4.5.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in de periode van 29 juli 2023 tot en met 10 augustus 2023
te Heinenoord, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervoeren van een (handels) hoeveelheid cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen, en om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben getracht te verschaffen, en- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededaders tezamen en in vereniging toen en daar opzettelijk
- een loodsen opslagruimte, behorende bij het perceel aan de [adres 3] te Heinenoord, ter beschikking gesteld, en
- speciekuipen, bakken en tonnen voorhanden heeft gehad, en
- diverse chemische stoffen, waaronder ammonia, ethylacetaat en zwavelzuur voorhanden heeft gehad, en
- een productieopstelling opgezet ten behoeve van de productie van verdovende middelen, en- een of meer ontmoetingen en/of besprekingeng ehad met betrekking tot het bereiden en/of
bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne met zijn
mededaders .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.