Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan teweegbrengen van een ontploffing bij een woning aan de [adres 2] in Spijkenisse. De verdachte heeft in opdracht van een ander en tegen vergoeding een cobra in de opening van de brievenbus van die woning gestoken, die vervolgens is ontploft. De explosie veroorzaakte schade aan onder meer een ruit van de voordeur en van het toilet, de brievenbus en de opening van de brievenbus. De klep van de brievenbus is op 15 meter afstand aan de overkant van de straat teruggevonden. In de gang achter de voordeur zijn na de explosie onder meer stukken glas teruggevonden. Op het moment van de ontploffing waren de bewoners, hun twee dochters en kleinkinderen in de woning aanwezig. De verdachte mag dan ook van geluk spreken dat zich op het moment van de explosie niemand zich in de gang achter de voordeur bevond. Daarnaast had de klep van de brievenbus een voorbijganger kunnen raken.
Naast de materiële schade heeft de ontploffing ook een grote impact gehad op de slachtoffers. Door het handelen van de verdachte zijn niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij de direct betrokkenen en de omwonenden veroorzaakt. Ook leiden dit soort ontploffingen tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte zou voor het veroorzaken van de ontploffing € 250,- krijgen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder na te denken over de (grote) gevolgen van zijn handelen voor anderen.
7.2.2.Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 maart 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het algemeen recidive risico komt uit op hoog. Het dynamisch risico profiel komt uit op laag. De risicofactoren zijn gelegen in het feit dat de verdachte individuele problematiek heeft, hetgeen zich uit in gedragsproblematiek en agressie. De verdachte heeft moeite om zijn emoties te reguleren en kan erg boos worden. Vooral in de thuissituatie,
een voor hem veilige plek, laat hij dit gedrag zien. Dit maakt de opvoedingssituatie een risicofactor. De Raad heeft overwogen om te adviseren een geldboete aan de verdachte op te laten leggen, echter dit wordt niet passend geacht in relatie tot de aard en heftigheid van de verdenking. De verdachte is een zogenoemde first offender die na onderhavige verdenking niet meer in contact is gekomen met politie en Justitie. De Raad acht het opleggen van jeugddetentie zodoende geen passende strafrechtelijke maatregel. Daarbij is een plaatsing in een jeugdgevangenis voor de verdachte niet gewenst. Dit omdat hij daar mogelijk antisociale contacten opdoet waar hij juist de afgelopen periode afscheid van heeft genomen. De Raad acht het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf tevens niet passend, maar ziet in het opleggen van een leerstraf daarentegen wel een pedagogische meerwaarde. De Raad acht de leerstraf TACt regulier dan ook de meest passende strafrechtelijke maatregel. In deze leerstraf leert de verdachte meer controle te krijgen over zijn emoties en agressie en omgaan met triggers.
De Raad adviseert een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en de leerstraf TACt (reguliere variant) op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
• onderwijs volgt volgens rooster;
• een zinvolle vrije tijdsbesteding heeft in de vorm van sport dan wel een bijbaantje;
• zich houdt aan de meldplicht en afspraken van de Jeugdreclassering;
• meewerkt aan hulpverlening indien de Jeugdreclassering dat nodig acht, bijvoorbeeld traumaverwerking middels EMDR dan wel begeleiding vanuit de jongerencoach;
• meewerkt aan een plaatsing in een kamer trainingscentrum dan wel begeleid wonen, indien dit door de jeugdreclassering passend wordt geacht.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: te noemen de jeugdreclassering)heeft een evaluatie gezinsplan over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 maart 2025. Dit gezinsplan houdt onder meer het volgende in:
Het dynamisch risicoprofiel wordt heel laag ingeschat. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte positieve ontwikkelingen laten zien. De verdachte heeft afgelopen schooljaar zijn mbo-opleiding, niveau 1, afgerond, De verdachte is dit schooljaar gestart met een mbo-opleiding, niveau 2. Als hij zijn stage goed afrondt, kan hij dit jaar nog zijn diploma behalen. Daarnaast wordt de verdachte begeleid door een jongerencoach van E25. Gelet op de individuele problematiek van de verdachte en omdat er veel is gebeurd in het leven van de verdachte, is het van belang dat de verdachte deze (prille) positieve ontwikkelingen vasthoudt. Daarom is verdere begeleiding van jeugdreclassering en van de jongerencoach van E25 nog nodig. De jeugdreclassering kan de verdachte dan blijven monitoren en, zo nodig, verdere aanvullende hulpverlening inzetten, zoals behandeling of systemische ondersteuning.
Op grond van het voorgaande adviseert de jeugdreclassering een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van 2 jaar. Het advies is om de volgende bijzondere voorwaarden op te laten nemen:
- meewerken aan het contact met de jeugdreclassering;
- meewerken aan de jongerencoach van E25 of een soortgelijke instelling en eventueel aanvullende hulpverlening, indien en voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- naar school/stage gaan volgens rooster of het hebben van een andere vorm van passende
dagbesteding, zoals werk.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder, [persoon A]het rapport van de jeugdreclassering toegelicht en aanvullend nog het volgende naar voren gebracht. De verdachte heeft gedurende de schorsing goed meegewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering en zijn jongerencoach. Hij is alle afspraken nagekomen en heeft zich aan de avondkloktijden gehouden. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen met zijn deelname aan het mediationtraject. Ten aanzien van de thuissituatie zijn er wel zorgen. In tegenstelling tot de Raad is de jeugdreclasseerder van mening dat een traject voor begeleid wonen niet noodzakelijk is. Hoewel de emoties thuis soms hoog oplopen, is er geen sprake van een structureel agressieprobleem. De verdachte uit zijn agressie uitsluitend in de thuissituatie omdat thuis een veilige omgeving voor de verdachte is waar hij zijn emoties kan laten gaan. De jeugdreclasseerder betwijfelt of de door de Raad geadviseerde leerstraf passend is, omdat het teweegbrengen van een ontploffing geen verband houdt met agressie.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en de verklaring van de deskundige op de terechtzitting.