ECLI:NL:RBROT:2025:4425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/10/621497 / FA RK 21-5114
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling minderjarige na niet-succesvolle omgangsbegeleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2025 een beschikking gegeven over de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht tussen een minderjarige en haar vader. De vader had verzocht om een omgangsregeling, maar de minderjarige staat op geen enkele manier open voor omgang met hem. De rechtbank heeft vastgesteld dat het traject van omgangsbegeleiding niet succesvol is afgerond, en dat de minderjarige tijdens een bezoek aan de vader heeft aangegeven hem niet te willen zien. De vader heeft zich neergelegd bij de wens van de minderjarige, maar heeft zijn verzoek om een omgangsregeling niet ingetrokken. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is om haar rust en ruimte te geven, en dat de moeder haar wettelijke verplichting moet nakomen om de minderjarige te stimuleren contact te hebben met de vader, ook al zegt de minderjarige daar niet voor open te staan. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen en bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/621497 / FA RK 21-5114
Beschikking van 10 januari 2025 over de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaak van:
[naam moeder], hierna: de moeder,
en
[naam stiefvader], hierna: de stiefvader,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
hierna gezamenlijk: verzoekers,
advocaat mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam,
tegen
Myrtax Bewindvoering,
gevestigd te Doetinchem en handelend in de hoedanigheid van curator van:
[naam vader], hierna: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers,
met betrekking tot de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 24 oktober 2023;
  • het eindverslag van het Rotterdams Omgangshuis (hierna: RO), ingekomen op 24 juli 2024;
  • de brief van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad) van 20 augustus 2024;
  • het bericht van de moeder van 21 augustus 2024;
  • het bericht van de vader van 9 september 2024.
1.2.
De verdere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 december 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de man;
  • de raad, als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .
De stiefvader en man zijn niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Stand van zaken
2.1.1.
Bij beschikking van 24 oktober 2023 is de behandeling van de zaak ten aanzien van de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) aangehouden, in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding. De rechtbank verwijst naar en neemt over wat over dat onderwerp is opgenomen in die beschikking.
2.1.2.
Het RO heeft op 24 juli 2024 haar eindverslag uitgebracht. Uit het eindverslag blijkt dat uiteindelijk twee bezoeken hebben plaatsgevonden tussen de minderjarige en de vader. Daarna zijn geen vervolgbezoeken meer ingepland omdat de minderjarige daarvoor niet openstond. Tijdens het tweede, en laatste, bezoek heeft de minderjarige zelf aan de vader verteld dat zij hem niet wil zien en dat zij zich er voor nu niet goed bij voelt. De vader heeft op zijn beurt zijn trots en begrip uitgesproken naar de minderjarige, waarbij hij heeft uitgelegd dat zijn deuren altijd open zullen staan voor haar.
2.1.3.
De raad heeft vervolgens geen aanleiding gezien om een onderzoek in te stellen. De raad is van mening dat het eindverslag van het RO een duidelijk beeld geeft over hoe partijen in de situatie staan en voor de rechtbank voldoende informatie bevat om de zaak verder af te handelen.
2.1.4.
Verzoekers wensen dat de mening van de minderjarige wordt gerespecteerd, dat er geen omgangsregeling wordt vastgesteld en dat de procedure nu tot een einde moet komen. Daarbij hebben verzoekers de hoop uitgesproken dat de vader zijn verzoek om een omgangsregeling intrekt.
2.1.5.
Namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij nog steeds graag een omgangsregeling wil, maar dat hij dat niet wil opleggen aan de minderjarige. De vader is bang dat hij de minderjarige dan verder van zich afduwt.
2.2.
Omgangsregeling
2.2.1.
De rechtbank overweegt als volgt. In de wet (artikel 1:377a BW) staat dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en dat de niet met het gezag belaste ouder het recht heeft op en de verplichting heeft tot omgang met zijn kind.
2.2.2.
Zoals hiervoor weergegeven is gebleken dat de minderjarige op geen enkele manier open staat voor omgang met de vader. De vader heeft zijn verzoek tot een omgangsregeling niet ingetrokken, maar uit het eindverslag van het RO blijkt wel dat de vader zich neerlegt bij de wens van de minderjarige. Dat is namens de vader bevestigd tijdens de mondelinge behandeling.
2.2.3.
De rechtbank zal het verzoek van de vader dan ook afwijzen. De rechtbank acht het op dit moment niet in belang van de minderjarige om omgang met de man te forceren. Hoewel de rechtbank de wens van de vader om contact te hebben met de minderjarige invoelbaar vindt, is de rechtbank van oordeel dat het voor de minderjarige en haar ontwikkeling op dit moment beter is dat zij duidelijkheid krijgt over de positie van haar beide ouders en dat haar rust en ruimte wordt gegund. Op die manier kan de minderjarige wellicht over enige tijd zelf besluiten dat ze wél klaar is om contact te zoeken met de man.
2.2.4.
De rechtbank benadrukt dat afwijzing van het verzoek, de moeder niet ontslaat van haar (wettelijke) verplichting om als ouder die de minderjarige dagelijks verzorgt en opvoedt, haar te (blijven) stimuleren om contact met de man te hebben. Dat geldt ook als de minderjarige tegen de moeder zegt dat zij daar niet voor openstaat. De moeder kan en mag deze verantwoordelijkheid niet alleen bij de minderjarige leggen. Zoals ook tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het bijvoorbeeld denkbaar dat de moeder samen met de minderjarige af en toe een kaartje stuurt aan de vader, bijvoorbeeld op verjaardagen of met feestdagen. De vader kan op zijn beurt dan een kaartje terugsturen.
2.2.5.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd dat zij de informatieregeling, zoals is vastgesteld bij de beschikking van 17 december 2021, voortaan tijdig en volledig zal nakomen. Bij gebrek aan enige vorm van omgang is dat voor de vader immers de enige manier waarop hij informatie over de minderjarige krijgt, zodat zijn belang groot is bij een goede naleving daarvan.
2.3.
Proceskosten
2.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek over de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht;
3.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J. Don-van Loopik, griffier, op 10 januari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.