ECLI:NL:RBROT:2025:4429

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
11072049 CV EXPL 24-11356
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling huur, ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning na faillissement huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en [gedaagde 1], die in staat van faillissement is verklaard. De procedure is aanhangig gemaakt na de faillietverklaring van [gedaagde 1], waarbij de vorderingen ook zijn ingesteld tegen de curator. De huurder had een huurachterstand die erkend werd en die als boedelschuld werd aangemerkt, omdat deze na het faillissement was ontstaan. De kantonrechter heeft het belang van Woonbron om weer over de woning te kunnen beschikken zwaarder gewogen dan het belang van de huurder om in de woning te blijven wonen, waarbij ook het belang van het minderjarige kind is meegewogen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden en dat de woning ontruimd moet worden. De curator is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en een gebruiksvergoeding. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11072049 CV EXPL 24-11356
datum uitspraak: 11 april 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. S.P. Koerselman,

2.[gedaagde 2] ,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [gedaagde 1] h.o.d.n. [bedrijf A] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde sub 2.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘de curator’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 april 2024, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde 1] , met bijlagen;
  • het antwoord van de curator;
  • de akte met nadere producties van [gedaagde 1] van 12 september 2024;
  • de akte met nadere productie van Woonbron van 24 september 2024;
  • de brief van Woonbron van 9 januari 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 25 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. D. de Waard namens de gemachtigde van Woonbron;
  • [gedaagde 1] met [persoon A] (zijn partner) en zijn gemachtigde;
  • de curator.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde 1] huurt vanaf 24 maart 2016 de woning aan de [adres] in Spijkenisse van Woonbron (hierna: de woning). De huur is nu € 825,29 per maand.
2.2.
Op 12 december 2023 is [gedaagde 1] in staat van faillissement verklaard en is mr. P.A. Visser aangesteld tot curator in het faillissement.
2.3.
Er is op dit moment een huurachterstand. Woonbron heeft aanvankelijk bij dagvaarding gevorderd dat [gedaagde 1] die huurachterstand met rente aan haar betaalt maar na een eiswijziging vordert zij nu dat de curator dat doet. Woonbron wil ook dat de kantonrechter de huurovereenkomst met [gedaagde 1] ontbindt, dat hij de woning ontruimt en dat hij de lopende huur blijft betalen. Zij eist die ontruiming ook van de curator maar uitsluitend voor wat betreft de tot de failliete boedel van [gedaagde 1] behorende zaken. Voor het geval de curator niet voldoet aan die ontruiming eist Woonbron dat ook hij de lopende huur betaalt.
2.4.
[gedaagde 1] en de curator erkennen de huurachterstand, maar zij zijn het niet eens met ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De vorderingen van Woonbron worden echter grotendeels toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Faillissement
2.5.
Deze procedure is aanhangig gemaakt na de faillietverklaring van [gedaagde 1] . Op grond van artikel 25 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) moeten procedures die gaan over rechten of verplichtingen van een failliete boedel ingesteld worden tegen de curator. De kantonrechter stelt vast dat dit geldt voor de vorderingen die Woonbron in deze procedure heeft ingesteld.
Huurachterstand
2.6.
De curator wordt veroordeeld om € 5.250,12 aan Woonbron te betalen. Partijen zijn het er met elkaar over eens dat de huurachterstand vanaf het faillissement tot en met het moment van de zitting € 4.424,83 was. Ter zitting is besproken dat er zou worden toegewerkt naar schuldsanering en onderbewindstelling van [gedaagde 1] . In afwachting daarvan was de zaak aangehouden. Woonbron heeft ter zitting ook nog aangegeven dat de lopende huur in de tussentijd moest worden betaald, maar volgens haar is dat niet gebeurd. Zij heeft per brief van 9 januari 2025 laten weten dat de huurachterstand tot en met januari 2025 inmiddels is opgelopen tot € 5.250,12. Omdat dit verder niet is weersproken (ondanks dat [gedaagde 1] en de curator daartoe in de gelegenheid zijn gesteld) gaat de kantonrechter ervan uit dat dit klopt.
Ontbinding huurovereenkomst
2.7.
Een huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Omdat dat hier niet is gebeurd vraagt Woonbron de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [1]
2.8.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand bijna vier maanden. De achterstand is gedurende de procedure nog verder opgelopen en bedraagt inmiddels ruim zes maanden. De persoonlijke en financiële omstandigheden aan de zijde van [gedaagde 1] die tot deze huurachterstand hebben geleid, kunnen – hoe vervelend deze ook zijn – niet aan Woonbron worden tegengeworpen. Deze omstandigheden betekenen niet dat er geen huur hoeft te worden betaald en maken niet dat daardoor ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd zou zijn. Daarbij weegt mee dat ter zitting is toegezegd dat de lopende huur zou worden betaald, maar dat is dus niet elke maand gebeurd. Waarom deze toezegging niet is nagekomen is niet duidelijk, vooral nu zowel [gedaagde 1] als de curator ter zitting hebben toegelicht dat er voldoende financiële middelen zijn om de lopende huur te kunnen betalen. Onder deze omstandigheden kan van Woonbron niet gevergd worden dat de huurovereenkomst wordt voortgezet, ook al is dat uiteraard ingrijpend voor [gedaagde 1] en zijn partner en hun minderjarige kind. Hoewel op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) bij een beslissing als de onderhavige het belang van het kind een eerste moet overweging moet zijn, betekent dat niet dat de enkele aanwezigheid van een minderjarig kind in de weg staat aan een ontruiming. Een feitelijke ontruiming van de woning zal gevolgen hebben voor het minderjarige kind, maar niet is gebleken dat de ontruiming tot een (acute) noodsituatie voor het kind zal leiden. Bovendien had Woonbron ter zitting nog verklaard dat het niet haar insteek was om daadwerkelijk tot ontruiming over te gaan als de lopende huur zou worden betaald.
2.9.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Woonbron om weer over het gehuurde te kunnen beschikken op dit moment zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde 1] om in het gehuurde te kunnen blijven wonen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt daarom toegewezen.
Ontruiming en gebruiksvergoeding
2.10.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moeten de curator en [gedaagde 1] de woning ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde 1] bevinden. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Vanaf februari 2025 tot en met de dag van de ontruiming moet de curator een gebruiksvergoeding van € 825,29 per maand betalen (artikel 7:225 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Rente
2.11.
De gevorderde rente wordt als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
Ambtshalve toetsing
2.12.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog oneerlijke bepalingen zijn in de huurvoorwaarden, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst. Ook is onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [gedaagde 1] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval.
Proceskosten
2.13.
De curator en [gedaagde 1] worden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De kantonrechter begroot de kosten die de curator aan Woonbron moet betalen op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht, € 542,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.310,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de curator om aan Woonbron te betalen € 5.250,12 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging vanaf 24 april 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde 1] en veroordeelt de curator en [gedaagde 1] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] in Spijkenisse te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde 1] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.3.
veroordeelt de curator om vanaf februari 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonbron te betalen € 825,29 per maand met de verhoging die is toegestaan en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 825,29 te berekenen vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot de dag dat volledig is betaald indien de curator de huurtermijnen niet op tijd betaald;
3.4.
veroordeelt de curator en [gedaagde 1] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 1.310,38;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken.
53954

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.