4.3.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 2 maart 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
door
- zich op te dringen aan die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beet te pakken / vast te pakken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met tie-wraps vast te binden en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen het hoofd/gezicht en het lichaam te
slaan en
- aan/op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dreigend) een vuurwapen, te tonen en richten en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl zij vastgebonden/gekneveld waren, te
dwingen om in een auto plaats te nemen en vervolgens te vervoeren;
3.
hij op 2 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een omgebouwd gaspistool (9 mm PAK) naar een kogel verschietend
pistool in het kaliber 9mm of 9mm kort, van het merk GSG, model Sig sauer P320,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.