ECLI:NL:RBROT:2025:4408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/10/692444 / JE RK 25-70
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 27 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, mr. G.M. Paling, een beschikking uitgesproken in de zaak van een minderjarige, geboren in 2008, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd voor de duur van een jaar. De kinderrechter oordeelde dat er sprake is van positieve ontwikkelingen in de situatie van de minderjarige, die sinds de zomer van 2022 bij zijn oma en stiefopa verblijft. De minderjarige heeft deelgenomen aan een MDFT-traject, dat positief verloopt, en er is vooruitgang geboekt in de relatie met zijn vader en stiefmoeder. De kinderrechter benadrukte het belang van het continueren van deze positieve ontwikkelingen en het herstellen van de relatie tussen de minderjarige en zijn ouders.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke vereisten voor de ondertoezichtstelling zijn vervuld en dat het noodzakelijk is om de minderjarige te blijven beschermen. De GI (gecertificeerde instelling) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, wat door de kinderrechter is toegewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders en de GI zijn betrokken bij het proces, maar de moeder en de oma zijn niet verschenen tijdens de zitting. De kinderrechter heeft de minderjarige uitgenodigd voor een kindgesprek, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 6 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/692444 / JE RK 25-70
Datum uitspraak: 27 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling en een verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam oma],
hierna te noemen: de oma (mz), wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 januari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het e-mailbericht van de vader van 19 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 februari 2025. Daarbij was aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].
1.3.
De moeder en de oma (mz) zijn niet verschenen. De vader is met bericht van verhindering niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder, de vader en de oma (mz) wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek om zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft niet van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de oma (mz) en de stiefopa.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 maart 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 14 maart 2025. Bij die beschikking is ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 14 maart 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er is vooruitgang geboekt in de situatie van [minderjarige] . Het MDFT-traject is ingezet en dit traject verloopt positief. [minderjarige] heeft zijn excuses aangeboden aan de stiefmoeder en zij heeft deze geaccepteerd. In het kader van het traject zal onderzocht worden of een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder mogelijk is. De vader en [minderjarige] hebben aangegeven een verlenging van de maatregelen te wensen, omdat de positieve ontwikkelingen nog pril zijn. In de komende periode zal gewerkt worden aan een overdracht naar het vrijwillig kader.
4.2.
De vader heeft in voormeld e-mailbericht van 19 januari 2025 aangegeven dat zowel hij als [minderjarige] instemmen met het verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling. [1] De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
[minderjarige] verblijft sinds de zomer van 2022 bij de oma (mz) en stiefopa. In de afgelopen periode is het KSCD-onderzoek afgerond, waaruit een aantal adviezen naar voren zijn gekomen, waaronder systemische hulp voor de vader en [minderjarige] en later ook voor de stiefmoeder, waarna het MDFT-traject is gestart. Dit traject verloopt positief. Zowel [minderjarige] als de vader en de stiefmoeder zetten zich actief in. [minderjarige] laat ander gedrag zien, heeft zijn excuses aangeboden aan de stiefmoeder en de band tussen [minderjarige] , de vader en de stiefmoeder is aan het herstellen. Deze ontwikkelingen zijn echter nog pril.
5.3.
Het is belangrijk dat de positieve ontwikkelingen worden gecontinueerd en de relatie tussen [minderjarige] , de vader en de stiefmoeder zodanig herstelt, dat kan worden toegewerkt naar een overdracht naar het vrijwillig kader. Zowel de vader als [minderjarige] hebben uitdrukkelijk aangegeven dat het van belang is dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om de situatie te volgen en de ingeslagen weg te vervolgen. De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. [2]
5.4.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. [minderjarige] verblijft al geruime tijd bij de oma (mz) en de stiefopa, waar het goed met hem gaat. Zowel de vader als [minderjarige] wensen dat [minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder gaat wonen. De oma (mz) staat daar achter. In het kader van het MDFT-traject zal in de komende periode worden bezien of dit een haalbare optie is of dat het woonperspectief van [minderjarige] elders ligt. Over het perspectief van [minderjarige] moet nog worden beslist.
5.5.
Intussen is het belangrijk dat het verblijf van [minderjarige] bij de oma (mz) en de stiefopa gecontinueerd wordt. De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing, zoals verzocht en onweersproken, voor de duur van een jaar. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [3]
5.6.
Voor de komende periode is het belangrijk dat het perspectief van [minderjarige] duidelijk wordt en eventueel vervolghulp wordt ingeschakeld, voordat een overdracht plaatsvindt naar het wijkteam in het vrijwillig kader.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 14 maart 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 maart 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 6 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
3.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.