ECLI:NL:RBROT:2025:4469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
10-392093-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 1 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1987 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, heeft op 9 december 2024 in Rotterdam zeven flessen Robijn wasverzachter en een blikje bier gestolen van Dirk van den Broek. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het ten laste gelegde geëist, evenals de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er zijn zorgen over zijn verslaving aan cocaïne en alcohol. De reclassering heeft geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, gezien het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de wettelijke eisen voor de ISD-maatregel is voldaan en heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaren, zonder dat de duur van de voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-392093-24
Datum uitspraak: 1 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [naam PI] ,
raadsvrouw mr. L.D. Lubrano, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 december 2024 te Rotterdam
zeven flessen Robijn wasverzachter en een blikje/flesje bier Gulpener Gladioter,
die geheel aan Dirk van den Broek, gevestigd aan [adres 2] , toebehoorden heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven het eigendomsrecht van de winkel niet te respecteren en heeft hij overlast veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2025 blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 februari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Verdachte pleegt delicten om zijn verslaving te betalen. De verdachte gebruikt cocaïne en drinkt teveel alcohol en dat wordt als risicofactor gezien. Het gebruik leidt tot instabiliteit op alle levensgebieden. Zo heeft de verdachte sinds enkele jaren geen huisvesting en hij heeft een negatief sociaal netwerk. Hoewel de verdachte zich aan afspraken houdt en meewerkend is wanneer hij langere tijd niet heeft gebruikt, lukt het hem niet zijn gedrag te veranderen. Mogelijk komt dat door de aanwezigheid van een licht verstandelijke beperking en zeer vermoedelijk spelen ook psychosociale klachten hierin een rol. Eveneens lijkt hij weinig remming te ervaren om delicten te plegen.
De reclassering heeft op 26 april 2024 de opdracht gekregen om toezicht te houden op de verdachte. De verdachte heeft tijdens het toezicht meermalen strafbare feiten gepleegd en de ingezette hulpverlening is door het middelengebruik niet van de grond gekomen. In juni 2024 is opnieuw een reclasseringstoezicht gestart met daaraan gekoppeld een begeleide woonvorm. Dit toezicht is voortijdig afgebroken doordat de verdachte de voorwaarden overtrad. Een langdurige klinische opname ter behandeling van het middelengebruik is nog niet geprobeerd, maar wordt ook niet als uitvoerbaar gezien. De verdachte geeft aan dat hij hieraan niet mee wil werken en het risico dat de verdachte tijdens het wachten op een plek in de kliniek strafbare feiten pleegt is groot.
De kans op herhaling wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om ter bescherming van de samenleving een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Een voorwaardelijke ISD-maatregel of een kader met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht, biedt onvoldoende mogelijkheden om het recidiverisico te beperken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Ook is voldaan aan de vereisten uit de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. De rechtbank stelt, met de reclassering, vast dat de eerder aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Verder onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Andere mogelijkheden zijn er niet (meer). De rechtbank heeft ook op de terechtzitting niet de indruk gekregen dat de verdachte mee zal werken aan hulpverlening in het kader van bijzondere voorwaarden of een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De duur van de voorlopige hechtenis wordt niet in mindering gebracht zodat maximaal uitvoering kan worden gegeven aan de doelen van de maatregel.
Daarbij is mede gelet op ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen, de kans op herhaling en de bescherming van de maatschappij.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. S.M. den Hollander en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Rotterdam
zeven flessen Robijn wasverzachter en/of een blikje/flesje bier Gulpener Gladioter,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dirk van den Broek, gevestigd aan [adres 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.