ECLI:NL:RBROT:2025:4317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
10-283926-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne en metamfetamine en eenvoudig witwassen

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 70 kilogram cocaïne en 1,2 kilogram metamfetamine, alsook van eenvoudig witwassen. De verdachte, geboren in 1985 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. R. Haze. De officier van justitie, mr. M. van Heemst, eiste een gevangenisstraf van 50 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van 30 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 27.950,-, dat hij had ontvangen voor het bewaren van de verdovende middelen. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte op 3 september 2024, samen met anderen, opzettelijk aanwezig had gehad van de genoemde hoeveelheden drugs en dat hij wist dat het geldbedrag afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldenlast en het overlijden van zijn moeder. De rechtbank verklaarde het geldbedrag van € 27.950,- verbeurd, maar sprak de verdachte vrij van het witwassen van andere in beslag genomen geldbedragen van € 3.000,- en € 740,-. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-283926-24
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[PI] ,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. van Heemst, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen van in totaal € 31.690,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 1 zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
In de woning van de verdachte zijn op drie plekken geldbiljetten aangetroffen, op dezelfde manier verpakt, tot een totaal bedrag van € 31.690,-. Het voorhanden hebben van contante geldbedragen van een dergelijke omvang, die niet terug zijn te voeren op een aantoonbare bron van inkomsten, roepen vermoedens van witwassen op. Een financieel onderzoek naar de verdachte leverde op dat zijn inkomsten en opnames in een jaar tijd de aanwezigheid van het bedrag van € 31.690,- niet kunnen verklaren. De verklaring van de verdachte op zitting, dat hij het geld van zijn uitkering heeft gespaard dan wel heeft gewonnen met gokken, is oncontroleerbaar.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 27.950,- en licht dat als volgt toe.
Vast staat dat op drie plekken in de woning van de verdachte contant geld is aangetroffen. In de woonkamer in een rugtas is € 27.950,- aangetroffen in diverse coupures. In de slaapkamer is onder het bed € 3.000,- en in een dressoir is € 740,- aangetroffen, in beide gevallen in coupures van 10 eurobiljetten. De verdachte heeft verklaard dat hij voor het bewaren van de verdovende middelen in zijn woning een geldbedrag van € 50.000,- zou ontvangen en dat deze vergoeding zich in een zwarte rugtas in de woonkamer bevond, maar dat hij het bedrag niet had geteld en dus niet wist hoeveel geld er precies in de tas zat. Op grond hiervan komt de rechtbank tot het oordeel dat het geldbedrag dat daadwerkelijk in de rugtas in de woonkamer is aangetroffen, de € 27.950,-, onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf; het medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne en metamfetamine.
Dat ligt anders voor de in de slaapkamer aangetroffen geldbedragen van € 3.000,- en
€ 740,-. Vast staat dat de geldbedragen in een andere ruimte van de woning lagen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat in de politieverhoren in de vraagstelling aan de verdachte geen onderscheid is gemaakt tussen de geldbedragen die op verschillende plekken in de woning zijn aangetroffen en dat de verdachte enkel een verklaring heeft afgelegd over het geldbedrag dat in de rugtas in de woonkamer is aangetroffen. Daarbij constateert de rechtbank – anders dan de officier van justitie – dat de geldbedragen niet op dezelfde wijze zijn verpakt, omdat er, anders dan bij de € 27.950,-, geen dubbelgevouwen briefje is gebruikt. Het gebruik van een elastiek is te algemeen om die conclusie te kunnen trekken. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet zonder meer is vast te stellen dat de geldbedragen van € 3.000,- en € 740,- onderdeel zijn geweest van het grote geldbedrag uit de rugzak. Het dossier bevat geen verdere feiten en omstandigheden die een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van deze geldbedragen opleveren. Bovendien heeft de verdachte op de zitting verklaard dat hij de in de slaapkamer aangetroffen geldbedragen heeft verkregen door zijn gokactiviteiten bij Toto en dat hij dit geld gedurende een langere periode voor zijn kinderen heeft gespaard, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank op voorhand niet volstrekt onaannemelijk is. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het witwassen van de geldbedragen van € 3.000,- en € 740,-.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 3 september 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
70336,5 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne en 1237 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde cocaïne en metamfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
2
hij op 3 september 2024, te [plaats] een geldbedrag van
27.950,-euro, ,
- heeft verworven
envoorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat
geldbedrag- onmiddellijk -
afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
eenvoudig witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen ruim 70 kilogram cocaïne en 1,2 kilogram metamfetamine in zijn woning aanwezig gehad. Daarnaast heeft de verdachte het geldbedrag van € 27.950,- dat hij hiervoor had ontvangen, aanwezig gehad in zijn woning. Daarmee heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen. Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door de verspreiding en het gebruik van harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Bovendien leidt de handel in en het gebruik van harddrugs veelal tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hier indirect aan bijgedragen. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormt daarmee een bedreiging van de legale economie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 februari 2025 blijkt dat de verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Besprokene ter terechtzitting
De verdachte is in 2009 naar Nederland gekomen. De verdachte ontving ten tijde van zijn aanhouding een bijstandsuitkering en werkte parttime als verkeersregelaar. Hij heeft een schuld van in totaal € 74.000,-, staat dientengevolge onder bewind en ontvangt wekelijks leefgeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte verkeerde ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een kwetsbare positie doordat hij een grote schuldenlast had en zijn moeder kort daarvoor was overleden. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte direct verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen door bij de politie openheid van zaken te geven, ook al staat vast dat hij zeker niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. De rechtbank maakt uit het dossier en het besprokene ter zitting op dat de verdachte doordrongen is van de ernst van zijn handelen en veel spijt heeft van de verkeerde keuzes die hij heeft gemaakt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de in beslag genomen contante geldbedragen van in totaal
€ 31.690,- moeten worden verbeurd verklaard.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 27.950,- zal worden verbeurd verklaard. Het geldbedrag behoort aan de verdachte toe, het is door middel van het strafbare feit onder 1 verkregen en het onder 2 bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van de in beslag genomen geldbedragen van € 3.000,- en € 740,-, zal ten aanzien van deze bedragen een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
27950 EUR ( [code 1] );
- gelast de teruggave aan verdachte van:
3000 EUR ( [code 2] );
740 EUR ( [code 3] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 5 maart 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 september 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 70336,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 1237 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde cocaïne en/of metamfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 3 september 2024, te [plaats] (van) een geldbedrag van (in
totaal) 31.690,00 euro, althans enig geldbedrag,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat geldbedrag
was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.