ECLI:NL:RBROT:2025:4509

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
71-310465-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen van cocaïne en vuurwapenbezit

Op 9 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor de productie van cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het voorbereiden van een cocaïnewasserij in Heinenoord, waar op 10 augustus 2023 een grote hoeveelheid chemicaliën en een productieopstelling werd aangetroffen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, alsook van het voorhanden hebben van een vuurwapen van het merk CZ met bijbehorende munitie. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, voor zijn rol in de voorbereidingshandelingen en het bezit van het vuurwapen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de drugshandel en het vuurwapenbezit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71-310465-23
Datum uitspraak: 9 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte 1] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
verblijvende op het adres [verblijfadres] , [postcode] [verblijfplaats] ,
raadsman mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 3 en 5 maart 2025 en van 9 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de zitting van 3 maart 2025 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 17 juli 2023 tot en met 10 augustus 2023 samen met anderen betrokken is geweest bij voorbereidingshandelingen voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of invoeren van in dragermateriaal (metaalgrit) verwerkte verdovende middelen. Ook wordt hem verweten dat hij samen met een medeverdachte twee vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Kubicz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
In juli en augustus 2023 ontvangt het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) informatie over twee containers uit Colombia met als eindbestemming Nederland die zouden zijn beladen met 1.920 zakken van een onbekend dragermateriaal, waarvan 480 stuks gecontamineerd zouden zijn met elk twee kilo cocaïne. Ook wordt in die informatie de naam van de man genoemd die als chemicus verantwoordelijk zou zijn voor het extraheren van de verdovende middelen in Nederland, verdachte [verdachte 2] .
De bedoelde containers zijn op 24 juli 2023 afgeleverd bij verdachte [verdachte 3] op het adres [adres 1] in ’s-Graveland. Daar zijn de zakken, gevuld met magnetisch ijzer (metaalgrit), uit de containers gehaald.
Op 4 augustus 2023 is [verdachte 2] vanuit Colombia in Rotterdam gearriveerd.
Op 9 augustus 2023 wordt [verdachte 2] bij zijn hotel opgehaald door verdachte [verdachte 4] in een witte Seat Leon (kenteken [kentekennummer 1] ). Op een locatie in Heinenoord stappen [verdachte 2] en [verdachte 4] over in de laadruimte van een Opel Combo (kenteken [kentekennummer 2] ), die vervolgens naar een loods aan de [adres 2] in Heinenoord rijdt.
Bij de doorzoekingen op 10 augustus 2023 worden op het adres [adres 1] in ’s-Graveland en in de loods aan de [adres 2] in Heinenoord identieke zakken metaalgrit aangetroffen.
In de loods aan de [adres 2] (hierna: de loods) wordt ook een cocaïnewasserij in opbouwfase aangetroffen. In de loods zijn een grote hoeveelheid chemicaliën (ammonia, ethylacetaat, zwavelzuur), jerrycans met benzine en verschillende voorwerpen (speciekuipen, bakken, tonnen) gevonden die kunnen worden gebruikt om cocaïne uit een dragermateriaal te extraheren. Daarbij zijn ook lege flesjes met verpakkingen van een cocaïnetester gevonden. Er werden aanwijzingen gezien dat op kleine schaal al een begin was gemaakt met het extractieproces.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft op beide locaties geen cocaïne in de zakken metaalgrit kunnen vaststellen.
In de loods zijn in een prullenbak (werk)handschoenen aangetroffen die op DNA zijn onderzocht. Aan de binnenkant van deze handschoenen is DNA aangetroffen van de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] . De handschoenen waren aan de buitenkant vervuild met een zwarte stof en ook werd hierop cocaïne aangetroffen.
4.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Standpunt officier van justitie
De onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen kunnen op basis van de bevindingen in het dossier wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 10 augustus 2023 het vuurwapen van het merk CZ en 13 kogelpatronen voorhanden heeft gehad. Niet bewezen kan worden dat hij wist dat ook de medeverdachte [verdachte 4] , met wie hij op dat moment samen was, een vuurwapen voorhanden had, en andersom. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen en van het voorhanden hebben van het bij de medeverdachte aangetroffen vuurwapen.
Standpunt verdediging
De verdachte dient van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen te worden vrijgesproken. Hij komt pas op 8 augustus 2023 bij de politie in beeld, terwijl de vermeende deklading al op 24 juli zou zijn gelost. De verdachte had geen wetenschap van de herkomst van de lading en had dus geen opzet op de voorbereiding van de eventuele invoer van cocaïne. Er is ook geen bewijs dat de verdachte ontmoetingen en/of besprekingen heeft gehad met het oog op de invoer van verdovende middelen, of dat hij deelnam aan een samenwerking die daarop was gericht. Aan de hand van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte in de cocaïnewasserij is geweest. Weliswaar is het DNA van de verdachte in de loods aangetroffen op een handschoen, maar de bewijswaarde daarvan is beperkt omdat het een mengprofiel betreft op een verplaatsbaar object. De bewijswaarde van de chats met ‘ [naam] ’ is nihil; ook daaruit kunnen geen concrete voorbereidingshandelingen in relatie tot de aangetroffen cocaïnewasserij worden afgeleid.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het betreft het voorhanden hebben van het vuurwapen van het merk CZ. De verdachte dient te worden vrijgesproken van voorhanden hebben van het vuurwapen van het merk FN Browning en van het ten laste gelegde medeplegen.
4.3.
Bewijswaardering feit 1
Vast staat dat op 10 augustus 2023 in de loods aan de Westdijk in Heinenoord een cocaïnewasserij in opbouwfase aanwezig was. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte daarbij opzettelijk betrokken is geweest en beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank baseert dit oordeel op het volgende.
In de telefoon van de verdachte staat het nummer van de medeverdachte [verdachte 2] , die op 4 augustus vanuit Colombia naar Nederland is gekomen, opgeslagen als ‘ [naam] ’. Op 8 augustus 2023 hebben zij contact met elkaar over een betaling van 14.000 pesos aan de vrouw van [verdachte 2] , waarna er die dag meermaals telefonisch contact is. Ook laat de verdachte in een bericht aan [verdachte 2] weten dat hij hem de volgende ochtend rond 09.45 uur zal ophalen en zal zorgen voor schoenen en schone kleding. In de telefoon van de verdachte wordt een in het Spaans te vertalen bericht van 6 augustus 2023 aangetroffen over het uitvoeren van ‘de klus’ en geld dat daarvoor zal worden overgemaakt naar Bogota.
Bij de observatie op 9 augustus 2023 is gezien dat de medeverdachte [verdachte 4] rond 09.45 uur [verdachte 2] ophaalt bij zijn hotel. Geobserveerd wordt dat zij onderweg overstappen in de laadruimte van een Opel Combo en naar de loods aan de Westdijk worden gebracht. Deze waarnemingen worden ondersteund door chatgesprekken tussen de medeverdachten [verdachte 4] en [verdachte 5] (onder het account [accountnaam] ). De verdachte zelf is op 9 augustus 2023 niet gezien bij de loods, ondanks zijn eerdere toezegging in de chat met [verdachte 2] . [verdachte 4] zegt daarbij in een chat aan [verdachte 5] dat de verdachte wel moe zal zijn na drie dagen niet slapen. De chatberichten geven een duidelijk beeld van de logistiek rondom het opzetten van de cocaïnewasserij en over de rol daarbij van [verdachte 2] als kok. Ook wordt gesproken over ‘wassen’, ‘base' en over chemicaliën en materialen die benodigd zijn voor het maken van een ‘blok’ – de rechtbank begrijpt in deze context: een blok cocaïne.
De verdachte is samen met [verdachte 4] op 10 augustus 2023 aangehouden, nadat zij samen in de buurt van de loods zijn gesignaleerd. In de auto waarin zij reden, wordt in een Gucci tasje een vuurwapen met daarop het DNA van de verdachte aangetroffen. In dat tasje zit een briefje met handgeschreven notities in de Spaanse taal, met daarop een lijst aan stoffen en voorwerpen, waarvan de rechtbank in samenhang met de chatgesprekken in het dossier vaststelt dat deze betrekking hebben op de cocaïnewasserij. [verdachte 4] bespreekt in deze chats met [verdachte 5] welke spullen en stoffen zij nog moeten aanschaffen, waarbij een afbeelding van een soortgelijk briefje wordt verzonden. Een deel van de hierbij genoemde goederen en stoffen werd ook daadwerkelijk in de loods aangetroffen.
Verder zijn bij de doorzoeking in de cocaïnewasserij op 10 augustus 2023 werkhandschoenen in beslag genomen, waarop het DNA van de verdachte en van [verdachte 2] is aangetroffen en ook sporen van cocaïne zijn gevonden. De rechtbank concludeert dat [verdachte 2] bij de op te zetten cocaïnewasserij de rol van chef/kok of chemicus vervulde of moest gaan vervullen, en dat de aangetroffen handschoenen kennelijk zijn gebruikt om met een proefopstelling alvast een begin te maken met het productieproces, dat een dag later daadwerkelijk zou starten. De verdachte heeft over het aangetroffen DNA-spoor en andere voor hem belastende onderzoeksbevindingen geen verklaring willen afleggen en heeft zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte, samen met anderen, betrokken is geweest bij de cocaïnewasserij die in de loods is aangetroffen. Conform het standpunt van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de voorbereidingshandelingen ook zien op de invoer van cocaïne. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne.
4.4.
Bewijswaardering feit 2
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat alleen bewezen kan worden verklaard dat de verdachte op 10 augustus 2023 het vuurwapen van het merk CZ met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte wist dat ook de medeverdachte [verdachte 4] die dag een vuurwapen bij zich had. De verdachte zal van het voorhanden hebben van dit vuurwapen worden vrijgesproken, evenals van het tenlastegelegde medeplegen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 29 juli 2023 tot en met 10 augustus 2023
te Heinenoord, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een (handels) hoeveelheid cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen,
mede te plegen, en om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben getracht te verschaffen, en- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededaders tezamen en in vereniging toen en daar opzettelijk
- een loodsen opslagruimte, behorende bij het perceel aan de [adres 2] te Heinenoord, ter beschikking gesteld en
- speciekuipen, bakken en tonnen voorhanden heeft gehad en- diverse chemische stoffen, waaronder ammonia, ethylacetaat en zwavelzuur voorhanden heeft gehad en- een productieopstelling opgezet ten behoeve van de productie van verdovende middelen en- een of meer ontmoetingen en/of besprekingen gehad met betrekking tot het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne met zijn mededader(s) ;
2
hij op 10 augustus 2023
te Heinenoord,
een wapen van categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool met patroonmagazijn van het merk CZ, model P10 C, kaliber 9x19 mm en munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 13 kogelpatronen van het merk Geco, kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10, voor te bereiden en/of te bevorderen een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 2
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidings-handelingen bij de inrichting van een cocaïnewasserij. Het wassen van cocaïne vormt een belangrijke schakel bij de handel in en verkoop van cocaïne. Het gaat bovendien vaak gepaard met milieuschade, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden of in de buurt van woonwijken. Daarmee is dit een enorm maatschappelijk (milieu)probleem. De productie van en de (internationale) handel in harddrugs, waaronder cocaïne, wordt bovendien zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van (zware) criminaliteit en overlast, en kan dan ook leiden tot ernstige ontwrichting van de samenleving. Het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs dient daarom zeer krachtig te worden bestreden.
Daarnaast had de verdachte in zijn auto een vuurwapen met daarin bijbehorende munitie liggen. Het onbevoegde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik met alle gevolgen van dien. De combinatie van het inrichten van een cocaïnewasserij en vuurwapenbezit is extra zorgelijk.
7.3.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur daarvan rekening met de ter zitting besproken persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Dat is onder andere dat hij zorgdraagt voor zijn minderjarige dochter, en twee kinderen uit een eerdere relatie. In strafverzwarende zin betrekt de rechtbank daarnaast het strafblad van de verdachte in haar beoordeling. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen is veroordeeld, ook voor soortgelijke feiten.
De officier van justitie heeft bij haar eis aansluiting gezocht bij de strafvorderingsrichtlijn van het Openbaar Ministerie voor voorbereiding en bevordering van synthetische drugs. Vanuit de rechtspraak kent het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen eigen oriëntatiepunten voor dit soort feiten. De officier van justitie gaat ervan uit dat de aangetroffen cocaïnewasserij een zogenoemde fase 1-locatie betrof, nu er enkel sprake was van opbouw en voorbereiding, en dat het ging om een productielocatie van categorie IV (professionele opzet, hoge capaciteit). De rol daarbij van de verdachte is aan te merken als coördinator/contactpersoon/belangrijke uitvoerder.
De verdediging heeft zich aangesloten bij het betoog van de raadsman van medeverdachte [verdachte 4] . Daarbij is aangevoerd dat sprake is van een fase 1-locatie met een productielocatie van categorie I. Op basis van een aangetroffen notitie en de beschikbare hardware zouden per dag niet meer dan 4 zakken van 25 kilo bewerkt worden, wat zou neerkomen op de extractie van maximaal 8 kilo cocaïne per dag. Verder was de rol van de verdachte beperkt tot die van uitvoerder. De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf acht de verdediging veel te hoog, ook in vergelijking met de eis van 36 maanden gevangenisstraf in de zaak van de kok [verdachte 2] en met eerdere uitspraken in soortgelijke zaken. Dat het nooit tot daadwerkelijke bewerking heeft kunnen komen omdat het metaalgrit geen cocaïne bevatte, dient eveneens te worden meegewogen in de hoogte van de straf.
Wanneer wordt uitgegaan van de door de officier van justitie gehanteerde richtlijn, was ook naar het oordeel van de rechtbank sprake van een fase 1-locatie, waarbij voorbereidingen werden getroffen voor een in te richten cocaïnewasserij. Gelet op de inrichting van de loods en de daarin aangetroffen voorwerpen, gaat de rechtbank echter niet uit van een professionele productielocatie met een hoge capaciteit, maar van een (middelgrote) productielocatie tussen categorie I en II. De verwachting was kennelijk wel dat men over een langere periode een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne uit de zakken zou halen. Dat er uiteindelijk geen cocaïne in het metaalgrit werd aangetroffen, doet niets af aan de criminele intenties van de verdachten en de strafbaarheid van de door hen gepleegde voorbereidingshandelingen. Met de officier van justitie kwalificeert de rechtbank de rol van de verdachte als die van coördinator/contactpersoon/belangrijke uitvoerder. De verdachte had rechtstreeks contact met de kok en heeft samen met hem in de cocaïnewasserij gewerkt om het extractieproces op gang te krijgen.
Omdat de rechtbank uitgaat van een andere classificatie van de aangetroffen cocaïnewasserij, zal een lagere straf worden opgelegd dan geëist door de officier van justitie. Voor de door de verdachte gepleegde voorbereidingshandelingen acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend. Voor het bezit van het vuurwapen zal daar bovenop, gelet op eerdere straffen in soortgelijke zaken en gelet op het strafblad van de verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden worden opgelegd. Alles overwegend acht de rechtbank daarmee een gevangenisstraf van in totaal 30 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen en de munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen wapen en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is voor bepaalde tijd, tot aan deze uitspraak, geschorst en zal bij deze uitspraak dus weer worden hervat. De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen bij gebrek aan gronden. Subsidiair wordt verzocht de voorlopige hechtenis wederom te schorsen, zodat de verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
De rechtbank ziet, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, geen aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen, dan wel opnieuw te schorsen. De verzoeken daartoe worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK Pistool, omschrijving: vuurwapen CZ P-10C (voorwerpnummer [beslagnummer 1] )
13 STK Munitie, omschrijving: 13 stuks munitie van merk Geco, behorende bij vuurwapen CZ p (voorwerpnummer [beslagnummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2023 tot en met 10 augustus 2023
te Heinenoord en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meer (handels) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft/ hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- een of meer loods(en) en/of schuur en/of opslagruimte, althans één of meer ruimtes behorende bij het perceel aan de [adres 2] te Heinenoord, ter beschikking gesteld en/of;
- aanpassingen/verbouwingen aan/bij die loods(en) en/of schuur en/of opslagruimte, althans aan/bij die één of meer ruimtes aangebracht en/of (laten) aanbrengen ten behoeve van de opslag van chemicaliën en/of grondstoffen en/of materialen en/of ten behoeve van de inrichting van een productieruimte, en/of;
- 171 zaken met dragermateriaal (ijzerpoeder/zwart grit) voorhanden heeft gehad en/of;
- speciekuipen, bakken en/of tonnen voorhanden heeft gehad en/of;
- diverse chemische stoffen, waaronder ammonia, ethylacetaat en/of zwavelzuur voorhanden heeft gehad en/of;
- ( delen van) een productieopstelling opgezet en/of geplaatst ten behoeve van de productie van verdovende middelen en/of;
- een of meer ontmoeting(en) en/of bespreking(en) gehad met betrekking tot het invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en);
(art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet)
2
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus tot en met 10 augustus 2023
te Rotterdam en/of Heinenoord, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere wapen(s) van categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool met patroonmagazijn van het merk CZ, model P10 C, kaliber 9x19 mm en/of munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 13 kogelpatronen van het merk Geco, kaliber 9x19mm
en/of
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type FN High Power (HP) 35, kaliber 9x19 mm en/of (munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten- acht kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9x19mm en een patroonmagazijn van het merk Geco
voorhanden heeft gehad.
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)