eigen zeggen gestopt met gokken. Ook geeft de verdachte aan geen contact meer te hebben met de vriend met wie hij destijds online gokte.
De rechtbank acht van belang dat de verdachte zijn schuld aflost. Detentie zou deze essentiële taak voor de verdachte voor een belangrijk deel doorkruisen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gebaat kan zijn bij begeleiding door en ondersteuning van de reclassering. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hierbij wordt tevens de verplichting opgelegd tot het volgen van een behandeling. Mede gelet op de ernst van het feit, de omvang van de financiële benadeling en de schuld die de verdachte zal moeten gaan inlossen, acht de rechtbank immers het enkele woord van de verdachte dat hij niet meer gokt of zal gaan gokken onvoldoende. Dit voorwaardelijk strafdeel moet de verdachte inprenten in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal conform de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf opleggen van 180 dagen waarvan 177 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Nu de verdachte drie dagen in voorarrest heeft gezeten en het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf hiertoe wordt beperkt, resteert na aftrek van voorarrest geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Daarnaast zal aan de verdachte de maximale taakstraf van 240 uur worden opgelegd.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: LCS Group B.V. ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 294.907,73 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het totaalbedrag van de verduisterde bedragen
(€ 255.390,99) en de betaalde debetrente (€ 8.516,74), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vier geschatte schadeposten van in totaal € 31.000,00 dient de benadeelde partij in de visie van de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard nu deze posten niet nader zijn onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De verduisterde bedragen behoorden niet toe aan LCS Group B.V. maar aan de diverse werkmaatschappijen. LCS Group B.V. is derhalve niet door het bewezen feit benadeeld.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de verduisterde bedragen toebehoorden aan de werkmaatschappijen LiveChat Service B.V., LiveChat Service GmbH, CoBrowser.net B.V. en LCS International B.V en dat de gevorderde debetrente ten laste van Conversation24 B.V. is gekomen. Deze werkmaatschappijen zijn zelfstandige rechtspersonen met hun eigen (vorderings)rechten. Uit het dossier en de vordering is gebleken dat de financiële benadeling door de verdachte jegens deze ondernemingen is gepleegd. De vordering in deze procedure is echter niet door of namens deze ondernemingen ingediend, maar door de holding LCS Group B.V. Niet gesteld of gebleken is dat de LCS Group B.V. op enigerlei wijze gemachtigd of gerechtigd was om deze vordering (namens de werkmaatschappijen) in te dienen. Alhoewel denkbaar is dat (uiteindelijk) de holding (ook) schade heeft geleden, kan op basis van het dossier en de vordering niet worden vastgesteld dat LCS Group B.V. daadwerkelijk zelf schade heeft geleden en zo ja, in hoeverre.
Nu niet de werkmaatschappijen maar LCS Group B.V. de vordering heeft ingediend dient laatstgenoemde niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat niet kan worden vastgesteld dat LCS Group B.V. is benadeeld door het bewezen verklaarde feit.
8.4.
Conclusie
LCS Group B.V. wordt in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 177 (honderdzevenenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke door de reclassering te bepalen zorgverlener. De behandeling
duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling van zijn problematiek (gokverslaving);
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
verklaart de benadeelde partij LCS Group B.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2021 tot en met 12 april 2023 te
Rotterdam en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland, opzettelijk een geldbedrag
(255.390,99 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan LCS
Group B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed
verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als
boekhouder van LCS Group B.V., in elk geval anders dan door misdrijf onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2021 tot en met 12 april 2023 te
Rotterdam en/of Spijkenisse, in elk geval in Nederland, een geldbedrag (255.390,99
euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan LCS Group
B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en /of dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een pinpas en/of de daarbij behorende pincode tot welks gebruik verdachte
niet gerechtigd was;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)