In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de kwijtschelding van een studieschuld. Eiseres had een verzoek ingediend om kwijtschelding van haar al terugbetaalde studieschuld van € 74.922,43, maar de minister heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er op 31 december 2020 geen openstaande studieschuld meer was, waardoor eiseres niet in aanmerking kwam voor kwijtschelding onder de beleidsregel die is opgesteld in het kader van de hersteloperatie van de kinderopvangtoeslagaffaire. Eiseres had haar studieschuld al vóór deze datum volledig afbetaald, en de rechtbank oordeelde dat de minister geen aanleiding had om van de beleidsregel af te wijken. Eiseres deed een beroep op de hardheidsclausule en het evenredigheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.