ECLI:NL:RBROT:2025:4540

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
10/166755-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor verkeersdelicten onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 1 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 21 december 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt te Schiedam. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, negeerde een rood verkeerslicht en verleende geen voorrang aan een andere bestuurder, wat resulteerde in een aanrijding waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder meerdere ribbreuken en een klaplong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de bewezenverklaring van de overtredingen van de artikelen 6 en 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 140 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis, maar legde een langere proeftijd op van 3 jaren bij de rijontzegging, om herhaling te voorkomen en de verkeersveiligheid te waarborgen. De verdachte had eerder al een veroordeling voor rijden onder invloed, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/166755-24
Datum uitspraak: 1 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.T. den Uil heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, te weten het overtreden van de artikelen 6 en 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen vervangende hechtenis alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte heeft op 21 december 2023, als bestuurder van een personenauto, een verkeersongeval veroorzaakt op het kruispunt van de ’s-Gravelandseweg met de Noorderweg en de afrit van de A20 in Schiedam. De verdachte is bij het stoplicht links afgeslagen en is toen in botsing gekomen met een personenauto, waarin mevrouw [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) reed die rechtdoor reed op de ’s-Gravelandseweg. Het slachtoffer heeft door de aanrijding letsel opgelopen. De verdachte heeft de botsing ter zitting erkend.
Uit het politieonderzoek blijkt dat de verkeerslichten van de rijrichtingen van het slachtoffer en de verdachte met elkaar conflicteren. Dat wil zeggen dat het uitgesloten is dat beide verkeerslichten tegelijkertijd op groen staan. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het stoplicht op groen sprong toen hij linksaf sloeg. Hiertegenover staat de verklaring van het slachtoffer dat zij door groen licht is gereden, en de getuigenverklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die in de twee auto’s direct achter het slachtoffer reden. Beide getuigen bevestigen dat het slachtoffer groen licht had. Gezien deze verklaringen concludeert de rechtbank dat de verdachte het voor hem geldende rode verkeerslicht heeft genegeerd. De verdachte heeft bij het oprijden van het kruispunt evenmin gelet op overige verkeersdeelnemers, wat heeft geleid tot het verkeersongeval. Verder blijkt uit het politieonderzoek dat de verdachte onder invloed van alcohol was toen hij het verkeersongeval heeft veroorzaakt.
De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het bovengenoemde en de inhoud van de bewijsmiddelen, zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. Daardoor heeft de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW veroorzaakt, als gevolg waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dit alles maakt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde wordt met deze opgave volstaan nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde wordt ook met een opgave volstaan, behalve ten aanzien van het onderdeel door rood licht uitstralend verkeerslicht rijden, omdat de verdachte dit onderdeel niet heeft bekend. Ten aanzien van dit onderdeel heeft de rechtbank in bijlage II de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 21 december 2023 te Schiedam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig l zeer,
onvoorzichtig en onoplettend te
rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de ’s Gravelandseweg,
gaande in de richting van de Noorderweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen, daar,
- in strijd met het voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht de kruising van de ‘s- Gravelandseweg met de Noorderweg is opgereden en
- zich bij het oprijden van die kruising, niet voldoende heeft vergewist en is blijven vergewissen dat de kruising vrij was van enig overig kruisend en hem tegemoetkomend verkeer en
-
-vervolgens tijdens het oprijden van voornoemde kruising een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , die, gezien verdachtes rijrichting, van rechts bij groen licht de kruising was opgereden, niet heeft laten voorgaan en in aanrijding is gekomen met die personenauto, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere ribbreuken, een klaplong en een breuk aan de tweede halswervel) werd toegebracht,
- zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig heeft bestuurd onder invloed van
alcohol;
2
hij op 21 december 2023 te Schiedam, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
2.
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (300 microgram).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. De verdachte heeft toen hij onder invloed van alcohol verkeerde een rood verkeerslicht genegeerd waardoor hij een aanrijding met een andere auto heeft veroorzaakt. Als gevolg daarvan heeft de bestuurder van die auto meerdere ribbreuken, een klaplong en een breuk aan de tweede halswervel opgelopen. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog altijd fysieke en mentale klachten ervaart als gevolg van het ongeval.
Persoon van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 februari 2025 blijkt dat de verdachte in 2019 eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Hiermee zal in het nadeel van de verdachte rekening worden gehouden bij de strafoplegging.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij een fietsen- en scooterwinkel heeft en dat hij dagelijks zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Zijn rijbewijs is voor hem van groot belang. De verdachte heeft op de terechtzitting spijt betuigd en zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden en deze spijt komt de rechtbank oprecht over.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en sprake is van alcohol, wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden genoemd. De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, reden om af te wijken van deze oriëntatiepunten gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend. Gelet op het belang van verkeersveiligheid en het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld met betrekking tot het rijden onder invloed acht de rechtbank het echter wenselijk om een langere proeftijd op te leggen bij de rijontzegging. Dit dient als extra waarschuwing om herhaling te voorkomen en de veiligheid op de weg te waarborgen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van voor de duur van 140 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. de Kraker, voorzitter,
en mrs. R.D.M. de Boer en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 21 december 2023 te Schiedam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de ’s Gravelandseweg en/of de A20, gaande in de richting van de Noorderweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen, daar,
- in strijd met het voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht de kruising van de ‘s-Gravelandseweg met de Noorderweg is opgereden en/of
- zich bij het oprijden van die kruising, niet voldoende heeft vergewist en/of is blijven vergewissen dat de kruising vrij was van enig overig kruisend en/of hem tegemoetkomend verkeer en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en/of waarover die weg vrij was en/of
- ( vervolgens) tijdens het oprijden van voornoemde kruising een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , die, gezien verdachtes rijrichting, van rechts bij groen licht de kruising was opgereden, niet heeft laten voorgaan en/of in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere ribbreuken, een klaplong en/of een breuk aan de tweede halswervel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
- zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig heeft bestuurd onder invloed van
alcohol;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 december 2023 te Schiedam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het verkeer openstaande
weg, de A20, ’s Gravelandseweg en/of Noorderweg zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of
het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij voornoemd motorrijtuig bestuurde onder invloed van alcohol,
- in strijd met het voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht de kruising van de ‘s-Gravelandseweg met de Noorderweg is
opgereden en/of
- zich bij het oprijden van die kruising, niet voldoende heeft vergewist en/of is blijven vergewissen dat de kruising vrij was van enig overig kruisend en/of hem tegemoetkomend verkeer en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en/of waarover die weg vrij was en/of
- ( vervolgens) tijdens het oprijden van voornoemde kruising een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , die, gezien verdachtes rijrichting, van rechts bij groen licht de ruising was opgereden, niet heeft laten voorgaan en/of in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto;
2
hij op of omstreeks 21 december 2023 te Schiedam, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.