ECLI:NL:RBROT:2025:4538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
10/166527-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van artikel 6 en artikel 5 WVW met vrijspraak voor artikel 5a WVW na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 juni 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Hellevoetsluis. De verdachte, die met een te hoge snelheid een scherpe bocht benaderde, trok de handrem aan, verloor de controle over zijn voertuig en eindigde ondersteboven in een sloot. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een van de inzittenden, die hersenletsel opliep en 17 dagen in coma lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag, wat leidde tot een veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) en een taakstraf van 80 uren, alsook een rijontzegging van 181 dagen. Voor de overtreding van artikel 5a WVW werd de verdachte vrijgesproken, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van roekeloosheid. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de gevolgen van het ongeval voor hem en zijn vrienden. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/166527-23
Datum uitspraak: 15 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.T. den Uil heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, te weten het overtreden van de artikelen 6 en 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren met aftrek, te vervangen door 80 dagen vervangende hechtenis alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 360 dagen met aftrek, waarvan 181 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt van officier van justitie
Het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte heeft voorafgaand aan het verkeersongeval een route van 4,5 kilometer afgelegd, waarbij hij herhaaldelijk de geldende maximumsnelheid ernstig heeft overschreden. Bij het naderen van het kruispunt waar het ongeval plaatsvond reed hij met een oplopende snelheid tot 56 kilometer per uur (hierna: km/u) in een bocht, terwijl daar slechts 30 km/u was toegestaan. Vervolgens heeft de verdachte aan de handrem getrokken, waardoor het voertuig in een slip raakte en hij de controle verloor. Als gevolg van het voorgaande is het voertuig over de kop in de sloot beland en heeft één van de inzittenden, de heer [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De verdachte heeft zich met de voorgaande verkeersgedragingen schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5a WVW. Daarmee is de zwaarste schuldgradatie, te weten roekeloosheid in de zin van artikel 6 en 175, aan de orde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de door de officier van justitie bewezen geachte roekeloosheid vrijspraak bepleit. Het enkele feit dat de verdachte de maximumsnelheid fors heeft overschreden, maakt zijn rijgedrag zonder bijkomende omstandigheden – die ontbreken – niet roekeloos. Met betrekking tot het overige onder 1 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de verdediging bepleit dat sprake is van één feitencomplex en dat artikel 5a en artikel 5 van de WVW als subsidiair, dan wel meer subsidiair ten laste gelegd hadden moeten worden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 2 subsidiair ten laste gelegd refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Vaststaande feiten
Op 29 juni 2023 heeft op de Stoofweg in Hellevoetsluis een verkeersongeval plaatsgevonden. De verdachte reed met een hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 30 km/u, namelijk 56 km/u, op de Rijksstraatweg en nam de bocht naar rechts richting de Stoofweg. De verdachte verloor de macht over het stuur, raakte in een slip en vervolgens is de personenauto op zijn kop in de naastgelegen sloot beland. Uit onderzoek van de aangetroffen slipsporen, de stand van de auto en beschikbare camerabeelden is naar voren gekomen dat de verdachte bij het ingaan van de bocht aan de handrem heeft getrokken. In de personenauto zaten naast de verdachte nog drie andere personen. Eén van de inzittenden heeft als gevolg van het verkeersongeval letsel opgelopen, bestaande uit hersenletsel.
Feit 1:
Artikel 6 WVW
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van de verdachte de conclusie rechtvaardigen dat hij schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft aan het verkeersongeval als gevolg waarvan het slachtoffer letsel heeft. De vraag is welke mate van schuld.
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties, namelijk van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik in de rechtspraak willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank moet in dat kader nagaan of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
( a)
De verkeersregels
De rechtbank stelt vast dat de verdachte twee verkeersovertredingen heeft begaan. Allereerst heeft hij 56 km/u gereden terwijl de maximum toegestane snelheid 30 km/u was. Daarmee is sprake van een schending van de verkeersregels. Dit verkeersgedrag wordt als zodanig ook genoemd in artikel 6a, eerste lid, sub g, WVW. Daarnaast heeft de verdachte tijdens het rijden met die snelheid in een bocht de handrem aangetrokken.
b) In ernstige mate geschonden?
Roekeloosheid kan slechts worden bewezen als sprake is van ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen.
Hoewel door het te snel rijden en in de bocht de handrem te gebruiken zonder meer sprake is van een schending van verkeersregels, is niet gebleken van overtreding van meer of andere verkeersregels, of van ander (bijkomstig) verkeersgevaarlijk gedrag tijdens of voorafgaand aan het ongeval. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte voorafgaand aan het ongeval meermaals de ter plaatse geldende maximumsnelheid overschreden. Uit aanvullend onderzoek van de politie blijkt dat de verdachte zijn snelheid bij het binnenrijden van de 30km/u zone heeft teruggebracht tot 30 km/u en daarna heeft geaccelereerd tot 56 km/u op het kruispunt waar het ongeval plaatsvond. De rechtbank is van oordeel dat deze eerdere snelheidsovertredingen losstaan van het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden en neemt om die reden die verkeersgedragingen niet mee in haar oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden gesproken van het
in ernstige mateschenden van verkeersregels. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van roekeloosheid in de hierboven geschetste zin, zodat een verdere bespreking van de onder (c) en (d) genoemde bestanddelen achterwege zal blijven.
Onvoorzichtig rijgedrag
Het verkeersgedrag van de verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank als zeer onvoorzichtig worden aangemerkt.
Zwaar lichamelijk letsel?
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft als gevolg van het verkeersongeval hersenletsel opgelopen en heeft zeventien dagen in coma gelegen. Dit moet naar algemeen spraakgebruik aangemerkt worden als zwaar lichamelijk letsel. Het betreft ernstig letsel en dit had meerdere cognitieve stoornissen (stoornissen in het waarnemen, denken, taal, bewustzijn, geheugen, aandacht en concentratie) tot gevolg. Uit de FARR-verklaringen blijkt dat er sprake was van een lange genezingsduur en een langdurige revalidatie
Conclusie
De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat als gevolg van de ernstige schuld van de verdachte aan het verkeersongeval bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de vaststelling dat de verdachte als bestuurder van een motorvoertuig zeer onvoorzichtig hiermee heeft gereden waardoor de inzittende [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Feit 1 dient in deze zin bewezen te worden verklaard.
Feit 2 primair: vrijspraak
Aan de verdachte is onder 2 primair verweten dat hij zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet in ernstige mate worden geschonden en dat hierdoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Gelet op dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van artikel 5a WVW, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gesproken van het in ernstige mate schenden van verkeersregels.
Feit 2 subsidiair: Bewijsoverweging
Aan de verdachte is onder feit 2 subsidiair verweten dat hij zich zodanig heeft gedragen dat daarmee gevaar op de weg wordt veroorzaakt. Hij heeft door zijn verkeersgedrag in bredere zin gevaar op de weg veroorzaakt. De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, en dat wat hierboven is overwogen ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
4.1.1.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde wordt met deze opgave volstaan nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde wordt ook met een opgave volstaan, behalve ten aanzien van het onderdeel “in die bocht de handrem heeft aangetrokken”, omdat de verdachte dit onderdeel niet heeft bekend. Ten aanzien van dit onderdeel heeft de rechtbank in bijlage II de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 29 juni 2023 te Hellevoetsluis, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Rijksstraatweg en de Stoofweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-zijn snelheid bij het inrijden van een scherpe bocht naar de Stoofweg niet heeft aangepast en vervolgens zijn voertuig niet onder controle heeft gehad en
-in die bocht de handrem heeft aangetrokken en
-in een slip is geraakt waardoor het voertuig ondersteboven in een (droge) sloot is terechtgekomen;
waardoor één van de inzittenden in dat door verdachte bestuurde voertuig, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel te weten hersenletsel werd toegebracht;
2.
subsidiair
hij op 29 juni 2023 te Hellevoetsluis, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het
openbaar verkeer openstaande wegen, het Onderlangs ende Krommeweg en de Westdijk en de Noorddijk en de Provincialeweg en de Rijksstraatweg en de Stoofweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen kon worden veroorzaakt;
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op die genoemde wegen met gelet op de omstandigheden (te weten duisternis en/of onoverzichtelijke (kruis)punten en/of de beperkte breedte van de weg) veel te hoge snelheden heeft gereden (waarbij de hoogst behaalde snelheid ongeveer 117 km/u was op de Krommeweg), in ieder geval met een veel hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km/u respectievelijk 30 km/u en
-zijn snelheid bij het inrijden van een scherpe bocht naar de Stoofweg niet heeft aangepast en (vervolgens zijn voertuig niet onder controle heeft gehad en
-in die bocht de handrem heeft aangetrokken en
-in een slip is geraakt waardoor het voertuig ondersteboven in een (droge) sloot is terechtgekomen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 29 juni 2023 als bestuurder van een personenauto een eenzijdig ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij één van de inzittenden zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte, die nog maar kort in het bezit van zijn rijbewijs was, zat samen met drie vrienden in de personenauto en probeerde naar eigen zeggen een beetje stoer te doen. Hij heeft meerdere malen de geldende maximumsnelheid overschreden en is met een te hoge snelheid een scherpe bocht genaderd, heeft tijdens het rijden de handrem aangetrokken, is de controle over de personenauto verloren en is ondersteboven in een droogstaande sloot naast de weg geëindigd. Alle inzittenden moesten door de brandweer uit de auto bevrijd worden.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft verklaard nog steeds last te hebben van de gevolgen van het ongeval en zich schuldig te voelen tegenover zijn vrienden die in de personenauto zaten en hun families. Deze vrienden waren ter zitting aanwezig om steun te geven aan de verdachte. Deze spijt komt de rechtbank oprecht over. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij bezig is met het afronden van zijn opleiding en dat hij daarna een baan wil zoeken waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft. Verder acht de rechtbank van belang dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Bij de bepaling van de straffen heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin is voor een overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van ernstige schuld en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, een taakstraf van 160 uren en een rijontzegging voor de duur van één jaar als uitgangspunt genomen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank de duur van de taakstraf en de rijontzegging matigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte een langere rijontzegging op te leggen dan de periode waarin zijn rijbewijs reeds is ingehouden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van voor de duur van 80 uren met aftrek en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 181 dagen met aftrek, passend en geboden.
Omdat sprake is van eendaadse samenloop tussen beide feiten en er al een straf wordt opgelegd voor het onder 1 bewezenverklaarde feit, wordt geen aparte straf opgelegd voor de onder 2 bewezen verklaarde overtreding, maar wordt ten aanzien daarvan volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
74 (vierenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
37 (zevenendertig) dagen;
ontzegtde verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
181 (honderdeenentachtig) dagen;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D.M. de Boer, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg/wegen, het Onderlangs en/of de Krommeweg en/of de Westdijk en/of de Noorddijk en/of de Provincialeweg en/of de Rijksstraatweg en/of de Stoofweg, althans op een weg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op die genoemde wegen met gelet op de omstandigheden (te weten duisternis en/of onoverzichtelijke (kruis)punten en/of de beperkte breedte van de weg) veel te hoge snelheden heeft gereden (waarbij de hoogst behaalde snelheid ongeveer 117 km/u was op de Krommeweg), in ieder geval met een veel hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km/u respectievelijk 30 km/u en/of
-tijdens het rijden meermalen, althans éénmaal, de handrem zonder reden heeft aangetrokken en/of
-zijn snelheid bij het inrijden van een (scherpe) bocht naar de Stoofweg niet heeft aangepast en/of (vervolgens) zijn voertuig niet onder controle heeft gehad en/of
-in die bocht de handrem heeft aangetrokken en/of
-in een slip is geraakt waardoor het voertuig ondersteboven in een (droge) sloot is terechtgekomen;
waardoor één van de inzittenden in dat door verdachte bestuurde voertuig, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten hersenletsel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg/wegen, het Onderlangs en/of de Krommeweg en/of de Westdijk en/of de Noorddijk en/of de Provincialeweg en/of de Rijksstraatweg en/of de Stoofweg, althans op een weg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden;
welke verkeersgedraging(en) hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op die genoemde wegen met gelet op de omstandigheden (te weten duisternis en/of onoverzichtelijke (kruis)punten en/of de beperkte breedte van de weg) veel te hoge snelheden heeft gereden (waarbij de hoogst behaalde snelheid ongeveer 117 km/u was op de Krommeweg), in ieder geval met een veel hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km/u respectievelijk 30 km/u en/of
-tijdens het rijden meermalen, althans éénmaal, de handrem zonder reden heeft aangetrokken en/of
-zijn snelheid bij het inrijden van een (scherpe) bocht naar de Stoofweg niet heeft aangepast en/of (vervolgens) zijn voertuig niet onder controle heeft gehad en/of
-in die bocht de handrem heeft aangetrokken en/of
-in een slip is geraakt waardoor het voertuig ondersteboven in een (droge) sloot is terechtgekomen, waarbij 3 in dat voertuig gezeten passagiers letsel hebben opgelopen;
welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg/wegen, het Onderlangs en/of de Krommeweg en/of de Westdijk en/of de Noorddijk en/of de Provincialeweg en/of de Rijksstraatweg en/of de Stoofweg, althans op een weg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-op die genoemde wegen met gelet op de omstandigheden (te weten duisternis en/of onoverzichtelijke (kruis)punten en/of de beperkte breedte van de weg) veel te hoge snelheden heeft gereden (waarbij de hoogst behaalde snelheid ongeveer 117 km/u was op de Krommeweg), in ieder geval met een veel hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km/u respectievelijk 30 km/u en/of
-tijdens het rijden meermalen, althans éénmaal, de handrem zonder reden heeft aangetrokken en/of
-zijn snelheid bij het inrijden van een (scherpe) bocht naar de Stoofweg niet heeft aangepast en/of (vervolgens) zijn voertuig niet onder controle heeft gehad en/of
-in die bocht de handrem heeft aangetrokken en/of
-in een slip is geraakt waardoor het voertuig ondersteboven in een (droge) sloot is terechtgekomen.