Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1],
1.De procedure
- De, gelijktijdig met de indiening van een aanvraag kort geding ingestelde, vordering van [eisers] van 24 december 2024 tot het treffen van een (ex parte) voorlopige maatregel ex artikel 223 Rv;
- het bericht van de voorzieningenrechter aan [eisers] van 30 december 2024, waarin vragen worden gesteld naar aanleiding van het verzoek ex artikel 223 Rv;
- de brief van 19 februari 2025 van [eisers] waarin zij antwoord geven op de vragen;
- het vonnis ex artikel 223 Rv van 3 maart 2025 (hierna: het tussenvonnis);
- de brief van DCTR c.s. van 6 maart 2025, met het verzoek [eisers] te bevelen alle stukken uit de ex parte procedure te verstrekken aan DCTR c.s.;
- de schriftelijke reactie van [eisers] van 7 maart 2025 op het verzoek van DCTR c.s.;
- het bericht van de voorzieningenrechter aan partijen van 7 maart 2025, waarin wordt meegedeeld dat DCTR c.s. toegang krijgen tot het digitale dossier (waarin alle stukken van de ex parte procedure zijn opgenomen);
- de dagvaarding van 14 maart 2025;
- de 19 producties van [eisers];
- de mondelinge behandeling op 24 maart 2025;
- de pleitnota van [eisers], waarbij [eisers] hun eis hebben verminderd;
- de pleitnota van DCTR c.s., met een productie.
legal opinionover wat naar Turks recht geldt. DCTR c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen indiening van dat processtuk. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het stuk minder dan 24 uur vóór de zitting is ingediend. [eisers] hadden de betreffende productie eerder kunnen en moeten indienen, zeker in het licht van de overweging in r.o. 3.3.7. van het tussenvonnis dat toepasselijkheid van Turks recht voor de hand ligt. Op basis daarvan heeft de voorzieningenrechter op de voet van artikel 3.18 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken beslist dat productie 20 buiten beschouwing wordt gelaten en uit het digitale dossier wordt verwijderd. Daarnaast wordt geen acht geslagen op alle passages in de pleitnota van [eisers] die verwijzen naar productie 20.
2.De feiten
loan and restructuring agreement(hierna: de LRA), waarbij bestaande bancaire leningen aan [naam bedrijf] en andere vennootschappen van [eiser 1] en [naam] zijn aangepast;
shareholders agreement(hierna: de SHA) tussen [eiser 1], [naam] en Yamma;
share pledge and usufruct agreement(hierna: de SPUA), waarbij [eiser 1] en [naam] een (tweederangs) pandrecht en recht van vruchtgebruik vestigden op hun aandelen in [naam bedrijf] als zekerheid voor bepaalde verplichtingen onder de LRA.
deed of adherenceondertekend, waarin zij verklaart als aandeelhouder van [naam bedrijf] de voorwaarden van de SHA na te leven.
compulsory sale process. Yamma heeft hierop in mei 2023 een beroep gedaan met een kennisgeving van het proces van gedwongen verkoop. Dit verkoopproces is niet afgerond. Partijen zijn verwikkeld in een geschil over de wijze waarop Yamma het verkoopproces heeft geïnitieerd en de bepaling van de verkoopprijs van de aandelen. Op 10 november 2024 heeft [eiser 1] in verband daarmee een arbitrageprocedure tegen Yamma aanhangig gemaakt bij het ICC in Zwitserland conform de arbitrageclausule in artikel 15 van de SHA.
order on interim measuresvan 11 december 2024. Op 6 februari 2025 heeft [eiser 1] de arbiters verzocht om deze beslissing te heroverwegen. Daarop is nog niet beslist.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid voorzieningenrechter
Arbitration:
deed of adherence, verbonden om de bepalingen in de SHA na te leven.
deed of adherencestaat:
deed of adherence, Turks recht van toepassing is op hun geschil.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)