Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. Verzoekers wonen samen met [naam 2] (hun schoondochter) en [naam 3] (hun kleinkind) op [adres] (de woning). Tot voor kort woonden ook [naam 4] en [naam 5] (hun meerderjarige zonen) in de woning. [derde-partij] heeft deze woning op 26 november 2007 onder specifieke voorwaarden aan verzoekers verkocht. [derde-partij] is eigenaar van de grond waarop de woning staat en erfpachter.
4. In de periode van 19 februari 2024 tot en met 27 juli 2024 zijn er acht Meldingen Misdaad Anoniem (MMA) bij de politie binnengekomen over de woning. Naar aanleiding daarvan heeft de politie een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Tijdens dat onderzoek zijn nog twee MMA meldingen binnen gekomen. Samengevat werd in de meldingen gesproken over de handel en het transporteren van verdovende middelen naar Frankrijk en Engeland, waarvan de opbrengst via het buitenland (Pakistan) omgezet wordt in sieraden en/of goud. Dit zou al jaren worden uitgevoerd door de broers [naam 4] en [naam 5]. Op 27 november 2024 is de politie de woning binnengetreden om deze broers aan te houden en de woning te doorzoeken. Tijdens de doorzoeking werden in de slaapkamer van verzoekers contante geldbedragen onder het bed (geschat € 75.000,-), in een koffer (€ 330,-) en in twee enveloppen in een koffer bovenop de kledingkast (€ 6.000,-) en een bus losgeld (onbekend geldbedrag in euro’s) aangetroffen evenals verpakte sieraden in een nachtkastje naast het bed. Ook lagen in de kledingkast sleutels en de administratie van ‘De Nederlandse Kluis’ (DNK). In de slaapkamer van [naam 4] werden onder het bed en in een kledingkast een gaspistool, zes knalpatronen, een houder, een Rolex, Engelse Ponden (410) en een stroomstootwapen aangetroffen. Verder zijn in een Uber-tas onder het bed en in jaszakken witte poeders, bruine poeders, bruine brokjes, twee bolletjes en acht pillen, allen verpakt in folie of in zakjes, aangetroffen. Op zolder werd verder nog € 300.000,- cash geld in een blauwe koelbox aangetroffen. In het paspoort van [naam 4] stonden stempels van de Verenigd Arabische Emiraten en Pakistan. De aangetroffen wapens en knalpatronen konden worden aangemerkt als wapens en munitie zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie. Later werd nog een doorzoeking gedaan in de kluizen van de woning die bij DNK geregistreerd stonden. In deze kluizen werd onder meer een aanzienlijke hoeveelheid (gouden) sieraden aangetroffen met bij elkaar een bruto gewicht van 4977 gram. De aangetroffen poeders, brokjes en pillen zijn getest en gewogen: er was sprake van amfetamine (in totaal 18,2 gram), cocaïne (in totaal 876,3 gram), 3-CMC (3,6 gram), hasjiesj (82,6 gram), MDMA (5,3 gram) en heroïne (in totaal 173,9 gram). Dit blijkt uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 6 december 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. De burgemeester heeft op grond van de bestuurlijke rapportage besloten om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoekers zijn het daar niet mee eens. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in de woning kunnen blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open blijft tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Hebben verzoekers een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, hebben verzoekers (evenals hun inwonende schoondochter en kleinzoon) immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot hun woning. De voorzieningenrechter vindt het daarbij, ondanks het ontbreken van een nadere onderbouwing van de financiële situatie, voorstelbaar dat verzoekers (op dit moment) niet voldoende financiële middelen hebben om voor zichzelf en hun schoondochter en kleinzoon gedurende drie maanden onderdak te betalen, terwijl uit de door hen overgelegde verklaringen blijkt dat zij als gevolg van ruimtegebrek en/of de gebeurtenissen ook niet bij familieleden en/of kennissen (in Nederland) kunnen verblijven.
9. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, dan wel daartoe voorbereidende handelingen worden verricht.
10. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
11. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd was om de woning van verzoekers te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
12. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Bij die beoordeling is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt.
13. Door de grote hoeveelheid aangetroffen drugs is het aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester heeft om die reden alleen al mogen aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Daar komt bij dat er, naast de hard- en softdrugs, ook een gaspistool, een stroomstootwapen, munitie en grote contante geldbedragen zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de sluiting daarom in beginsel noodzakelijk mogen achten. Hierbij heeft de burgemeester, in tegenstelling tot wat door verzoekers naar voren is gebracht, ook mogen betrekken dat sprake is van meerdere antecedenten van beide zonen van verzoekers en dat sprake is van tien MMA meldingen betreffende handel en transport van verdovende middelen vanuit de woning, die in ieder geval op het punt van wat er in de woning is aangetroffen overeenkomen. Hierbij heeft de burgemeester ook mogen betrekken dat de woning in een kwetsbare wijk ligt, nu uit het Besluit van de burgemeester van Rotterdam van 10 september 2020 houdende regels omtrent het aanwijzen van veiligheidsrisicogebieden voor het gebied Charlois, het gebied Feijenoord en het gebied IJsselmonde volgt dat deze wijk is aangewezen als veiligheidsrisicogebied. Volgens de voorzieningenrechter zijn er in dit geval ook aanwijzingen voor het aannemen van een verminderde noodzaak. Uit de bestuurlijke rapportage en uit de overgelegde schriftelijke verklaringen van buurtbewoners blijkt namelijk niet dat sprake was van enige loop op de woning of overlast. Daar komt bij dat de oudste zoon bij de politie heeft verklaard dat de aangetroffen drugs van hem waren en dat hij degene was die de grote contante geldbedragen in de koelbox op zolder en onder het bed van zijn ouders heeft neergelegd, terwijl verzoekers hier niets van wisten. De voorzieningenrechter merkt op dat deze zoon zeer recent, volgens verzoekers namelijk op 24 maart 2025, ook voor deze feiten is veroordeeld, terwijl de officier van justitie op 26 maart 2025 via e-mail heeft laten weten dat verzoekers zelf niet langer worden gezien als medeverdachten ten aanzien van wat in de woning is aangetroffen. Daar komt bij dat ervan uit kan worden gegaan dat de beide zonen van verzoekers niet meer in de woning zullen komen, omdat de oudste zoon gedetineerd is en verzoeker beide zoons de toegang tot de woning heeft ontzegd. Het is dus niet waarschijnlijk dat zich opnieuw een drugsgerelateerd incident zal voordoen in de woning.
Is de sluiting evenwichtig?
14. De mate waarin de sluiting noodzakelijk is, is van belang bij de beoordeling van de evenwichtigheid van het besluit. Voor wat betreft de verwijtbaarheid wijst de voorzieningenrechter erop dat een eigenaar verantwoordelijk is en blijft voor wat er in zijn woning gebeurt. In dit specifieke geval staat daar echter tegenover dat verzoekers vanaf het begin af aan consistent hebben verklaard dat zij niets van de drugs, de wapens en het contante geld (op hun spaargeld van € 6.300,- na) afwisten. Het contante geld was verstopt onder het matras van het bed van verzoekers waaronder zij zelf niet keken, en in een koelbox op de zolder in een ruimte waar verzoekers nauwelijks kwamen. Verzoekers kwamen ook niet in de slaapkamer van hun zoon omdat dit zijn slaapvertrek was. Daar komt bij dat de in die slaapkamer aangetroffen drugs in een tas of jaszak zaten en dus ook niet in het zicht lagen. In het bestreden besluit heeft de burgemeester opgemerkt dat met deze verklaringen niet aannemelijk is gemaakt dat verzoekers niets van de drugs of het geld wisten, zonder daarbij concrete argumenten aan te dragen. De zoon heeft zelf ook verklaard dat verzoekers van niets wisten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zou de burgemeester inmiddels ook de veroordeling van de zoon evenals de mededeling van de officier van justitie ten aanzien van verzoekers, ondanks het feit dat aan die mededeling niet (zonder meer) de conclusie kan worden verbonden dat zij niet op de hoogte waren of hadden moeten zijn van wat is aangetroffen in de woning, moeten betrekken bij de beoordeling. Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter er vooralsnog niet van overtuigd dat verzoekers een (ernstig) verwijt kan worden gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt nog dat het voor verzoekers, gelet op hun medische problematiek, zwaar zal zijn om niet in hun eigen woning te kunnen blijven, al is dit op zichzelf geen reden om de sluiting onevenwichtig te achten. Van een bijzondere binding met de woning is niet gebleken, toch kan uit het dossier wel worden afgeleid dat een bestendige woon- en leefsituatie in het belang van verzoekers is. Uit de overgelegde informatie van de huisarts blijkt ook dat verzoekers erg veel stress ervaren door de mogelijke sluiting en dat verzoeker zich suïcidaal heeft uitgelaten. De voorzieningenrechter volgt de burgemeester niet in het standpunt dat de informatie van de huisarts hierover niet of minder van belang zou zijn, omdat verzoekers voor hun psychische klachten niet door een gespecialiseerd arts zijn gezien.
15. De sluiting van de woning kan ook nog andere gevolgen hebben voor verzoekers (en de andere bewoners). Verzoekers kunnen namelijk hun woning (definitief) kwijtraken. Uit de brief van 17 januari 2025 blijkt dat [derde-partij] de erfpacht heeft ontbonden per 1 april 2025. Verzoekers zullen de woning moeten terug verkopen aan [derde-partij]. Hoewel verzoekers de ontbinding in een gerechtelijke procedure kunnen aanvechten, is de uitkomst daarvan onzeker. Bovendien is het de vraag of verzoekers vervolgens een andere koopwoning kunnen financieren. De hypotheekverstrekker Obvion heeft laten weten dat zij mogelijk de hypotheek zullen ontbinden en verzoekers zullen laten registeren in een fraude- en incidentenregister. Gelet op wat is aangetroffen in de woning acht de voorzieningenrechter dit scenario niet onvoorstelbaar. Daar komt bij dat [derde-partij] ook een boete van € 53.000,- heeft opgelegd aan verzoekers, zodat verzoekers hoogstwaarschijnlijk de eventuele overwaarde na verkoop van de woning (mede) voor betaling van die boete zullen moeten aanwenden. Gelet hierop en op het feit dat verzoekers enkel beschikken over het in de woning aangetroffen spaargeld en niet over de grote contante geldbedragen, zoals ook niet door de burgemeester is betwist, ligt het niet voor de hand dat verzoekers gemakkelijk een nieuwe woning zouden kunnen kopen. Het loon dat verzoeker verdient zal hier ook niet voldoende voor zijn, daar komt bij dat de eerder genoemde psychische gevolgen van de dreigende sluiting mogelijk gevolgen zou kunnen hebben voor verzoekers functioneren en als gevolg daarvan het al dan niet behouden van zijn baan. De voorzieningenrechter merkt verder op dat het onzeker is of verzoekers gedurende de sluiting tijdelijk ergens anders kunnen verblijven. Het is de vraag of in de particuliere sector (binnen de gemeente) voldoende woningaanbod is om iets op korte termijn en voor verzoekers en de twee andere bewoners te huren. Ook blijkt uit de overgelegde verklaringen dat verzoekers niet kunnen terugvallen op hun familieleden of hun sociale netwerk. Daar komt nog bij dat de gevolgen voor het inwonende zesjarige kleinkind ingrijpend zullen zijn. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte, hierbij geldt echter wel dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang. Daarbij moet hij kijken in hoeverre de ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. In dit geval is de vader van het kind (de oudste zoon van verzoekers) gedetineerd en is de moeder (de schoondochter van verzoekers) (voor een verblijfplaats in Nederland) afhankelijk van verzoekers. Verzoekers hebben verklaard dat als zij geen tijdelijk verblijf elders kunnen regelen de schoondochter en het kleinkind alleen kunnen terugvallen op de grootouders in Frankrijk. Gelet op de overgelegde informatie van de intern begeleider van school en de logopediste acht de voorzieningenrechter het goed voorstelbaar dat het verlies van de vertrouwde omgeving een negatieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van het kleinkind van verzoekers, zowel op het vlak van taalvaardigheid (gelet op de aanwezige taalontwikkelingsstoornis) als op sociaal emotioneel gebied. Tijdens de zitting is namens de burgemeester het standpunt ingenomen dat een tijdelijk verblijf in Frankrijk, ondanks dat dit niet ideaal is voor het kleinkind, in ieder geval inhoudt dat het kind door de sluiting niet op straat komt te staan. Hiermee heeft de burgemeester echter nog niet beoordeeld of die opvang in Frankrijk kan worden aangemerkt als geschikte opvang voor het kleinkind.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, kan worden betwijfeld of de burgemeester de door haar gestelde belangen bij de sluiting van de woning zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van verzoekers bij het voortgezet gebruik van de woning. Daarom kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd worden dat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen door het bestreden besluit te schorsen. De burgemeester zal in de bezwaarprocedure nader kunnen motiveren waarom in dit geval niet kon worden volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals het geven van een laatste waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom. Ook zal de burgemeester nader kunnen motiveren waarom de sluiting van de woning in dit geval evenwichtig is.