ECLI:NL:RBROT:2025:4505

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
10/290609-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot moord en ontploffing met levensgevaar

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een explosie op 10 september 2024 aan de [adres 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van poging tot moord en het opzettelijk teweegbrengen van een explosie, waarbij levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank achtte het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van poging tot moord, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte raad, gezien het nachtelijke tijdstip van de explosie en de locatie. De verdachte werd ook veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte werd vrijgesproken van een explosie aan een ander adres op 21 juni 2024. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 jaar op. De zaak heeft grote impact gehad op de slachtoffers, die door de explosie en de daaropvolgende brand in levensgevaar verkeerden en psychische schade hebben opgelopen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/290609-24
Datum uitspraak: 3 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres] ,
raadsvrouw mr. C.R.D. Kommer, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van [huisnummer 1] maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar en acht maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3: explosie [adres 3]
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de verdachte van het primair ten laste gelegde medeplegen vrij te spreken. Wel acht zij voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid te komen. De verdachte is in de rol van chauffeur behulpzaam geweest bij de explosie door de medeverdachte af te zetten en weer op te halen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor zowel het onder 3 primair als het onder 3 subsidiair ten laste gelegde en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Uit het dossier volgt weliswaar dat de verdachte in de nacht van 21 juni 2024 de medeverdachte heeft afgezet en opgehaald, maar niet dat de verdachte wist dat de medeverdachte een explosief zou plaatsen, noch dat de verdachte daarbij opzettelijk behulpzaam was.
4.2.
Bewijswaardering feit 1: explosie [adres 2]
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten integrale vrijspraak bepleit. De verdachte heeft de feiten van meet af aan ontkend en is consistent in zijn ontkenning. Er kan geen sprake zijn van medeplegen dan wel medeplichtigheid omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op beide feiten en hij geen hulp heeft verleend. Er is te weinig bewijs om te concluderen dat de verdachte op welke manier dan ook iets met de feiten te maken zou hebben gehad. De verdachte was aan het werk voor de avond-/nachtwinkel in Krimpen aan den IJssel. De Snapchatberichten die zich in het dossier bevinden, wijzen ook niet op betrokkenheid bij de explosie. De verdachte ontkent namelijk dat het Snapchataccount [accountnaam] van hem is en dat hij daar gebruik van heeft gemaakt. De verdachte wist niets van een explosie af, is daar niet behulpzaam bij geweest en was ten tijde van de explosie ook niet in de buurt van de plaats delict. Kortom, er is te weinig bewijs om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook is er te weinig bewijs om van medeplichtigheid te kunnen spreken. De verdachte heeft slechts een kennis afgezet bij de spoorbrug Delfshavense Schie. Hij heeft dit enkel uit behulpzaamheid gedaan en hij wist niet wat die persoon van plan was.
4.2.2.
Beoordeling
Inleiding
Op 10 september 2024 omstreeks 04:30 uur kreeg de politie een melding dat er brand was bij de portiekwoning aan [adres 2] . Niet veel later werd er in de melding gesproken over een bom of explosie. Ter plaatse bleek dat er inderdaad brand was en dat er veel rook in de straat hing. Er werd begonnen met het ontruimen van de aangrenzende woningen. De politie trof ook drie personen aan op een balkon, die ernstig in paniek waren en schreeuwden om hulp. Later bleken dit de bewoners van [adres 2] te zijn, te weten [persoon 1] met haar zoons [persoon 2] en [persoon 3] . Zij waren vanaf hun eigen balkon overgeklommen naar het balkon van de buren, maar zaten daar nu vast. Om 04:40 uur woedde de brand zo hevig dat er oranje vlammen uit de ramen kwamen, die in korte tijd steeds groter werden. Uiteindelijk zijn alle bewoners in veiligheid gebracht, maar zij moesten vervolgens met lede ogen toezien hoe hun woningen volledig uitbrandden. In totaal zijn veertien woningen onbewoonbaar verklaard.
De oorzaak van de brand
[persoon 2] heeft verklaard dat hij lag te slapen en wakker werd van een harde knal en een felle flits. [persoon 3] heeft verklaard dat hij hoorde dat er 5 à 6 keer beneden tegen de portiekdeur werd geschopt. Op het moment dat hij in de gang stond en op weg was naar de voordeur hoorde hij een harde explosie. Toen hij de deur na de explosie opende, zag hij alleen maar vuur en rook. Ook buren hoorden trappen tegen de portiekdeur (de bewoners van nummers [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ) respectievelijk een harde knal (de bewoner van nummer [huisnummer 3] ).
Door de forensisch onderzoekers is opgemerkt dat het aannemelijk is dat sporen verloren zijn gegaan door de vernietigende werking van hitte en/of vuur en repressie (het blussen). Tijdens het forensisch onderzoek werd wel een inbranding en een kleine beschadiging aangetroffen in het portiek direct voor de voordeur van woning [adres 2] . Deze woning is gesitueerd op de derde en hoogste woonlaag. Het forensisch onderzoek leidde tot de conclusie dat de brand is ontstaan door het bijbrengen van hitte en/of vuur in enigerlei vorm ter hoogte van de voordeur van portiekwoning [adres 2] . Een technische installatie of technische oorzaak die deze brand zou hebben kunnen veroorzaken, werd niet aangetroffen.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de brand is ontstaan doordat er een explosief tot ontploffing is gebracht voor de voordeur van portiekwoning [adres 2] .
De betrokkenheid van de verdachten
De rechtbank stelt allereerst vast dat [medeverdachte 1] de persoon is die het explosief voor de voordeur van portiekwoning [adres 2] tot ontploffing heeft gebracht. Op de camerabeelden van de flat waar verdachte [medeverdachte 1] woont, is te zien dat hij omstreeks 03:47 uur de lift in loopt van zijn woonflat [naam flat] in [plaatsnaam] . Hij gaat van de etage waar zijn woning gelegen is, naar de begane grond en vertrekt dus. In zijn rechterhand heeft hij een zwarte bivakmuts beet. Verder heeft hij meerdere zwarte kledingstukken en zwarte schoenen bij zich. De kleding en muts stopt hij onder zijn jas. Om 04:13 uur ontvangt hij via Snapchat een foto met de tekst “ [adres 2] !!!!!!!!”. Hierop opent hij zijn Google Maps en navigeert naar dit adres. Vervolgens legt zijn telefoon een route af naar [adres 2] . Zijn telefoon straalt daar ook aan op het moment van de explosie. Op camerabeelden is te zien dat een persoon in zwarte kleding wegrent van de plaats van de explosie, waarbij de locaties die de telefoon van [medeverdachte 1] aanstraalt, overeenkomen met de vluchtroute van deze persoon.
De rechtbank stelt voorts vast dat [verdachte] degene is geweest die [medeverdachte 1] in de buurt van de [locatie] heeft afgezet. Op camerabeelden is te zien dat een wit voertuig lijkend op een Citroën C4 Cactus komt aanrijden over de Abraham van Stolkweg en omstreeks 04:20 uur iemand afzet onder de spoorbrug Delfhavense Schie. Uit ARS-gegevens blijkt dat om 04:17:36 uur het kenteken [kenteken] wordt gescand op deze route. Dit gaat om een witte Citroën C4 Cactus, die op naam staat van de moeder van [verdachte] . [verdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op de bewuste nacht in deze auto reed en daar inderdaad iemand heeft afgezet. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij daar een kennis heeft afgezet, dat hij alleen met die kennis in de auto zat, dat het zou kunnen dat [medeverdachte 1] naast hem zat in de auto en dat het zou kunnen dat [medeverdachte 1] de kennis was die hij heeft afgezet.
De telefoon van [medeverdachte 1] straalt vanaf 04:52 uur tot ongeveer 06:17 uur een wijk in Overschie aan en om 06:17 uur straalt deze specifiek de Vennipperstraat aan. Tussen 06:01 uur en 06:17 uur verplaatst de mobiele telefoon van [verdachte] zich van de Maasboulevard naar de Vennipperstraat. Op camerabeelden van deze straat is dan de Citroën te zien. Vervolgens verplaatsen de beide telefoons zich richting Nieuwerkerk aan den IJssel. Om 06:37 uur is op camerabeelden te zien dat [medeverdachte 1] thuiskomt. Op de achtergrond is dan de Citroën te zien. Zodoende staat ook vast dat [verdachte] [medeverdachte 1] heeft opgehaald in Overschie en vervolgens thuis heeft gebracht.
Ten aanzien van [medeverdachte 2] geldt dat uit het dossier niets blijkt van fysieke aanwezigheid van [medeverdachte 2] bij de uitvoering van de explosie. Wél blijkt uit het dossier dat hij op 9 september 2024 omstreeks 23:25 uur samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] in de Citroën zit en door de [locatie] rijdt, hetgeen kan worden gezien als een voorverkenning. Tot 01:44 uur zijn zij fysiek samen. Om 01:30 uur, dus terwijl alle verdachten samen zijn, slaat [medeverdachte 2] een afbeelding op met de tekst “ [adres 2] helemaal boven rechts”. Om 01:44 uur wordt [medeverdachte 1] afgezet bij zijn woning in Nieuwerkerk aan den IJssel. Vanaf dat moment tot 03:39 uur is [medeverdachte 2] dus alleen samen met [verdachte] . Zij zitten dan in de Citroën en staan stil op een parkeerplaats nabij de woning van [medeverdachte 1] . Om 02:18 uur, dus terwijl [medeverdachte 2] en [verdachte] samen zijn, zoekt [medeverdachte 2] in Apple Maps naar het adres [adres 2] ; daarbij maakt hij gebruik van de functie Streetview. Vanaf 03:42 uur is [medeverdachte 2] niet meer fysiek samen met ( [medeverdachte 1] en) [verdachte] , maar hij onderhoudt de rest van de nacht en de daaropvolgende ochtend wel intensief telefonisch contact met hen. Zo wisselt hij via snapchat tussen 04:36 en 06:24 ongeveer 80 berichten met [verdachte] en tussen 06:24 en 06:26 – dus als [medeverdachte 1] weer bij [verdachte] in de auto zit – ongeveer 16 berichten met [medeverdachte 1] . Om 04:26 uur, dus (nagenoeg) precies op het moment van de explosie, brengt hij één van zijn telefoons terug naar de fabrieksinstellingen. Kort na de explosie zoekt hij vervolgens op internet naar artikelen die over de brand/explosie gaan. Daarbij stuit hij op enig moment op een artikel van de NOS (Nederlandse Omroep Stichting) over de explosie/brand. De volgende dag stuurt hij via Snapchat aan een onbekend gebleven persoon: “ik zet mannen op NOS”. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij hiermee niet de Nederlandse Omroep Stichting heeft bedoeld. Desgevraagd heeft hij niet willen verklaren wat hij daarmee dan wel heeft bedoeld. Onder die omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte wel degelijk de Nederlandse Omroep Stichting heeft bedoeld, waardoor het bericht duidt op een aansturende rol.
Medeplegen
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten, gericht op het tot ontploffing brengen van een explosief voor de voordeur van portiekwoning [adres 2] . Alle verdachten hebben zich daar immers de gehele nacht mee beziggehouden en stonden daartoe in nauw contact met elkaar.
Dan resteert de vraag hoe dit juridisch moet worden gekwalificeerd.
Opzet op de dood
De woning aan de [adres 2] lag aan het portiek op de bovenste woonlaag. Men had geen andere uitweg uit die woning dan via de eigen voordeur het portiek in en dan naar beneden, waar onderaan de trap nog een voordeur was. In het geval van brand in het portiek zou de enige vluchtroute naar buiten dus worden afgesloten. Uit het forensisch onderzoek en de daarbij gemaakte foto’s blijkt dat het trappenhuis geheel inpandig en – zo is te zien op de foto’s – smal was. Het portiek op de bovenste woonlaag was rondom, met uitzondering van de trap, afgesloten. Uit de afbeelding in de telefoons blijkt dat de verdachten wisten dat [adres 2] zich op de bovenste verdieping bevond en door de voorverkenning en via Streetview wisten zij dat het ging om een afgesloten portiek. Daarnaast is het explosief geplaatst om 04:26 uur, een tijdstip waarop bewoners doorgaans slapen. Dit verhoogt de kans op dodelijke slachtoffers. Gelet op de harde knal die is gehoord en de directe hevigheid van de brand, moet het ook een krachtig explosief zijn geweest. Door diep in de nacht een dergelijk explosief in het afgesloten, smalle portiek te laten ontploffen en zo brand te veroorzaken, waardoor de vluchtweg werd afgesneden, ontstond de aanmerkelijke kans dat bewoners om het leven zouden komen. Het handelen van de verdachten is zodanig gericht op het creëren van gevaar dat het niet anders kan dan dat zij de aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard dat de bewoners van [adres 2] door de explosie of een daaropvolgende brand om het leven zouden komen, zodat zij voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van deze bewoners. Contra-indicaties die tot de conclusie zouden moeten leiden dat de verdachten die aanmerkelijke kans niet bewust zouden hebben aanvaard, ontbreken.
Voorbedachte raad
Gelet op de voorverkenning, die op 9 september 2024 omstreeks 23:25 uur plaatsvond, kan worden vastgesteld dat de verdachten in elk geval vanaf toen tot 04:26 uur de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en om zich te kunnen bedenken. Zij zijn echter doorgegaan met hun gezamenlijke plan en hebben dat ten uitvoer gelegd. Dit maakt dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen zal worden verklaard.
Feit 2: het opzettelijk teweegbrengen van een explosie
Gelet op de voorgaande overwegingen zal het onder 2 primair ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van
poging tot moord, en het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van – kort gezegd – een ontploffing teweegbrengen, wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij op 10 september 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3]
opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven,
voor de woning van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] op de [adres 2] een explosief tot ontploffing heeft gebracht, waarna een grote brand is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op 10 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief voor de woning van de [adres 2] te plaatsen en dit tot ontploffing te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en omliggende woningen en in die woningen aanwezige goederen en- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van voornoemde woning en omliggende woningen
te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van

1.medeplegen van poging tot moord;

2.
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft ‘samengewerkt’ met anderen om op de bovenste verdieping van een afgesloten portiek een explosief te plaatsen en aan te steken. De explosie die volgde, heeft in korte tijd tot een hevig uitslaande woningbrand geleid. De verdachten hebben door de explosie voor de bewoners van [adres 2] , die op dat moment nietsvermoedend in hun bed lagen te slapen, een levensgevaarlijke situatie doen ontstaan. Zij hebben doodsangsten uitgestaan toen zij via het balkon van de buren hun woning moesten ontvluchten en zij mogen van geluk spreken dat zij dit hebben overleefd.
Daar komt bij dat niet alleen de in de woning met [adres 2] aanwezige bewoners, maar ook de omwonenden door de explosie zijn opgeschrikt. Door de brand is er namelijk ook direct gevaar ontstaan voor de bewoners van de aangrenzende woningen. Ondanks inzet van de hulpdiensten, in het bijzonder de brandweer, heeft de brand zich verder kunnen ontwikkelen, waarbij grote schade aan de naastgelegen woningen is ontstaan en er meerdere slachtoffers hadden kunnen vallen. Tientallen bewoners zijn geëvacueerd en de gehele portiekflat is ontruimd. In totaal zijn veertien woningen onbewoonbaar verklaard vanwege de destructieve gevolgen van de brand.
De explosie heeft ook een grote impact gehad op de psychische gesteldheid van de bewoners en de omwonenden. Zij zullen de gevolgen van deze bijzonder traumatische nachtelijke ervaring vermoedelijk voor de rest van hun leven met zich mee dragen. Een woning is een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Meerdere gezinnen zijn in een klap alles kwijt geraakt. Zij hebben te kampen met psychische klachten, zoals slapeloosheid en gevoelens van angst en onveiligheid. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring, die ter zitting is voorgelezen namens een van de bewoners, te weten [persoon 1] . Nu de verdachte geen enkele openheid van zaken heeft gegeven, blijven de slachtoffers achter met de vraag waarom juist zij het slachtoffer zijn geworden van de explosie.
Voorts leiden deze feiten, mede gezien de grote hoeveelheid explosies die de afgelopen tijd in Nederland plaatsvindt, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte ter zake van soortgelijke strafbare feiten niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 december 2024. De reclassering heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen is deugdelijk onderbouwd. De rechtbank volgt dit advies en zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de officier van justitie bij haar eis is uitgegaan van vol opzet op moord en de rechtbank ‘slechts’ komt tot voorwaardelijk opzet. Voorts heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten diverse personen gevoegd. De benadeelde partijen vorderen vergoedingen voor materiële en/of immateriële schade. Deze vorderingen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van elk van de vorderingen een standpunt ingenomen, dat eveneens is weergegeven in de onderstaande tabel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
8.3.
Beoordeling
Feit 1 en 2
De beslissing van de rechtbank ten aanzien van elk van de vorderingen is ook in de onderstaande tabel weergegeven. Voor wat betreft de grondslag voor de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat aard en ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Wat betreft de toegewezen vorderingen zal de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 worden toegewezen. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens passend en geboden geacht.
Feit 3
Nu verdachte van het onder 3 (primair en subsidiair) ten laste gelegde (de aanslag op het pand aan de [adres 3]) wordt vrijgesproken, zullen de benadeelde partijen [benadeelde partij 16] en [benadeelde partij 17] in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Feit 1 en 2
Benadeelde partij
Feit
Vordering materiële schade
Vordering immateriële schade
Standpunt officier van justitie
Beslissing materiële schade
Beslissing immateriële schade
Benadeelde partij 1:
[benadeelde partij 1]
1, 2
€ 60.373,81
€ 25.000,-
Toewijzing MS [1] + IS [2]
Gehele toewijzing
€ 60.373,81
Toewijzing tot
€ 10.000,-, rest afwijzen
Benadeelde partij 2:
[benadeelde partij 2]
1, 2
-
€ 25.000,-
Toewijzing IS
-
Toewijzing tot
€ 10.000,-, rest afwijzen
Benadeelde partij 3:
[benadeelde partij 3]
1, 2
-
€ 25.000,-
Toewijzing IS
-
Toewijzing tot
€ 10.000,-, rest afwijzen
Benadeelde partij 4:
[benadeelde partij 4]
1, 2
€ 4.038,98
€ 5.000,-
Toewijzing MS + IS
Gehele toewijzing
€ 4.038,98
Toewijzing tot
€ 2.000,-, rest afwijzen
Benadeelde partij 5:
[benadeelde partij 5]
1, 2
€ 12.043,81
€ 5.000,-
Toewijzing MS
NO: toekomstige kosten
Toewijzing IS tot
€ 3.000,-
Toewijzing:
€ 7.408, 20
AFW [3] :
€ 4.635,61
Gehele toewijzing
€ 5.000,-
Benadeelde partij 6:
[benadeelde partij 6]
1, 2
€ 21.600,-
€ 5.000,-
NO: MS
Toewijzing IS tot
€ 3.000,-
Gehele toewijzing
€ 5.000,-
Benadeelde partij 7:
[benadeelde partij 7]
1, 2
-
€ 5.000,-
Toewijzing IS tot
€ 3.000,-
-
Gehele toewijzing
€ 5.000,-
Benadeelde partij 8:
[benadeelde partij 8]
1, 2
-
€ 5.000,-
Toewijzing IS tot
€ 3.000,-
-
Gehele toewijzing
€ 5.000,-
Benadeelde partij 9:
[benadeelde partij 9]
1, 2
-
€ 2.500,-
Toewijzing IS
-
Gehele toewijzing
€ 2.500,-
Benadeelde partij 10:
[benadeelde partij 10]
1, 2
-
€ 2.500,-
Toewijzing IS
-
Gehele toewijzing
€ 2.500,-
Benadeelde partij 11:
[benadeelde partij 11]
1, 2
-
€ 2.500,-
Toewijzing IS
-
Gehele toewijzing
€ 2.500,-
Benadeelde partij 12:
[benadeelde partij 12]
1, 2
-
€ 2.500,-
Toewijzing IS
-
Gehele toewijzing
€ 2.500,-
Benadeelde partij 13:
[benadeelde partij 13]
1, 2
€ 7.686,68
€ 5.000,-
Toewijzing MS muv toekomstige kosten
AFW: MS eten Toewijzing IS tot
€ 3.000,-
Toewijzing:
€ 3.144,73, AFW:
€ 4.391,70 en
€ 150,25
Gehele toewijzing
€ 5.000,-,
Benadeelde partij 14:
[benadeelde partij 14]
1, 2
€ 193,76
€ 5.000,-
Toewijzing MS en toewijzing IS tot
€ 3.000,-
Gehele toewijzing
€ 193,76
Gehele toewijzing
€ 5.000-
Benadeelde partij 15:
[benadeelde partij 15]
1, 2
€ 3.725,83
-
Toewijzing MS
Gehele toewijzing
-
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met de mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaar,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Benadeelde partij
Toegewezen materiële schade
Toegewezen immateriële schade
Totaal toegewezen schade
Schadevergoedings-
maatregel
Aantal dagen gijzeling
Wettelijke rente vanaf
Benadeelde partij 1:
[benadeelde partij 1]
€ 60.373,81
€ 10.000,-
€ 70.373,81
€ 70.373,81
170
10 september 2024
Benadeelde partij 2:
[benadeelde partij 2]
-
€ 10.000,-
€ 10.000,-
€ 10.000,-
24
10 september 2024
Benadeelde partij 3:
[benadeelde partij 3]
-
€ 10.000,-
€ 10.000,-
€ 10.000,-
24
10 september 2024
Benadeelde partij 4:
[benadeelde partij 4]
€ 4.038,98
€ 2.000,-
€ 6.038,98
€ 6.038,98
15
10 september 2024
Benadeelde partij 5:
[benadeelde partij 5]
€ 7.408, 20
€ 5.000,-
€ 12.408, 20
€ 12.408, 20
30
10 september 2024
Benadeelde partij 6:
[benadeelde partij 6]
-
€ 5.000,-
€ 5.000,-
€ 5.000,-
12
10 september 2024
Benadeelde partij 7:
[benadeelde partij 7]
-
€ 5.000,-
€ 5.000,-
€ 5.000,-
12
10 september 2024
Benadeelde partij 8:
[benadeelde partij 8]
-
€ 5.000,-
€ 5.000,-
€ 5.000,-
12
10 september 2024
Benadeelde partij 9:
[benadeelde partij 9]
-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
6
10 september 2024
Benadeelde partij 10:
[benadeelde partij 10]
-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
6
10 september 2024
Benadeelde partij 11:
[benadeelde partij 11]
-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
6
10 september 2024
Benadeelde partij 12:
[benadeelde partij 12]
-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
€ 2.500,-
6
10 september 2024
Benadeelde partij 13:
[benadeelde partij 13]
€ 3.144,73
€ 5.000,-,
€ 8.144,73
€ 8.144,73
[huisnummer 1]
10 september 2024
Benadeelde partij 14:
[benadeelde partij 14]
€ 193,76
€ 5.000,-
€ 5.193,76
€ 5.193,76
13
10 september 2024
Benadeelde partij 15:
[benadeelde partij 15]
€ 3.725,83
-
€ 3.725,83
€ 3.725,83
9
10 september 2024
Benadeelde partij 1 – [benadeelde partij 1]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot (immateriële) schadevergoeding voor het overige af;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 17 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 2 - [benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de gevorderde immateriële schade voor het overige;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 24 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 3 - [benadeelde partij 3]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de gevorderde immateriële schade voor het overige;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 24 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 4 - [benadeelde partij 4]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de gevorderde immateriële schade voor het overige;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 5 – [benadeelde partij 5]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de gevorderde materiële schade voor het overige
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 6 – [benadeelde partij 6]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op materiële schade;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 7 – [benadeelde partij 7]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 8 – [benadeelde partij 8]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 9 – [benadeelde partij 9]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 10 – [benadeelde partij 10]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 11 – [benadeelde partij 11]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 12 – [benadeelde partij 12]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 13 – [benadeelde partij 13]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 14 – [benadeelde partij 14]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 13 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Benadeelde partij 15 – [benadeelde partij 15]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het in de kolom ‘totaal toegewezen schade’ van het in de tabel opgenomen bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel van schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ in de opgenomen tabel, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van het bedrag zoals genoemd in de kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’ van de opgenomen tabel niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 9 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte
hoofdelijkmet diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de in de tabel genoemde benadeelde partijen te betalen de daarin genoemde bedragen aan materiële en/of immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de in de tabel genoemde data tot aan de dag der algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
Benadeelde partij 16 – [benadeelde partij 16]
Benadeelde partij 17 – [benadeelde partij 17]
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mr. W.J.M. Diekman en mr. J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B.A. Slebus en mr. T.W. Veldhoen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en eerste griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op 10 september 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven,
voor de woning van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] op de [adres 2]
, althans in het portiek van die woning ter hoogte van de voordeur, een explosief
tot ontploffing heeft gebracht, danwel anderszins een explosie heeft veroorzaakt of brand heeft
gesticht door het bijbrengen van hitte of vuur in enigerlei vorm aan een brandbare stof, waarna een
grote brand is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 289 Wetboek van. Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op 10 september 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven,
voor de woning van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] op de [adres 2]
, althans in het portiek van die woning ter hoogte van de voordeur, een explosief
tot ontploffing heeft/hebben gebracht, danwel anderszins een explosie heeft/hebben veroorzaakt of
brand heeft/hebben gesticht door het bijbrengen van hitte of vuur in enigerlei vorm aan een
brandbare stof, waarna een grote brand is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 9 september tot en met 10 september 2024 in
Rotterdam en/of Nieuwerkerk aan den Ijssel, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft door:
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de avond voor de ontploffing naar de [locatie] te
rijden;
- [medeverdachte 1] naar de (nabije) omgeving van de [adres 2] te vervoeren en/of na
het misdrijf die [medeverdachte 1] weer op te halen en zo de vlucht mogelijk te maken
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 lid 1 ahf/sub 1, art 48 lid 1 ahf/sub 2)
2.
hij op of omstreeks 10 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, althans explosief materiaal, voor de
woning van de [adres 2] te plaatsen en dit tot ontploffing te brengen, danwel brand
heeft gesticht door het bijbrengen van hitte of vuur in enigerlei vorm aan een brandbare stof bij die
woning;
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of omliggende woningen en/of in
die woningen aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van
voornoemde woning en/of omliggende woningen
te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op 10 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, althans explosief materiaal voor de
woning van de [adres 2] te plaatsen en tot ontploffing te brengen, danwel brand
heeft gesticht door het bijbrengen van hitte of vuur in enigerlei vorm aan een brandbare stof bij die
woning;
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of omliggende woningen en/of in
die woningen aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van
voornoemde woning en/of omliggende woningen
te duchten was;
bij welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 9 september tot en met 10 september 2024 in
Rotterdam en/of Nieuwerkerk aan den Ijssel, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft:
- door [medeverdachte 1] /of [medeverdachte 2] de avond voor de ontploffing naar de [locatie] te
rijden;
- door die [medeverdachte 1] naar de (nabije) omgeving van de [adres 2] te vervoeren
en/of na het misdrijf die [medeverdachte 1] weer op te halen en aldus de vlucht mogelijk te maken
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 lid 1 ahf/sub 1, art 48 lid 1 ahf/sub 2)
3
hij op 21juni 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, althans explosief materiaal, voor het
pand aan de [adres 3] te plaatsen en dit tot ontploffing te brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en/of omliggende panden
en/of woningen en/of in die panden aanwezige goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] op 21juni 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, althans explosief materiaal voor het pand
aan de [adres 3] te plaatsen en dit tot ontploffing te brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en/of omliggende panden
en/of woningen en/of in die panden aanwezige goederen te duchten was;
bij welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 20juni tot en met 21 juni 2024 in Rotterdam en/of
Nieuwerkerk aan den Ijssel, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk middelen heeft verschaft door die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) naar de (nabije)
omgeving van de [adres 3] te vervoeren en/of na het misdrijf die [medeverdachte 2] weer op te
halen en zo de vlucht mogelijk te maken;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 lid 1 ahf/sub 1, art 48 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.MS = materiële schade
2.IS = immateriële schade
3.AFW = Toekomstige schade die nog niet is geleden komt alleen voor vergoeding in aanmerking als concreet wordt onderbouwd dat de gevorderde schade in de toekomst daadwerkelijk zal worden geleden. Is niet voldoende onderbouwd dat kosten in de toekomst daadwerkelijk zullen worden gemaakt, dan zal de vordering tot vergoeding van die schade worden afgewezen omdat onvoldoende kan worden vastgesteld dat in de toekomst schade geleden zal worden.
4.NO = De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de schade onvoldoende is onderbouwd.