Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 november 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft ENGIE Energie Nederland N.V. een vordering ingesteld tegen de voormalige vennoten van een vennootschap onder firma (vof) voor onbetaalde elektriciteitsfacturen. De gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], zijn aangesproken voor een bedrag van € 5.018,13, dat bestaat uit een hoofdsom van € 4.120,48, buitengerechtelijke incassokosten van € 537,05 en wettelijke handelsrente van € 360,60 tot 26 september 2024. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst waarbij ENGIE elektriciteit heeft geleverd aan het adres van de vof. De gedaagden hebben betwist dat zij een vergoeding verschuldigd zijn voor de maand juni 2023 en hebben aangevoerd dat zij een adreswijziging hebben doorgegeven, maar dit niet verder geconcretiseerd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk moeten betalen, omdat zij niet voldoende hebben onderbouwd waarom de gevorderde hoofdsom niet zou kloppen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de factuur niet tijdig is betaald en dat de incassokosten terecht in rekening zijn gebracht. De wettelijke handelsrente is toegewezen, omdat de gedaagden in verzuim zijn geraakt. De proceskosten zijn begroot op € 1.561,74, die ook door de gedaagden moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat ENGIE het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan.