ECLI:NL:RBROT:2025:4537

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
10/085833-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van ernstige verkeersdelicten, waaronder het negeren van verkeersregels en het veroorzaken van gevaar op de weg. Tijdens een achtervolging op 1 april 2022 op de Rijksweg A16, reed de verdachte met snelheden tussen de 180 en 250 km/u, negeerde hij een rood stopteken van de politie en veroorzaakte hij een aanrijding met een andere auto, waarbij de bestuurder letsel opliep. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast werd de verdachte een rijontzegging van 630 uren opgelegd. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en het gevaar voor andere weggebruikers zwaar wogen in de strafoplegging. De verdachte had eerder in België en Spanje verkeersdelicten gepleegd, maar was in Nederland nog niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de opgelegde straffen passend waren gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

RechtbankRotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/085833-22
Datum uitspraak: 15 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1998,
geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, te weten het overtreden van de artikelen 5a en 163 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur 420 dagen met aftrek, waarvan 148 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 1 april 2022 als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg
A16, op het traject gelegen tussen de gemeenten Prinsenbeek en Ridderkerk,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels
in ernstige mate werden geschonden;
welke gedragingen hierin hebben bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
rijdend met zeer hoge snelheden (gelegen tussen ongeveer 180 en 250 km/u), in
ieder geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan en met
een veel hogere snelheid ten opzichte van het overige verkeer,
-via de uitvoegstrook van een tankstation meerdere voertuigen heeft ingehaald en
-slalommend tussen het verkeer heeft gereden, gebruik makend van alle rijstroken en de vluchtstrook en
-andere voertuigen rechts heeft ingehaald en
-in de Drechttunnel heeft gereden met een snelheid van 180 km/u en
-een rood verlicht stopteken en optische signalen (blauwe lampen) heeft genegeerd, gegeven door een hem, verdachte, over het bovengenoemde traject achtervolgend herkenbaar politievoertuig en
-na het met een zeer hoge snelheid overrijden van een hobbel in het wegdek de controle over het voertuig is verloren, waarna het voertuig over de gehele breedte van de weg naar rechts is geslipt en tegen de achterzijde van een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , is gereden, waarbij die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen en
-het overige verkeer door bovengenoemde gedragingen en die aanrijding (krachtig) moest remmen om een aanrijding te voorkomen;
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2
hij op 1 april 2022 te Ridderkerk, als degene
tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben
gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft
gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen
medewerking daaraan heeft verleend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet;

2.
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feit
De verdachte heeft toen hij op de A16 een personenauto bestuurde de verkeersregels in ernstige mate geschonden door een grote hoeveelheid verkeersovertredingen achter elkaar te begaan. Door op deze manier te rijden heeft de verdachte niet alleen zichzelf, maar ook andere weggebruikers in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt doordat de verdachte met een veel hogere snelheid dan toegestaan tegen een personenauto is aangereden, die werd bestuurd door het slachtoffer. Het mag een wonder heten dat er geen ernstiger ongelukken zijn gebeurd en dat de slachtoffer het ongeval heeft overleefd. De verdachte heeft bovendien geen enkel respect getoond voor het gezag van de politie door alle stopsignalen te negeren. Daarnaast heeft de verdachte, nadat het ongeval had plaatsgevonden, geweigerd om mee te werken aan een bloedonderzoek waardoor de politie niet heeft kunnen vaststellen of de verdachte onder invloed heeft gereden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 februari 2025 en een uittreksel uit het Europees Strafregisterinformatiesysteem van 2 augustus 2022. Hieruit volgt dat de verdachte in Nederland nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. In België is de verdachte in 2022 wel eerder veroordeeld voor een verkeersfeit, gepleegd op 13 januari 2021. Ook in Spanje is op 8 april 2022 de verdachte veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol of verdovende middelen. Dit feit heeft plaatsgevonden 7 dagen nadat de verdachte in Nederland de hem thans tenlastegelegde feiten had gepleegd. Hiermee zal de rechtbank rekening houden bij de strafoplegging.
De verdediging heeft verzocht geen straf of maatregel op te leggen ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten gelet op de psychische toestand van de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en het feit dat het inmiddels beter gaat met de verdachte. Daartoe heeft de verdediging onder meer een in het Frans opgestelde korte verklaring overgelegd van een psychiater. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit deze overgelegde stukken en uit het strafdossier zelf onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren komen om de psychische toestand van de verdachte van dat moment (april 2022) te kunnen vaststellen.
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten is het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet passend. De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie doet wat dat betreft geen recht aan de ernst van het rijgedrag van de verdachte. Bij de keuze voor deze strafsoorten en de bepaling van de duur daarvan is ook gelet op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Daarnaast wordt als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden geacht. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van die ontzegging onvoorwaardelijk op te leggen om de verkeersveiligheid te waarborgen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, waarbij Reclassering Nederland, dan wel de daartoe aangewezen instantie in België dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
630 (zeshonderddertig) dagen;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 april 2022 als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg
A16, op het traject gelegen tussen de gemeenten Prinsenbeek en Ridderkerk,
althans in Nederland, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels
in ernstige mate werden geschonden;
welk(e) gedragingen hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
rijdend met zeer hoge snelheden (gelegen tussen ongeveer 180 en 250 km/u), in
ieder geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan en/of met
een veel hogere snelheid ten opzichte van het overige verkeer,
-via de uitvoegstrook van een tankstation meerdere voertuigen heeft ingehaald en/of
-slalommend/slingerend tussen het verkeer heeft gereden, gebruik makend van alle rijstroken en de vluchtstrook en/of
-andere voertuigen rechts heeft ingehaald en/of
-in de Drechttunnel heeft gereden met een snelheid van 180 km/u en/of
-een rood verlicht stopteken en/of optische signalen (blauwe lampen) heeft genegeerd, gegeven door een hem, verdachte, over het bovengenoemde traject achtervolgend herkenbaar politievoertuig en/of
-na het met een zeer hoge snelheid overrijden van een hobbel in het wegdek de controle over het voertuig is verloren, waarna het voertuig over de gehele breedte van de weg naar rechts is geslipt en tegen de achterzijde van een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , is gebotst of gereden, waarbij die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen en/of
-het overige verkeer door bovengenoemde gedragingen en/of die aanrijding (krachtig) moest remmen om een aanrijding te voorkomen;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 april 2022 als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg
A16, op het traject gelegen tussen de gemeenten Prinsenbeek en Ridderkerk,
althans in Nederland, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
rijdend met zeer hoge snelheden (gelegen tussen ongeveer 180 en 250 km/u), in ieder geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan en/of met een veel hogere snelheid ten opzichte van het overige verkeer,
-via de uitvoegstrook van een tankstation meerdere voertuigen heeft ingehaald en/of
-slalommend/slingerend tussen het verkeer heeft gereden, gebruik makend van alle rijstroken en de vluchtstrook en/of
-andere voertuigen rechts heeft ingehaald en/of
-in de Drechttunnel heeft gereden met een snelheid van 180 km/u en/of
-een rood verlicht stopteken en/of optische signalen (blauwe lampen) heeft genegeerd, gegeven door een hem, verdachte, over het bovengenoemde traject achtervolgend herkenbaar politievoertuig en/of
-na het met een zeer hoge snelheid overrijden van een hobbel in het wegdek de controle over het voertuig is verloren, waarna het voertuig over de gehele breedte van de weg naar rechts is geslipt en tegen de achterzijde van een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , is gebotst of gereden en/of
-het overige verkeer door bovengenoemde gedragingen en/of die aanrijding (krachtig) moest remmen om een aanrijding te voorkomen;
2
hij op of omstreeks 1 april 2022 te Ridderkerk, in elk geval in Nederland, als degene
tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben
gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft
gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een
daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen
ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen
medewerking daaraan heeft verleend.