ECLI:NL:RBROT:2025:4365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
10/387691-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in hennepzaak wegens gebrek aan bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1976 en ingeschreven op een adres in Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 1 april 2025 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 120 kilogram hennep, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden en een gevangenisstraf van 9 maanden zou krijgen, met aftrek van voorarrest. Tijdens de zitting op 17 maart 2025 werd vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij een opslagloods waar hennep was aangetroffen, maar er was geen concreet bewijs dat de verdachte wetenschap had van de hennep of beschikkingsmacht over de aangetroffen hoeveelheid.

De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte bij de opslagloods, samen met de sterke hennepgeur, niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de hennep of dat hij enige controle had over de hennep. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de aanklacht.

De rechtbank heeft ook besloten dat de in beslag genomen goederen, waaronder een bedrag van €370,70 en een Samsung telefoon, teruggegeven zullen worden aan de verdachte. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven, en de rechtbank heeft geen verdere beslissingen genomen over de inbeslaggenomen goederen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/387691-24
Datum uitspraak: 1 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte was aanwezig bij de opslagbox waarin de dozen hennep lagen. Het voorgaande, in combinatie met de sterke henneplucht die door de politie is waargenomen, leidt tot de conclusie dat de verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van de aangetroffen 120 kilogram hennep.
4.1.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van het ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet is vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep en dat hij (in enige mate) beschikkingsmacht had over de hennep.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat op 5 december 2024 twee medeverdachten 12 dozen met hennep uit een vrachtwagen naar de opslagloods hebben overgebracht. De verdachte is op enig moment bij de opslagloods aangekomen, waarna de verdachte en de twee medeverdachten zijn aangehouden bij de opslagbox waarin de dozen hennep lagen. Verder bevat het dossier geen concrete informatie over de rol van de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde. Het enkele feit dat de verdachte aanwezig was bij de opslagbox en er een sterke hennepgeur aanwezig was waar de verdachte zich niet van heeft gedistantieerd, is niet voldoende voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van de aangetroffen 120 kilogram hennep.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde aanwezig hebben van ongeveer 120 kilogram hennep. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
€ 370,70 (goednummer: [nummer 1] );
Samsung telefoon (goednummer: [nummer 2] ).
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat het onder 2 genoemde goed al aan de verdachte is teruggegeven. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegezegd dat het onder 1 genoemde geld zal worden teruggegeven aan de verdachte. De rechtbank zal dan ook geen beslissingen nemen ten aan zien van de inbeslaggenomen goederen.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst met ingang van de dag van die beslissing.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 december 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 120 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet.