In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1976 en ingeschreven op een adres in Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 1 april 2025 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 120 kilogram hennep, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden en een gevangenisstraf van 9 maanden zou krijgen, met aftrek van voorarrest. Tijdens de zitting op 17 maart 2025 werd vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij een opslagloods waar hennep was aangetroffen, maar er was geen concreet bewijs dat de verdachte wetenschap had van de hennep of beschikkingsmacht over de aangetroffen hoeveelheid.
De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte bij de opslagloods, samen met de sterke hennepgeur, niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de hennep of dat hij enige controle had over de hennep. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de aanklacht.
De rechtbank heeft ook besloten dat de in beslag genomen goederen, waaronder een bedrag van €370,70 en een Samsung telefoon, teruggegeven zullen worden aan de verdachte. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven, en de rechtbank heeft geen verdere beslissingen genomen over de inbeslaggenomen goederen.