ECLI:NL:RBROT:2025:4332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
83/072421-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van overtreding van een voorschrift krachtens de Wet milieubeheer met betrekking tot illegaal vuurwerk

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van overtredingen van de Wet milieubeheer, specifiek met betrekking tot illegaal vuurwerk. De verdachte, geboren in 1982 en woonachtig in Landgraaf, werd bijgestaan door raadsman mr. F.H.J. van Gaal. De officier van justitie, mr. K. Broere, eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen aanwezig was bij een container in Gellicum, waar illegaal vuurwerk werd opgeslagen en verhandeld. Ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak, oordeelde de rechtbank dat de verdachte actief betrokken was bij de handel in illegaal vuurwerk en dat hij medeplegen heeft gepleegd. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien zijn frequente aanwezigheid bij de container en de handelingen die hij verrichtte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen, een taakstraf van 120 uur, en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het tijdsverloop van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/072421-21
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische strafkamer, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ca op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 (voor wat betreft de periode 2 tot en met 5 december 2020) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De verdachte is weliswaar meermalen aanwezig geweest bij de blauwe container in Gellicum, maar niet om voor anderen vuurwerk te laden en te lossen. Hij was daar enkel voor het kopen van vuurwerk voor eigen gebruik. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de bewustheid en beschikkingsmacht heeft gehad over het vuurwerk dat op 12 december 2020 in de container in Gellicum is aangetroffen.
De camerabeelden die zich in het dossier bevinden ondersteunen zijn verklaring, nu daarop niet zonder meer is te zien dat hij laad- en loswerkzaamheden verricht. Als hij mogelijk de container zelf met een sleutel heeft geopend, dan zou dat evengoed op verzoek van een ander kunnen zijn geweest. Dat op de beelden te zien is dat hij geld ontvangt, is logisch uit te leggen, nu de verdachte nog geld zou terugkrijgen van een eerdere incomplete bestelling. Er is ook geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen en de verdachte heeft geen intellectuele en/of materiële bijdrage geleverd die van voldoende gewicht is om tot een bewezenverklaring voor medeplegen te komen.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1 – voorhanden hebben illegaal vuurwerk in een container
De verdachte is op meerdere momenten in de weken voorafgaand aan de inbeslagneming van het vuurwerk op 12 december 2020 aanwezig geweest bij de container. Op de camerabeelden van verschillende dagen in die periode is te zien dat hij daar, al dan niet samen met een ander of anderen, handelingen verricht die zien op het laden en lossen van dozen afkomstig uit of bestemd voor de blauwe container. De rechtbank gaat daarbij uit van de handelingen zoals die door de verbalisanten in de processen-verbaal zijn omschreven. De raadsman heeft ter zitting een deel van die beelden afgespeeld. Dat niet alle omschreven handelingen te zien zijn op die beelden doet aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal omtrent de camerabeelden niet af, nu uit die processen-verbaal volgt dat het in die gevallen telkens gaat om andere tijdstippen dan de beelden die de raadsman heeft getoond.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij daar enkel kwam om zelf illegaal professioneel vuurwerk af te nemen. Op de camerabeelden is blijkens de processen-verbaal daarover te zien dat de verdachte zelf de blauwe container met een sleutel opent en dat hij – nadat een voertuig is geladen – geld ontvangt, naar de rechtbank aanneemt afkomstig van de afnemer van het vuurwerk. Ook is hij éénmaal alleen te zien bij de blauwe container, zonder dat één van de verkopers van het vuurwerk aanwezig is. Indien de verklaring van de verdachte dat hij alleen eigen vuurwerk kwam afhalen zou kloppen, zou het gelet op de handelswijze van de organisatie – waarbij afnemers op een andere locatie werden achtergelaten, terwijl hun voertuig door leden van de organisatie werd geladen bij de container – niet logisch zijn dat de verdachte zelf aanwezig zou zijn op de locatie in Gellicum, en al helemaal niet zonder dat de verkopers daar aanwezig zijn. Bovendien is op geen enkel moment te zien dat er dozen in het voertuig van de verdachte worden geladen. Ook overigens merkt de rechtbank op dat de verdachte op een afstand van ongeveer 150 kilometer van Gellicum woont en in een kort tijdsbestek acht keer heen en weer is gereisd. Gezien de geografische ligging van de woning van de verdachte in Landgraaf, zou het eerder voor de hand liggen om dergelijk illegaal vuurwerk over de grens te halen in Duitsland, waar het vuurwerk in Gellicum ook vandaan kwam. Dat hij voor wat korting helemaal naar Gellicum zou afreizen, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij daar enkel kwam om illegaal professioneel vuurwerk voor zichzelf op te halen, ongeloofwaardig.
Uit de verklaring van de verdachte valt voorts af te leiden dat de verdachte wist dat er in de dozen in de blauwe container illegaal vuurwerk zat. Hij is in een zeer kort tijdsbestek meermalen bij de container geweest en heeft al dan niet samen met anderen laad- en loshandelingen verricht. Hij had op enig moment de beschikking over een sleutel van de container en is ook alleen bij de container geweest. Dit maakt dat de verdachte en de medeverdachten gezamenlijk beschikkingsmacht hebben gehad over de inhoud van de container. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat, hoewel hij voor het laatst op 7 december 2020 bij de container is gezien, het vijf dagen later aangetroffen vuurwerk qua soort en kwalificatie niet wezenlijk verschilt van de voorraad op 7 december 2020.
De verdachte heeft met zijn handelen een materiële bijdrage geleverd aan het ten laste gelegde. Door meermalen – samen met anderen – dozen uit vrachtwagens te lossen in de container en vervolgens vanuit de container in de voertuigen van afnemers van het illegale vuurwerk te laden en daarvoor ook geld in ontvangst te nemen, heeft hij een actieve rol gehad in de handel en de organisatie. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten en dus van medeplegen.
Feit 2 – verkoop illegaal vuurwerk, partiële vrijspraak
Afnemer [persoon A] heeft verklaard dat hij in Gellicum illegaal vuurwerk heeft gekocht en dit vuurwerk is ook bij hem aangetroffen. Zijn voertuig is op de camerabeelden van 2 en 5 december 2020 te zien. Op 2 december 2020 is de verdachte wel te zien op de camerabeelden, maar op het moment dat het voertuig van [persoon A] bij de container wordt geparkeerd en wordt volgeladen met dozen, is de verdachte al enige tijd daarvoor vertrokken. Hij is die dag dus niet rechtstreeks betrokken bij het laden van de auto van [persoon A] . Op de camerabeelden van 5 december 2020 is de verdachte ook te zien. Op die dag laadt de verdachte dozen in het voertuig van afnemer [persoon A] . Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 5 december 2020 samen met anderen professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan [persoon A] . De verdachte zal van het overige deel van de ten laste gelegde periode partieel worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 en 2 ten laste gelegde, waarbij de pleegperiode van feit 2 wordt beperkt tot de datum van 5 december 2020.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 december 2020 te Gellicum, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten:
- stuks knalvuurwerk (Gold Thunder en Big Thunder en Caramella en Cobra 6 en TP2 en Baby Magnum) en
- mortierbommen (shells) en
- knalstrengen (Celebration Cracker) en
- flowerbeds (batterij enkelschotsbuizen)
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad in een container gelegen op een terrein
aan de[adres 2] te Gellicum;
2.
hij
op 5december 2020, te Gellicum , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk,
aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld, te weten
- mortierbommen (shells) aan [persoon A] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van
de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
2.
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van
de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen illegaal professioneel vuurwerk voorhanden gehad en daarin gehandeld. Het ging om een hele forse hoeveelheid van circa 4.500 kg. De verdachte fungeerde daarbij als logistiek medewerker binnen de organisatie door meerdere malen dozen met daarin het illegale vuurwerk uit de vrachtwagen in de container te lossen en vervolgens in voertuigen van afnemers te laden.
Door een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk voorhanden te hebben en door het in omloop
brengen daarvan, heeft de verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene
veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Het gaat om
professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt. Algemeen bekend is dat bij
het afsteken van dergelijk professioneel en zwaar vuurwerk door particulieren met
regelmaat iets fout gaat en dat daarbij ernstig letsel aan personen en schade aan goederen kan ontstaan. De verdachte heeft niet stilgestaan bij deze risico’s, maar enkel gedacht aan
zijn eigen (financieel) gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet echter in zijn (enkel uitvoerende) rol bij de bewezen verklaarde feiten en de straffen die aan de mededaders zijn opgelegd door de rechtbank dan wel door de officier van justitie bij strafbeschikking aanleiding om te bepalen dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank houdt hierbij ook rekening met het tijdsverloop van deze zaak en de redelijke termijn die ruimschoots is overschreden. De verdachte is op 2 maart 2021 in verzekering gesteld, zodat de redelijke termijn van twee jaar met iets meer dan twee jaar is overschreden op de datum van deze uitspraak.
De verdachte is echter wel al eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en loopt ook nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank ziet gelet hierop aanleiding om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met een proeftijd van drie jaren. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank om recht te doen aan de ernst van de feiten en de recidive ook een taakstraf van aanzienlijke duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen naast de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer en artikel 1.2.2, tweede en derde lid van het Vuurwerkbesluit.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 92 (tweeënnegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 december 2020 te Gellicum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met meerdere anderen, althans alleen,
opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis,
een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten:
- één of meer stuks knalvuurwerk (Gold Thunder en/of Big Thunder en/of
Caramella en/of Cobra 6 en/of TP2 en/of Baby Magnum) en/of
- één of meer stuks mortierbommen (shells) en/of
- één of meer stuks knalstrengen (Celebration Cracker) en /of
- één of meer stuks flowerbeds (batterij enkelschotsbuizen)
heeft opgeslagen en/ of voorhanden heeft gehad in een container gelegen op een
terrein bij [adres 2] te Gellicum;
(Artikel art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit)
(art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit)
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2020 tot en met 12 december 2020, te
Gellicum en/of Haaften en /of Aalst en/of Hardinxveld, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met meerdere anderen, althans alleen,
opzettelijk,
meermalen, althans eenmaal,
aan meerdere personen, in ieder geval aan (een) ander(en) dan (een) perso(o)n(en)
met gespecialiseerde kennis,
professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld, te weten
- mortierbommen (shells) aan [persoon A] ;
(Artikel art 1.2.2 lid 2 Vuurwerkbesluit)
(art 1.2.2 lid 2 Vuurwerkbesluit)